Een robot in de klas biedt voordelen bij het leren van een tweede taal. Zo kunnen kinderen extra oefenen in een taal naar keuze en op hun eigen niveau. Maar voorlopig is deze taak voor de robot nog te complex. Dit concludeert Rianne van den Berghe, die er onlangs op promoveerde aan de Universiteit Utrecht.
Het was een beetje een tegenvaller, vertelt Van den Berghe, toen bij aanvang van haar onderzoek bleek dat robot Robin nog zoveel gebreken had. Het idee was dat de kleuters in haar experimenten op een speelse manier Engelse woordjes zouden leren samen met een robotvriendje. Juist de fysieke aanwezigheid van een robot zou allerlei voordelen bieden boven een tablet, die nu al veel gebruikt wordt als hulpmiddel in de klas. “Bij het leren van taal aan jonge kinderen wordt veel gewezen en benoemd. Dat wilden we de robot laten doen, maar die kon nog helemaal geen voorwerpen herkennen of vasthouden.”
Ook de spraakherkenning van de robot werkte nog niet goed. Die systemen zijn vooral getraind op volwassen stemmen en ook nog eens meer op mannen dan op vrouwen. “Hoge kinderstemmetjes die grammaticaal nog niet helemaal kloppen, zijn daarom nogal een uitdaging”, zegt de kersverse doctor. Daarom werkte de robot uiteindelijk zonder spraakherkenning. De robot werd gekoppeld aan een tablet en reageerde op de taakjes die de kinderen uitvoerden op de tablet.
Stuk plastic of een maatje
Haar onderzoek maakte deel uit van een groter Europees project waar de Universiteit Utrecht en Universiteit van Tilburg bij zijn aangesloten. In Nederland werden 193 eentalige Nederlandse kinderen getest van vijf en zes jaar oud. Ze kregen ieder zeven taallesjes met robot Robin, verspreid over drie à vier weken. Van den Berghe keek specifiek naar individuele verschillen tussen de proefpersoontjes, en die waren groot. Zo waren er al grote onderlinge verschillen in de manier waarop ze reageerden op Robin. “Sommigen zagen hem vooral als een stuk plastic of speelgoed, anderen zagen in Robin echt een soort maatje.”
Wat het contact wel bemoeilijkte was dat Robin geen spraakherkenning had. “Ik heb bijvoorbeeld een keer een kind gehad dat net jarig was geweest en daarover enthousiast vertelde tegen Robin de robot. Maar die reageerde vervolgens helemaal niet, dus dat was niet zo leuk.”
Bij het leren van de Engelse woordjes hadden vooral de kleuters die al wat beter waren in taal baat bij de robot. Die waren bijvoorbeeld goed in staat hun aandacht te focussen, waren goed in het onthouden van klanken om ze daarna zelf te produceren en hadden een grotere Nederlandse woordenschat. “Deze kinderen slaan woordjes in hun eerste taal ook al beter op en hebben een goed geheugen voor onbekende klanken”, aldus de onderzoeker.
Geen bewegende mond
Dat juist de kinderen die goed zijn in taal profiteerden, komt waarschijnlijk doordat de robot zelf nog zoveel moeite heeft met communiceren. Op dit moment is het dus eerder een uitdaging om hem te begrijpen. Niet alleen de handgebaren die de robot maakt zijn nog vrij onnatuurlijk, maar ook zijn spraak klinkt kunstmatig: “De intonatie van Robin klopt nog niet helemaal en hij heeft geen bewegende mond, dus je kunt niet naar de lippen kijken. Dat is lastig als je een tweede taal leert.”
Uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat juist ook de minder goede taalleerders steun ondervinden van een robot, zegt Van den Berghe. “We hebben nu gefocust op kleuters die Engels gingen leren, maar we hebben bijvoorbeeld ook een onderzoek gedaan met kinderen die Turkse ouders hebben en waar thuis Turks wordt gesproken, en die Nederlands leerden met de robot. Juist voor kinderen met een migratieachtergrond zou het mooi zijn om zo’n robot in de klas te hebben, want de leraren kunnen lang niet altijd de eerste taal van het kind spreken. En als je dan een robot hebt die dat wel kan en meteen een kind kan helpen om de nieuwe taal te leren, biedt dat grote voordelen.”
Toegevoegde waarde
Maar eerst moet de robot dus zelf beter worden in het herkennen en produceren van begrijpelijke taal. Wetenschappers zijn wel bezig met het ontwikkelen van spraakherkenning voor kindertaal, weet de onderzoeker, maar dat gaat niet zo snel. Toch ziet ze wel een toename van robots in het onderwijs. Die worden nu bijvoorbeeld ingezet in de programmeerles: kinderen leren dan om een robot te laten bewegen met commando’s in programmeertaal. “Daarvoor hoeven robots nog niet zoveel te kunnen. Het leren van taal is heel complex, en dat vraagt op dit moment nog te veel van robots.”
Als alle technische hindernissen genomen zijn, zullen ze dan ook wel ingezet worden als ondersteuning in het talenonderwijs. Niet als vervanging van de leerkracht, benadrukt Van den Berghe, maar als extra middel. Waarschijnlijk gaat het net als met de tablet: “Daarbij zag je dat het even een hype werd, maar dat het daarna ook weer wat werd teruggedraaid. Je moet goed kijken in welke situatie een robot echt een toegevoegde waarde heeft.”