Naar de content

'Corona heeft het verspreiden van kennis een boost gegeven'

Interview met kinderarts-epidemioloog Patricia Bruijning

Een groep mensen die op een zonnige dag in een park zitten.
Een groep mensen die op een zonnige dag in een park zitten.
Flickr.com, Roel Wijnants via CC BY-NC 2.0

Door de uitbraak van corona hebben epidemiologen een omslag moeten maken in hun onderzoek. Veel onderwerpen zijn geweken voor studies naar dit nieuwe virus. Zo ook bij kinderarts-epidemioloog Patricia Bruijning. NEMO Kennislink ging met haar in gesprek over het nut van de wetenschap bij het beteugelen van de uitbraak.

Patricia Bruijning werkt op dit moment in een sneltreinvaart die bijna niet bij te houden is. Ze doet onderzoek naar het coronavirus, adviseert kinderartsen op praktische punten over te nemen maatregelen en verschijnt regelmatig in de media om tekst en uitleg te geven.

Haar leven is op dit moment een stuk hectischer dan een half jaar geleden. Ze deed de afgelopen jaren veel onderzoek naar het rotavirus (een belangrijke veroorzaker van diarree en braken bij kleine kinderen) en opkomende infecties zoals dengue en zika. Ze bekeek met name hoe de verspreiding van zulke infecties verloopt, welke rol kinderen daarbij spelen en hoe vaccinaties de verspreiding kunnen remmen. Bruijning: “Een belangrijk verschil tussen corona en andere infectieziekten is dat kinderen nu niet de motor van verspreiding lijken te zijn. Juist daarom is dit virus interessant en moeten we er onderzoek naar doen.”

Corona is een nieuw virus en in het begin van de epidemie was er nog weinig kennis. Wat kun je dan aan kinderartsen adviseren?

“Dat klopt, we weten nog steeds heel veel niet. Ineens hadden we een probleem en niemand wist precies hoe groot het risico zou zijn. We adviseren kinderartsen met name over heel praktische zaken. Bijvoorbeeld over het gebruik van beschermingsmiddelen als je een ziek kind onderzoekt. Als een kind tot en met 12 jaar geen covid-achtige klachten heeft, zijn basishygiënemaatregelen voldoende. We maken deze adviezen vooral zodat niet elk ziekenhuis en iedere kinderarts het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.”

Etnoloog Peter Jan Margry stelde de volgende vraag: Normaal gesproken heb je als wetenschapper veel tijd om dingen uit te proberen. Nu moet er veel geïmproviseerd of op korte termijn besloten worden. Hoe kan je naast het vele praktische werk dat nu vereist wordt, ook nog nieuwe ontwikkelingen bijhouden en een scheiding maken tussen relevant en irrelevant nieuws? En hoe krijg je als individueel onderzoeker zicht op het geheel?

“Dat is inderdaad wel een uitdaging. Ik zie dat ook echt als teamwerk. De belangrijkste ontwikkelingen volgt iedereen, maar al mijn collega’s hebben hun eigen expertisegebied dat ze intensiever volgen. We attenderen elkaar op artikelen die we tegenkomen en kunnen elkaar zo scherp houden.”

“Ik houd mij vooral bezig met publicaties op het gebied van transmissie; wie infecteert wie en hoe gaat dat precies in zijn werk? Soms neem ik de tijd om er even voor te gaan zitten en dan zoek ik in de wetenschappelijke databases naar nieuwe onderzoeken. Ook volg ik veel internationale, wetenschappelijk gerichte media. Dat is erg nuttig omdat die al een selectie hebben gemaakt van alle beschikbare publicaties. Ik lees het nieuwsartikel en ga daarna vaak terug naar het onderzoeksartikel om mijn eigen interpretatie los te kunnen laten op de data.”

Onderzoek naar corona is veelal niet verstopt achter een betaalmuur, maar vrij toegankelijk voor iedereen. Dit principe heet open access.

Wikimedia Commons, MikeAMorrison via CC BY-SA 4.0

Er is niet alleen veel onderzoek. Vakbladen publiceren studies over corona ook veel sneller dan normaal. En iedereen kan die kennis lezen. Is dat een goede ontwikkeling of kleven er ook nadelen aan?

“Dat is zeker een goede ontwikkeling. Sterker nog, wetenschappers zijn er al veel langer mee bezig om kennis op grotere schaal snel en vrij toegankelijk te maken. Voor de corona-uitbraak zat er een enorme vertraging tussen het aanleveren van de data bij een vaktijdschrift en publicatie. Het peerreview-proces (waarbij wetenschappers elkaars stukken bekijken en becommentariëren, red.) kon makkelijk zes maanden tot een jaar in beslag nemen. Nu lukt dat vaak binnen enkele weken.”

“Maar niet alleen de vaktijdschriften werken sneller. Ook onderzoekers schrijven hun resultaten sneller op en delen die vaak al voor publicatie via pre-printservers. Die artikelen hebben nog geen peerreview ondergaan, maar zijn wel door iedereen te lezen. Het gevaar daarvan is dat het moeilijker wordt om het kaf van het koren te scheiden. Daar heb je wel echt vakkennis voor nodig.”

“De corona-epidemie heeft het verspreiden van kennis een enorme boost gegeven. Wetenschappelijke artikelen over corona staan niet achter een betaalmuur, maar zijn vrij toegankelijk voor iedereen. Wat mij betreft blijft dit zo. En niet alleen binnen de epidemiologie, maar ook in andere wetenschapsgebieden.”

In hoeverre dragen nieuwe wetenschappelijke inzichten bij aan de maatregelen die het kabinet neemt?

“Door de boel helemaal op slot te gooien, kun je de verspreiding van het virus remmen. Dat werkt, dat hebben we de afgelopen maanden gezien. Nu moeten we gaan kijken naar wat wel kan en wat niet kan. We zoeken steeds naar de minimale set maatregelen die nodig is om het virus onder controle te houden. Daarin moeten we continu bijsturen en dat zal ook nog wel een tijdje zo doorgaan.”

“Ik ben zelf bezig met onderzoek onder gezinnen met een vastgestelde coronabesmetting. Die volgen we intensief en we kijken wat er gebeurt. Bij wie zorgt een infectie wel voor klachten en bij wie niet? Hoe vaak raken kinderen besmet en geven ze het virus ook door? Tot nu toe lijken kinderen niet de motor achter verspreiding te zijn. Kinderen kunnen wel besmet raken en kunnen ook anderen besmetten maar volwassenen spelen een veel grotere rol bij de verspreiding van corona. We blijven dit wel in de gaten houden. We willen bijvoorbeeld graag weten of de rol van kinderen in de verspreiding verandert als ze straks weer volledig naar school gaan.”

Kinderen hoeven geen anderhalve meter afstand tot elkaar te houden, maar wel tot volwassenen. Bijvoorbeeld bij het sporten, op school of in winkels. Dat lijkt me verwarrend en ook niet altijd haalbaar. Kan dat niet anders?

“Dat is ook niet altijd haalbaar. Als een kind valt op het schoolplein en een tand door de lip heeft, moet je er als juf of meester toch naartoe. Houd ‘zoveel als mogelijk’ anderhalve meter afstand lijkt mij een goed uitgangspunt.”

“Naarmate we meer weten, zullen de maatregelen steeds specifieker worden. Ik kan me ook voorstellen dat we die anderhalve meter afstand steeds verder verfijnen. Dan hoef je misschien niet meer altijd, overal anderhalve meter afstand te houden, maar alleen in bepaalde omstandigheden. Zover is het nu nog niet. We moeten dit echt stapje voor stapje doen.”

De anderhalvemeterregel geldt nu nog overal. Wellicht kan dat in de toekomst anders.

Wikimedia Commons, Mx Lucy via CC BY-SA 4.0

Door de corona-maatregelen ontstaat ook een vorm van ongelijkheid. Niet alle groepen hebben evenveel vrijheid. Er lijkt een tweedeling te ontstaan. Aan de ene kant zijn er mensen die het liefst zo snel mogelijk terug willen naar normaal en aan de andere kant zijn er mensen die geen risico’s willen nemen. Hoe moet je daarmee omgaan en hoe zorg je ervoor dat mensen toch bereid zijn zich aan de maatregelen te blijven houden?

“Ik denk niet dat er echt sprake is van een tweedeling. Het is eerder een spectrum, waarbij de meeste mensen ergens in het midden zitten. Maar die hoor en zie je niet in de media.”

“Door al het onderzoek dat op dit moment plaatsvindt, snappen we steeds beter hoe het coronavirus werkt. We kunnen daardoor ook steeds beter inschatten wat het effect van een bepaalde maatregel zal zijn en waar de risico’s liggen. Met behulp van de wetenschap kunnen we gaan duiden en uitleggen waarom bepaalde versoepelingen weinig risicovol zijn. Wij leveren de kennis aan om te kunnen bepalen welke maatregelen wel bijdragen aan het remmen van de epidemie en welke juist niet.”

“Kennis vormt natuurlijk nooit het hele plaatje. Er spelen ook andere, soms tegenstrijdige, belangen. Welke maatregelen er uiteindelijk versoepeld worden is een politieke afweging. Dat is niet mijn terrein gelukkig, want ik zou dat heel ingewikkeld vinden.”

Coronadenktank

Dit is de vijfde aflevering van de reeks ‘’. We spreken experts uit verschillende wetenschappelijke disciplines over de coronacrisis. Elk interview eindigt met een vraag aan iemand uit een totaal andere discipline. Deze gesprekken vormen een eerste aanzet voor de multidisciplinaire coronadenktank die NEMO Kennislink momenteel organiseert. Ga naar de denktank.
De volgende die voor de Coronadenktank wordt geïnterviewd is Marc Slors. Hij is hoogleraar cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit. Patricia Bruijning stelt hem deze vragen:

Wetenschappers hebben te maken met voortschrijdend inzicht. We zien steeds beter wat wel en niet kan. En we verwachten dat de samenleving daar maar in meebeweegt. Maar ik kan me voorstellen dat dat voor veel mensen lastig is, omdat het soms tegenstrijdige signalen geeft. Kinderen mogen weer naar de basisschool, maar we adviseren nog steeds om niet op bezoek te gaan bij de grootouders. Hoe zorgen we dat mensen meebewegen met onze steeds veranderende boodschappen en maatregelen? Hoe leren we ons brein hiermee om te gaan in deze unieke tijden?

Hoe voorkom je dat mensen, wanneer ze de urgentie niet meer voelen (omdat het aantal besmettingen heel laag is, zoals nu het geval is), zich toch aan de noodzakelijke maatregelen blijven houden? Welke technieken zijn er om ervoor te zorgen dat mensen zich aan de regels blijven houden, ook als het gevoel van urgentie verdwenen is?

Lees het antwoord van Marc Slors

ReactiesReageer