Naar de content

Wat gaat het allemaal snel, toch!?

Sanne Boekel voor NEMO Kennislink

Technologische ontwikkelingen volgen zich in een steeds rapper tempo op. Sommige mensen verlangen naar de tijd dat het langzamer ging. Toch blijkt dat mensen nieuwe technologie in feite al eeuwen niet meer bijbenen.

De koeien gaven alleen nog maar zure melk en de kippen legden geen eieren meer als de trein voorbij reed. Bovendien zouden de hoge snelheden voor treinpassagiers helemaal niet gezond zijn. Hoewel de eerste passagierstreinen tussen Amsterdam en Haarlem in 1839 maximaal 40 km/h reden, vond menigeen dit veel te snel. Niet iedereen verwelkomde de lawaaiige machines die door het landschap stoomden. Er deden allerlei spookverhalen de ronde over de eerste treinen die in het midden van de negentiende eeuw overal in Europa begonnen te rijden.

Inwijding van station d’Eenhonderd Roe bij Amsterdam op vrijdag 19 september 1839. Hier reed de eerste trein van het land.

Wikimedia commons, Jean François Michel Mourot/Desguerrois en Co. via publiek domein

Ondanks de aanvankelijke bedenkingen werd de trein een succes. Er was veel animo voor reizen per spoor, en er ontstonden een aantal succesvolle particuliere en door de staat aangelegde verbindingen in Nederland. Die zouden uitgroeien tot een nationaal spoornetwerk, dat de aandrijver werd voor de industrialisatie in het hele land. Rond 1900 was de trein het belangrijkste vervoersmiddel in het land.

Verzet tegen nieuwe technologie is van alle tijden. In de negentiende eeuw vernielden de luddieten in Engeland al weefgetouwen uit angst geen werk meer te hebben, al jaren waarschuwen experts over de grote hoeveelheid banen die er door de komst van robots op de tocht staan en onlangs was er een oproep van techprominenten om de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie te pauzeren.

Waarom zijn we bang voor innovaties die uiteindelijk hun weg wel blijken te vinden in de maatschappij? Zijn we gedoemd om tot in de eeuwigheid ingehaald te worden door de tijd?

Iedere generatie voelt zich speciaal

De weerstand tegen de trein hierboven klinkt inmiddels vrij absurd, maar is goed te verklaren volgens Erik van der Vleuten, hoogleraar techniekgeschiedenis van de Technische Universiteit Eindhoven. “Tot dan toe hadden mensen een sterke relatie met hun lokale omgeving, ze kenden bij wijze van spreken iedere kuil en iedere hobbel in het landschap. Die ‘connectie’ met de ondergrond verdween snel toen treinen begonnen te rijden. De lokale ervaring werd ingewisseld voor die van een reiziger door het landschap. Daarnaast gingen ruimte en tijd in zekere zin een beetje verloren doordat verre plekken opeens in verbindingen stonden met elkaar.”

Het gevoel van onbehagen verdwijnt niet als de trein ingeburgerd raakt. De transportrevolutie dendert voort aan het begin van de twintigste eeuw. Auto’s rollen van de lopende band, zeppelins beginnen te vliegen, het intercontinentale verkeer per boot neemt toe en luchtvaartpioniers maakten steeds langere vluchten. Daarnaast is er op steeds meer plekken een telefoon en de wetenschap ontwikkelt zich stormachtig. Het is een spannende, dynamische maar ook onzekere en vervreemdende tijd.

Nikola Tesla doet in 1899 in zijn laboratorium experimenten met elektriciteit.

Dickenson V. Alley via publiek domein

In feite rolt de technologische en wetenschappelijke vooruitgang zo maar door, zonder dat je daar als individu wezenlijke invloed op lijkt te hebben. Dat maakt dat vrijwel iedere generatie voelt dat ze veel veranderingen meemaakt. “In de recente geschiedenis ervaren mensen continu dat hun tijd sneller, moderner en geavanceerder is dan de vorige periode”, zegt Van der Vleuten. “Je hebt het gevoel dat je in een uniek tijdperk leeft. Het draait steeds om andere technologieën, maar als je de sentimenten bekijkt dan zie je veel overeenkomsten. Bijvoorbeeld waarschuwingen dat niet iedereen profiteert van zo’n nieuwe uitvinding. Dat is best verrassend. Wat we nu ervaren bij bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie hebben mensen in de negentiende eeuw al ervaren met de trein.”

De sentimenten zijn overigens gemengd van aard. Naast sceptisch zijn mensen vaak mateloos enthousiast. De opkomst van het internet leidde eind jaren negentig tot een buitensporige waardering van alle bedrijven die ‘iets’ met internet deden (en overigens daarna een enorme beurskrach). Bij de opkomst van massamedia zoals radio en tv in de twintigste eeuw vermoedden enthousiastelingen dat het de potentie had om wereldwijd oorlog uit te roeien. Niemand zou het nog in zijn hoofd halen een gewapend conflict te beginnen als de wereld meekijkt. Sceptici zagen in de massamedia juist een krachtig middel voor dictators om hun volk te beïnvloeden.

Herhalend repertoire

Recenter speelt de opkomst van kunstmatige intelligentie die inmiddels op commando vloeiende en coherent lijkende teksten produceert en geweldige plaatjes maakt. Het is een van de laatste digitaliserings- en automatiseringsgolven. Het internet, computers, telefoons, het internet of things is een bonte verzameling van ontwikkelingen die de manier van informatieverwerking radicaal veranderen. Al in de jaren tachtig verschenen er rapporten die waarschuwden voor grote werkloosheid door automatisering. En in de jaren negentig wezen experts op het ontstaan van een mogelijke een tweedeling in de maatschappij, zegt Van der Vleuten. “Dat ging over wie er wel en wie er niet toegang had tot deze technologie. Degene die dat niet heeft staat op een achterstand, of kan zelfs niet meer meedoen in de maatschappij”, zegt hij. “Die discussie is nooit weggegaan. De paradox is dat iedereen nu internet heeft, en dat er toch veel ongelijkheid is op basis van digitale vaardigheden.” Als voorbeelden noemt hij dat het steeds moeilijker is om cash te betalen, dat actuele treininfo alleen nog maar ‘in de app’ te vinden is en dat het duurder is om een vliegticket te boeken als je niet weet hoe dat digitaal moet.

Zorgen over een tweedeling van de technologische haves en have nots speelden bijvoorbeeld al bij de aanleg van de eerste spoorwegen. Dorpen aan een spoorweg profiteerden ervan, het bracht bedrijvigheid en trok mensen aan. Een buurdorp zonder station bleef minder goed bereikbaar. “Precies hetzelfde gebeurde bij de introductie van elektriciteit en telefoon. Steeds weer kregen sommige mensen het gevoel een soort tweederangsburger te zijn omdat ze geen toegang hadden tot een bepaalde technologie”, zegt Van der Vleuten.

Van nature conservatief?

Is het verzet tegen nieuwe technologie ingebakken conservatisme van de mens die liever alles bij het oude houdt? Volgens Jeroen van Dongen ligt het genuanceerder. Hij is hoogleraar wetenschapsgeschiedenis van de Universiteit van Amsterdam. Er kunnen veel verschillende redenen zijn om tégen een bepaalde technologie te zijn. “Mensen kunnen wijzen op onmenselijke aspecten van innovatie, zoals het gebruik van algoritmes door de overheid dat tot discriminatie kan leiden”, zegt hij. “Het kan voortkomen vanuit maatschappijkritiek, bijvoorbeeld op de manier waarop de technologie georganiseerd is. Een groot deel van de internetinfrastructuur is in handen van een handjevol machtige Amerikaanse bedrijven. Maar waarom zou Amazon geen nutsbedrijf zijn?”

Technologie toe-eigenen

Misschien vermoed je dat het vooral ouderen zijn die niet meer meekomen met hun tijd en neerkijken op de jongere generatie die wél gebruikmaakt van de nieuwe technologie. Maar het ligt genuanceerder. Sommige ouderen lukt het prima om mee te gaan met de tijd – denk aan de druk internettende en videobellende 93-jarige Cees die NEMO Kennislink in 2021 interviewde. Andere mensen hebben al op jonge leeftijd moeite met verandering.

Een telefooncentrale waar telefoontjes met de hand doorgeschakeld werden.

Tropenmuseum, wikimedia commons.

Bij dat toe-eigenenen van technologie wordt het voor de innovatiewetenschap pas interessant, zegt Van der Vleuten. Veel innovaties worden namelijk net wat anders ingezet dan de bedenker ervan bedoelde, als de uitvinder daar überhaupt een idee bij had. Van der Vleuten noemt campagnes aan het begin van de 20e eeuw die mensen moesten ontmoedigen om niet zoveel te kletsen aan de telefoon. Het kersverse telefoonnetwerk raakte overbelast van al dat keuvelende volk. Ook de auto was in eerste instantie niet een transportmiddel voor de hele familie. Men zag het vooral als een ‘avonturenmachine’ waarmee je de stad ontvluchtte. En ging het apparaat onderweg kapot, dan was het de charme dat je het ding ter plekke zélf weer aan de praat kreeg.

Toe-eigening van technologie is belangrijk, voor álle groepen in de samenleving, zegt Van der Vleuten. “Ook de groepen die doorgaans niet vooroplopen in het gebruik van nieuwe technologie, zoals ouderen en mensen met een migratieachtergrond, moeten er voordeel uit kunnen halen. Als té veel mensen daar niet in slagen dan groeit de weerstand tegen zo’n technologie.”

Geobsedeerd door het nieuwe

Laten we de vraag omdraaien: gaat het ooit níet snel? Is er altijd een groep mensen die niet meer meekomt? Het is allemaal een kwestie van perspectief. Van der Vleuten noemt bijvoorbeeld toekomstschetsen uit de jaren dertig van de vorige eeuw, sciencefiction die vol staat met vliegende auto’s en mensen die met raketten van planeet naar planeet schieten. Het bleek allemaal niet zo vlot te gaan, want nog steeds rijden we – net als toen – op vier wielen, en verder dan de maan zijn mensen nog niet geweest. Het internet als ‘moderne’ vitale infrastructuur rust op technologische fundamenten uit de jaren zestig. Zo gezien kun je zeggen dat het juist best langzaam gaat.

“Kijk om je heen en je ziet vooral oude technologie”, zegt Van der Vleuten. “Er zijn auto’s, treinen, telefoons en het internet. We wonen in huizen van tientallen of zelfs honderden jaar oud. En dat terwijl het debat altijd gaat over het nieuwe. We zijn in die zin geobsedeerd door alles wat nieuw is.”