Naar de content

Zijn alle embryo's potentiële mensen?

Verwarrende begrippen in het embryo-debat: ‘Potentialiteit’

Stijn Schreven

In het complexe debat over embryo’s komt vaak het woord ‘potentialiteit’ naar voren. Maar wat betekent dit eigenlijk, en waarom is het zo belangrijk?

Zou je bereid zijn een plukje haar af te staan voor wetenschappelijk onderzoek? Of een buisje bloed? En wat als het gaat om het afstaan van een embryo? De kans is groot dat je verschillende antwoorden hebt op deze vragen. Er is namelijk een verschil tussen haar-, huid- of bloedcellen en embryo’s. Maar waar zit dat verschil dan precies in?

Volgens ethicus Ana Pereira Daoud (Universiteit Maastricht) heeft het antwoord op die vraag meestal te maken met het begrip ‘potentialiteit’. “Potentialiteit betekent in de context van embryo-onderzoek dat een embryo het vermogen heeft om uit te groeien tot een mens”, vertelt Pereira Daoud. “Daarom vinden veel mensen dat we embryo’s anders moeten behandelen dan lichaamscellen zoals huid- of bloedcellen.”

Het begrip ‘potentialiteit’ werd al gebruikt door de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.). Hij maakte onderscheid tussen ‘actief potentieel’ en ‘passief potentieel’. Actief potentieel verwijst naar het intrinsieke vermogen van een object om zich te ontwikkelen, zoals een eikel die kan uitgroeien tot een eikenboom onder de juiste omstandigheden. Passief potentieel daarentegen ligt niet in het wezen van het object zelf, maar in de omgeving, zoals klei die verschillende vormen kan aannemen door de intenties en acties van een beeldhouwer.

Het concept van potentialiteit begon zich toe te spitsen op embryo’s door de opkomst van kunstmatige bevruchting (ivf). Voor die tijd werd een embryo niet buiten het menselijk lichaam gezien. Door ivf ontstond de vraag welk potentieel zo’n embryo in een petrischaaltje bezit. Daarover lopen de meningen uiteen, zegt Pereira Daoud: “Sommigen beweren dat een embryo in een petrischaaltje geen potentieel heeft, omdat het in zo’n schaaltje nooit kan uitgroeien tot een mens. Anderen stellen juist dat zo’n embryo wel ‘actief potentieel’ bezit om een mens te worden, maar dat dit vermogen gefrustreerd wordt omdat de omstandigheden niet gunstig zijn om dit potentieel te verwezenlijken.”

Filosofen versus biologen

Wat we precies verstaan onder ‘de potentie om uit te groeien tot een mens’ is dus helemaal niet zo duidelijk. Pereira Daoud: “Toen ik als filosoof in gesprek ging met biologen, merkte ik dat we het begrip ‘potentieel’ op een totaal andere manier gebruiken. Veel biologen gebruiken die term om te verwijzen naar een mogelijkheid of waarschijnlijkheid.”

Portretfoto van Ana Pereira Daoud.

Ethicus Ana Pereira Daoud: “Toen ik in gesprek ging met biologen, merkte ik dat we het begrip ‘potentieel’ op een totaal andere manier gebruiken.”

via Ana Pereira Daoud

Met ‘potentialiteit als mogelijkheid’ wordt bedoeld dat het embryo de potentie heeft om zich tot een mens te ontwikkelen, maar het kan bijvoorbeeld ook een tumor worden; het is niet per se voorbestemd om een mens te worden. Een vergelijkbare benadering is die van waarschijnlijkheid, waarin ook wordt gesteld dat het uiteindelijke potentieel afhankelijk is van externe factoren. Binnen deze benadering wordt aangenomen dat bepaalde potenties waarschijnlijker zijn naarmate het embryo zich verder ontwikkelt. Een embryo in het zygotestadium heeft bijvoorbeeld minder kans om een mens te worden dan een foetus. Naarmate de kans groter wordt dat het embryo zich ontwikkelt tot een mens, verdient het embryo meer bescherming.

Dit verschilt van het potentieel waar ethici en filosofen vaak naar verwijzen en waar mensen intuïtief op wijzen, zegt Pereira Daoud. “Veel mensen hebben het gevoel dat menselijke embryo’s intrinsiek anders zijn dan andere menselijke cellen. Voor deze mensen maakt het niet uit of er daadwerkelijk een mens uit gaat komen. Het ‘actieve potentieel’ staat los van de uiteindelijke uitkomst, omdat het potentieel inherent aanwezig is in het embryo zelf.”

Deze verschillende interpretaties hebben consequenties voor wet- en regelgeving rondom embryo-onderzoek. Als het vermogen om mens te worden wordt gezien als iets dat buiten het embryo plaatsvindt, draait de morele afweging vooral om de omstandigheden waarin het embryo wordt gehouden en de bedoelingen van de wetenschappers. Maar als het embryo als waardevol op zichzelf wordt beschouwd, dan wordt het belang van onderzoek ondergeschikt gemaakt aan de intrinsieke waarde van het embryo, wat leidt tot strengere beschermingsmaatregelen.

Beschermwaardigheid

Als we stellen dat embryo’s bescherming verdienen omdat ze intrinsiek het potentieel hebben om zich te ontwikkelen tot een mens, werpt dat belangrijke vragen op. Allereerst, wanneer begint dit potentieel? Sommigen beweren dat dit potentieel al begint bij de bevruchting, wat gevolgen kan hebben voor zaken zoals abortus en het gebruik van de morning-afterpil. Moeten we een potentieel mens dezelfde bescherming bieden als een volwassen mens?

Voor veel mensen lijkt het logisch om embryo’s bescherming te bieden vanwege hun potentieel, maar tegelijkertijd erkennen ze dat embryo’s strikt genomen nog geen mensen zijn. “Op basis daarvan kun je een onderscheid maken tussen embryo’s en zwangere personen”, zegt Pereira Daoud. “Dus kan abortus of de morning-afterpil prima te verantwoorden zijn, omdat je meer beschermwaardigheid geeft aan een actueel mens, de drager van het embryo, dan aan een potentieel mens.”

“Maar dat is bijvoorbeeld niet de visie van de katholieke kerk, want die gaat een stap verder”, zegt Pereira Daoud. “Hun opvatting is dat je niet iets in potentie kunt zijn want je niet al in essentie bent.” Dat betekent dat embryo’s eigenlijk al mensen zijn. “En dan worden dingen als de morning-afterpil erg problematisch”, zegt Pereira Daoud. “Dan is dat gewoon moord.”

Door de ontwikkeling van ivf-technieken begonnen onderzoekers deze opvatting ter discussie te stellen, vertelt Pereira Daoud. “Een zaadcel en een eicel in een petrischaaltje hebben namelijk hetzelfde potentieel als een embryo. Dat zou betekenen dat ei- en zaadcellen ook absoluut beschermwaardig zouden zijn, wat tot absurde conclusies zou leiden. Een masturberende man zou dan een massamoord plegen.”

Hierdoor ontstond een debat onder academici over wat embryo’s precies onderscheidt van ei- en zaadcellen bij elkaar. Pereira Daoud denkt dat een embryo daarvoor een soort ‘zelf’ zou moeten hebben. Vanaf wanneer ontstaat dat ‘zelf’? Ook daar is discussie over mogelijk. “In het Warnock-rapport uit 1984 werd dat gelinkt aan de 14-dagengrens die nu in Nederland en veel andere landen gehanteerd wordt als absolute grens voor embryo-onderzoek”, zegt Pereira Daoud. “Waarom? Tot 14 dagen kan het embryo zich nog splitsen in meerdere embryo’s of meerdere embryo’s kunnen zich fuseren tot één. Met andere woorden, tot 14 dagen is het moeilijk om te spreken over een ‘zelf’, of individu, dat zichzelf aan het ontwikkelen is. En dat betekent dat het potentieel van het embryo tot die tijd eerder vergelijkbaar is met dat van ei- en zaadcellen, namelijk Aristoteles’ idee van passief potentieel.”

Dit is een van de redenen waarom embryo’s die over zijn van een ivf-behandeling na 14 dagen vernietigd moeten worden in Nederland, al speelt ook mee dat er tot 14 dagen nog geen zenuwcellen in het embryo aanwezig zijn. Wetenschappers mogen alleen onder zeer strikte voorwaarden onderzoek doen met embryo’s. Dit mag alleen met embryo’s die over zijn van een ivf-behandeling, beide ouders moeten ermee akkoord gaan en de embryo’s moeten na 14 dagen worden vernietigd. Wetenschappers mogen in Nederland geen embryo’s kweken voor onderzoek.

‘Potentialiteit’ is een complex begrip in het debat over embryo’s, maar het speelt een cruciale rol. Onze interpretatie van dit concept kan onze wetgeving en ethische keuzes beïnvloeden. Tegelijkertijd is het waarschijnlijk dat we nooit tot een eenduidige definitie zullen komen, omdat de betekenis van ‘potentialiteit’ afhankelijk is van de context en beschikbare medische technologieën. We zullen het gesprek hierover met elkaar moeten blijven voeren.

ReactiesReageer