Naar de content

Wonen in een huis van stro, leem en hout

Woningen gezocht: Is biobased bouwen de toekomst?

Erica Renckens

De overheid trekt miljoenen euro’s uit om de bouw met natuurlijke materialen te stimuleren. Nu worden materialen als vlas, gras en hout nog maar sporadisch gebruikt. Waarom is biobased bouwen een goed idee?

Zitten er geen muizen in het stro tussen de muren? Dat is een vraag die Mare Nynke Zijlstra en Arne Broekhoven, twee bewoners van woongemeenschap Iewan in Lent bij Nijmegen, weleens te horen krijgen van bezoekers. Zij wonen in een complex met sociale huurwoningen dat gebouwd is van hout (dragende constructie, buitenwanden), stro (zorgt voor isolatie) en leem (binnenwanden).

Woongemeenschap Iewan, gebouwd van hout, stro en leem

Niek Michel

Hout, stro en leem. Het klinkt alsof het een bouwwerk is uit de tijd van trekschuit en plaggenhut. Maar dat is allerminst het geval, zo blijkt als het duo het appartementencomplex laat zien. In de gemeenschappelijke ruimte wijzen Broekhoven en Zijlstra naar de strak afgewerkte binnenmuren. Wie het niet weet, denkt een met gewone cementmortel gestucte muur te zien in plaats van een met leem. En de balen stro tussen de binnen- en buitenwanden zorgen voor een gerieflijke binnentemperatuur. Broekhoven lacht: “Er zitten daar echt geen knaagdieren. Al zouden ze willen, ze kunnen er niet eens komen.”

Iewan in Nijmegen-Lent is een appartementencomplex uit 2015 met 24 sociale huurwoningen dat vrijwel helemaal gebouwd is van natuurlijke bouwmaterialen. ‘Biobased’ heet dat in vaktaal. Destijds was het een uniek project en nog altijd komen belangstellenden kijken – milieubewuste particulieren, maar ook nieuwsgierige gemeentes en woningbouwcorporaties.

Dat exclusieve karakter kan weleens snel voorbij zijn. Over een paar jaar, in 2030, moet minstens dertig procent van de nieuwbouwwoningen met minimaal dertig procent biobased materialen in elkaar zijn gezet, zo maakte demissionair minister Hugo de Jonge (volkshuisvesting) onlangs bekend. Voor het eerst trekt de overheid fors de beurs. Liefst 200 miljoen euro is er uitgetrokken om het gebruik en de productie van deze duurzame manier van bouwen op gang te helpen. Biobased is van alternatieve niche opeens een buzzwoord in de bouw.

Héél ambitieus

Op dit moment staan we aan de vooravond van een revolutie in de bouw van woningen, flats, kantoren en andere infrastructuur, denkt Willem Böttger, die tot voor kort lector biobased bouwen was bij het Centre of Expertise Biobased Economy, een samenwerkingsverband van de hogescholen HZ (Zeeland) en Avans (Noord-Brabant). “Het is een verandering die misschien nog wel ingrijpender is dan de energietransitie.” Vrijwel alle aspecten in de bouwwereld moeten op de schop, van toelevering tot verwerking tot de uiteindelijke bouwplaats, legt Böttger uit. Wel tempert hij meteen al te overspannen verwachtingen. “Wat we nu zien is een eerste stap, weliswaar belangrijk, maar wel wat het is: slechts een eerste stap.”

Want de plannen van de overheid zijn wel héél ambitieus, zeker als je bedenkt hoe groot de toepassing van natuurlijke bouwmaterialen op dit moment is: vrijwel nihil. Kijk je naar de omvang van de markt, dan is het aandeel van hout met 2 procent al klein, het gebruik van overige biobased materialen is met 0,1 procent verwaarloosbaar, zo valt op te maken uit een onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uit 2019. Sindsdien is dat percentage niet toegenomen, blijkt uit cijfers van het ministerie van volkshuisvesting.

Schelpen en wol

Wat is biobased bouwen eigenlijk? “In de kern komt het erop neer dat biobased materialen door levende organismen zijn geproduceerd en hernieuwbaar zijn”, zegt Böttger. Hout is het bekendst maar er zijn ook veel complexere zaken denkbaar. “Denk aan producten van planten zoals grassen, maar ook dieren zoals schelpen en wol van schapen en micro-organismen kunnen worden gebruikt.”

Biobased materialen zijn dus milieuvriendelijk en goed te recyclen. En er is nog een belangrijk voordeel. Bij de productie van reguliere bouwmaterialen zoals cement, beton en staal komt veel CO2 vrij, het gas dat dat verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. Natuurlijke materialen nemen juist CO2 op, want als bomen en planten groeien, hebben ze dit broeikasgas nodig en ze houden ze het ook vast in stengels, takken en stam.

Zo’n beetje alles kan al worden gemaakt op deze manier. Zaken als heipalen, vloerdelen, binnenwanden, en dakdelen (nu vaak van staal, cement en beton) kunnen bouwbedrijven eenvoudig van hout en houtproducten (denk aan spaanplaat en multiplex) maken, zo blijkt uit een catalogus met alle commercieel beschikbare biobased bouwmaterialen die wetenschappers van de Wageningen Universiteit een paar jaar geleden maakten. Binnenwanden kunnen gemaakt worden van vlas- en hennepspaanplaat. De warmte blijft binnen doordat vlas, hennep, wol en cellulose dient als isolatiemateriaal. Daarnaast zijn eiwitten, rubbers, oliën en andere bestanddelen van organische oorsprong potentieel toepasbaar in de bouw, maar daarvoor is vaak wel eerst een ingewikkelde procedure nodig.

Oud-lector Böttger vertelt dat uit hout door middel van een chemisch proces een lijmstof kan worden ontwikkeld. Lignine heet dat goedje. “Als je biobased bouwen goed toepast, heeft het product dat je maakt een langere levensduur dan de tijd die het kost om de grondstof te laten groeien”, stelt hij. Tegen de tijd dat je huis aan vernieuwing toe is, zijn de producten die daarvoor nodig zijn dus alweer voorhanden.

Uit het raam kieperen

Als zoveel technisch al kan, waarom is het aandeel van natuurlijke bouwmaterialen dan zo minimaal? Voor de Nederlandse bouwbranche is er op dit moment helemaal geen prikkel om met deze natuurlijke materialen te werken, vertelt Böttger. Die mening schemert ook door in het onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Bouwmethodes met de gangbare materialen zijn nog altijd goedkoper, de eigenschappen en kwaliteit van de spullen is bekend en de productie loopt als een geoliede machine. Waarom zouden bouwbedrijven een methode die weliswaar vervuilend is, maar ook zeer winstgevend, uit het raam kieperen?

Vooralsnog wachten de betrokken partijen vooral op elkaar. Zo gaan boeren, een nieuwe partij in de bouwketen, niet over op het telen van hennep, vlas en andere gewassen, omdat er nog te weinig vraag naar is. En omdat het veel geld kost om een nieuwe en duurzame materialen te ontwikkelen, blijven ook firma’s van isolatiemateriaal de gangbare matten steenwol maken. “Beton en staal is waar het nog altijd om draait in de bouw. Dat zie je ook terug in het technische onderzoek aan hogescholen en universiteiten”, aldus Böttger.

Kortom, de trein staat nog stil. Wat moet er dan gebeuren om de boel te laten rijden? Böttger: “De overheid zou het moeten afdwingen met wet- en regelgeving. Je moet het gewoon verplicht stellen. Nu is het te vrijblijvend.” Zo is het streefgetal van dertig procent dat demissionair minister De Jonge noemde een ‘ambitie’ zonder verplichtingen.
Subsidies werken volgens Böttger ook. “Dat hebben we bij zonne-energie ook gezien. Op deze manieren kan de overheid zorgen dat er vraag ontstaat. Nu is het vaak nog veel liefdewerk oud papier door mensen die hun nek uitsteken.”

In de landbouw is er in potentie voldoende biomassa aanwezig om te gebruiken in de bouw. Al is hout wel een potentieel probleem, staat te lezen in het rapport van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Zo groeit de wereldwijde vraag naar hout de komende jaren naar verwachting nog behoorlijk en houdt het aanbod geen gelijke tred. Böttger ziet ook veel verspilling. “Denk aan tomatenplanten. Als de tomaat geoogst is, worden de stengels weggegooid. Terwijl die een prachtige vezelrijke structuur hebben.” Ze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden als grondstof voor isolatiemateriaal.

Iewan in Lent, bij Nijmegen

Erica Renckens

Geitenwollensokken

Biobased materialen hebben nogal eens te maken met allerlei vooroordelen. Zo zouden ze brandonveilig zijn en zouden ze ongedierte, vocht en ander ongerief aantrekken. Soms kleeft er ook een geitenwollensokkenimago aan biobased materialen.
In Nijmegen herkennen Mare Nynke Zijlstra en Arne Broekhoven de vooroordelen. Die hadden ze zelf ooit ook, bekent Zijlstra. Waar begonnen ze aan? Is het wel lekker warm in een huis met wanden van leem en stro? Om de proef op de som te nemen, reden ze jaren geleden op een gure dag naar Duitsland, waar in een ecodorp in de voormalige DDR al eerder soortgelijke huizen waren gebouwd. “We hadden extra sokken en truien meegenomen. We dachten dat het vast koud en sober zou zijn.” Niets bleek minder waar: stro bleek uitstekend te isoleren. Zijlstra: “Het was er smoorheet. Man, we puften de huizen uit.”

In de gemeenschapsruimte in het Nijmeegse Iewan is nog altijd lichtjes de geur van stro en hout te ruiken. “Wij merken dat niet eens meer”, zegt Zijlstra. Dankzij de vloerverwarming is de temperatuur er constant, net als in de overige ruimtes van het complex. “Heel comfortabel”, merkt Broekhoven op, terwijl hij zijn kousenvoeten over de houten vloer laat glijden.

Er is meer positiefs te melden over het binnenklimaat. Natuurlijke materialen kunnen goed omgaan met vocht en hitte. Zo absorberen de wanden vochtige lucht, bij droogte komt het water weer vrij. De muren ademen als het ware en ze zorgen ervoor dat het niet te droog of juist te vochtig wordt in huis. Zijlstra merkte dat verschil op toen ze een tijdje geleden op een huis van een kennis paste. “Ik draaide de thermostaat een paar graden op. Meteen die droge lucht. De hitte steeg me naar het hoofd.”

De bewoners bij de oplevering van Iewan in 2015

Wen Versteeg

Niet duurder

De bouw van Iewan duurde al met al zeven jaar, van eerste idee tot oplevering. Dijkstra, die er vanaf het prille begin bij betrokken was, vertelt dat de initiatiefnemers zelf ‘heel veel’ uit moesten zoeken. Hierdoor konden ze een ‘nee, is technisch niet mogelijk’ van de aannemer op voorhand pareren.

Bouwmaterialen waren best simpel te krijgen. Zo kwam het leem voor de muren uit het de Rijn uit Duitsland, het stro uit Nederland en het hout uit Polen. “Alleen de trappen en de galerijen aan de buitenkant zijn van tropisch hardhout”, vertelt Zijlstra. Die concessie was nodig om aan alle bouwvoorschriften te voldoen.

Wel was de bouw arbeidsintensief. Alle toekomstige bewoners hielpen (vrijwillig) mee. “Maar veel zou je ook prefab kunnen maken in een fabriek, zodat je het op de bouwplaats bij wijze van spreken alleen maar in elkaar hoeft te schroeven. Dan kun je het echt op grote schaal doen tegen lagere arbeidskosten.”

Onder de houten zoldering kijken Zijlstra en Broekhoven tevreden rond. Hun woning aan de oevers van de Waal zullen ze niet snel weer verlaten. Zijlstra: “Dat het gebruik van biobased materialen te duur is of niet kan, is een aanname die wij hebben weerlegd. De bouw van dit complex is niet duurder geweest dan van andere corporatiewoningen.”

Lees ook de andere delen van ‘Woningen gezocht’: