Naar de content

'We moeten leren erkennen dat er ook regelrechte vijanden bestaan'

Hoe filosoof Carl Schmitt ons kan helpen in een vijandige wereld

Wikimedia commons

Waarom voeren mensen oorlog? NEMO Kennislink bekijkt deze vraag de komende weken vanuit verschillende wetenschapsdisciplines. Deze keer spreken we met filosoof Theo de Wit over het gedachtegoed van de Duitse denker Carl Schmitt.

Na ruim drie maanden oorlog in Oekraïne wist de Russische president Vladimir Poetin de wereld onlangs opnieuw te verbazen. Zonder de door zijn leger doorgaande vernietiging van Oekraïne ook maar één keer te noemen, zette hij schijnbaar zelfverzekerd en ontspannen zijn visie op de wereldpolitiek uiteen. Die is verrassend eenvoudig. Volgens de Russische president bestaat de wereld uit soevereine staten en uit koloniën. Koloniën, waaronder hij uiteraard Oekraïne schaart, hebben geen enkel bestaansrecht als zelfstandige staat. Ze zijn bedoeld om te overheersen, te plunderen en indien nodig te vernietigen. Soevereine staten daarentegen, zijn machtig en economisch en politiek zelfstandig. Het zijn imperia (in het Latijn betekent imperare ‘het recht om te commanderen’) die zelf hun vrienden en vijanden kiezen en eenzijdig bepalen wat goed en fout is.

Dit is een keiharde opvatting van geopolitiek die wij in het Europa niet meer gewend zijn. Het doet direct denken aan het gedachtegoed van het fascisme en de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Zeker sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 en het einde van de Koude Oorlog overheerste een euforisch geloof in de liberaal-democratische wereldorde als eindpunt van de geschiedenis. Alle landen zullen inzien dat er geen alternatief systeem meer bestaat. Uiteindelijk wordt de hele wereld zoals wij, hoewel sommige landen daarbij nog een beetje hulp nodig hebben, zo predikten westerse politici.

Nieuwe wereldorde

De Russische oorlog in Oekraïne dwingt ons om opnieuw na te denken over oorlog en vrede en hoe we omgaan met politieke systemen die niet de onze zijn. Er ontstaat voor onze ogen een nieuwe wereldorde. Of zien we juist een terugkeer van oude ideeën, en is de korte periode na de val van de muur een uitzondering geweest?

Wat er nu gebeurt, en vooral Poetins retoriek over soevereine staten en imperia doet Theo de Wit, hoogleraar sociaal-politieke filosofie aan Universiteit Tilburg, direct denken aan het gedachtegoed van Carl Schmitt (1888-1985). De Wit verdiept zich als wetenschapper al jaren in deze Duitse jurist en politiek filosoof.

“Carl Schmitt is vooral bekend geworden door zijn verdediging en theoretische rechtvaardiging van de machtsovername door Adolf Hitler in 1933. Hij heeft hiervan tot zijn dood in 1985 nooit duidelijk afstand genomen. Daarom bleef Schmitt altijd bekendstaan als nazi-ideoloog. Hij kreeg na de oorlog dan ook nooit meer een baan aan een universiteit. Hoewel Schmitts politiek handelen destijds natuurlijk niet juist was, waren zijn observaties van de politieke ontwikkelingen in de jaren twintig en dertig scherp. Schmitt kan ons helpen om te duiden wat er in Europa gebeurt.”

Wat was volgens Schmitt de plaats van oorlog in de politiek?

“Schmitt analyseerde de tijd waarin hij leefde, en met name de democratische Weimarrepubliek die na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland ontstond. Hij stelde dat het tijdperk van de ‘politiek van soevereine staten’ voorbij was. Volgens Schmitt was het kenmerkende van deze periode (vanaf de zeventiende eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog) dat echte, hoge politiek vooral buitenlandse politiek was. Dus de politiek tussen soevereine staten die elkaar als zodanig erkenden en op basis van die erkenning beslisten over oorlog, vrede of neutraliteit. Dat gaf een duidelijk onderscheid tussen vriendschap en vijandschap. Oorlog voeren was legitiem binnen bepaalde volkenrechtelijke grenzen. Binnenlands bestonden er in die periode geen vijanden. Daar had je alleen te maken met criminelen, die je eventueel juridisch kon vervolgen.”

Maar in de tijd van de democratische Weimarrepubliek zag Schmitt vormen van binnenlandse strijd ontstaan die niet meer op deze manier te verklaren waren. Binnenlandse conflicten tussen fascisten en communisten maar ook grote burgeroorlogen, waarvan de Russische revolutie van Lenin voor hem een ultiem voorbeeld was.

“Schmitt zag heel scherp dat wat hij ‘het politieke’ noemde niet langer exclusief iets van de staat was. Het werd iets dat uit de maatschappij gevoed werd door de intensivering van maatschappelijke spanningen. En dat is ook nu nog zo. Nationale en internationale spanningen zijn van karakter veranderd. Die spanningen kunnen etnisch, religieus maar ook bijvoorbeeld ecologisch zijn, zoals de hoogoplopende spanningen rond het stikstofdossier of wel of geen vlees eten. Dat wordt tegenwoordig gepolitiseerd tot een spanningsveld tussen de vleesetende gewone man en een vegetarische elite. Dat soort spanningen en discussies horen bij een democratie maar die kunnen, waarschuwde Schmitt, uiteindelijk uitlopen op binnenlands geweld en vijandschap.”

In de late Weimarrepubliek, die in Duitsland bestond van 1919 tot 1933, waren conflicten en straatgevechten tussen o.a. fascisten en communisten aan de orde van de dag.

Wikimedia commons

“In democratische staten zoals die zich sinds de tijd van Schmitt ontwikkeld hebben, is het begrip ‘vijand’ niet meer exclusief voorbehouden aan de buitenlandse politiek. Het eerdere, zo heldere onderscheid tussen vrienden en vijanden verdween en het begrip ‘vijand’ werd diffuus. Vijanden waren er ineens er van allerlei pluimage, denk aan revolutionairen, jihadisten en terroristen. Dat verklaart wellicht waarom het Westen zo veel moeite had Poetin regelrecht tot vijand te benoemen, terwijl dat misschien wél had gemoeten.”

Wat is er precies misgegaan als je een analyse maakt zoals Schmitt dat gedaan zou hebben?

De Wit haalt de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev aan. “Krastev heeft het over het Tijdperk van de Imitatie, dat is grofweg de afgelopen dertig jaar. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 en het einde van de Koude Oorlog dacht het Westen dat de liberale democratie het eindstation van de geschiedenis was. De gedachte was: het Westen zelf heeft dit ultieme politieke systeem al, en het is nu aan de rest van de wereld om ons te imiteren, om zo te worden als wij. Het leek dan ook alsof andere landen, met name Oost-Europa, qua vrije handel en democratie op gelijke voet met ons probeerden te komen. De gedachte achter deze ontwikkeling gaat terug op het verlichtingsdenken van vooral de Duitse filosoof Immanuel Kant. Hij zei dat handel tussen volkeren een rem op oorlog zet. Handeldrijvende naties raken namelijk wederzijds afhankelijk, en met oorlog schaad je dan vooral ook je eigen economie. Het is geen gekke gedachte maar het is nooit werkelijkheid geworden. Niet in de twintigste eeuw en nu nog steeds niet.”

Maar wat betekent dit allemaal voor wat we nu zien gebeuren?

“Het wordt steeds duidelijker dat dit ‘Tijdperk van de Imitatie’ een illusie was. Dat denken is nu echt voorbij en er komt iets nieuws aan. We zien nu dat de wereld weer pluriform wordt met meerdere machtscentra met hun eigen politieke systemen. Er zijn de VS en Europa maar ook China en Rusland die niets meer van imitatie van het Westen willen weten. Een pluriforme wereld waar meerdere politieke systemen en overtuigingen naast elkaar bestaan. Schmitt noemde deze politieke systemen Großraume, imperia eigenlijk. Schmitt zag niets in liberale democratie als enige overheersende ideologie. Hij zag wel iets in soevereine imperia die naast elkaar bestonden. Dat is misschien wel wat we nu zien ontstaan. Als Europa zijn we ons er opnieuw bewust van geworden dat we niet meer zijn dan een kleine speler in een groot en behoorlijk vijandig speelveld.”

Hoe moet Europa zich in dit nieuwe speelveld opstellen?

“Europa is in het Tijdperk van de Imitatie gewend geraakt dat het geen vijanden meer heeft maar alleen gesprekspartners, waarmee bijvoorbeeld handel te drijven was. De liberale neiging was lange tijd om politiek niet in termen van een scherp vriend-vijandbeeld te zien maar dit op te lossen met enerzijds handel en anderzijds een reeks ethische dossiers, want ethische vragen zijn er immers altijd. Nederland is een prachtig voorbeeld van dit liberale depolitiseren. Schmitt zou zeggen dat we met de Russische inval in Oekraïne de wraak van de politiek zien. Een terugkeer dus naar de ‘hoge politiek’ van de soevereine staten, van imperia zelfs. Dat dwingt ons als Europa om te bepalen wat we daar tegenoverstellen. Het betekent dat we moeten leren om relaties met andere landen te zien als politieke betrekkingen in de sterke zin van het woord. Dus we kunnen samenwerken, maar we moeten ze ook als potentiële vijanden kunnen zien. De VS heeft dit altijd zo gedaan, maar Europa niet. En dat komt natuurlijk ook door de traumatische geschiedenis van de wereldoorlogen.”

“We moeten ook nadenken over wat het betekent om een burger van een staat te zijn in politieke zin. Je kan jezelf vooral zien als een wereldburger, maar het lijkt nu alsof dat begrip langzaam verdwijnt. We leren steeds meer dat er ook ‘anderen’ – in de sterke zin van het woord – zijn. Als we dat niet in absolute vijandschap willen laten ontaarden, is het van groot belang om ons te interesseren en te verdiepen in die ‘ander’. Hoe denken mensen in China of Rusland eigenlijk? Hoe denken ze over ons? Die vraag moeten we weer open leren stellen, zonder dat we zelf, als het liberale Westen steeds maar de maatstaf zijn.”

“Alleen al om escalatie te voorkomen is het dus heel belangrijk om te begrijpen hoe anderen denken. Schmitt kan daarbij behulpzaam zijn. Hij was namelijk juist geen liberale democraat toen heel veel mensen dat wel waren. Schmitt heeft mij in ieder geval geleerd – vanuit zijn analyse van de jaren twintig en dertig – dat een politieke orde iets particuliers en niet iets universeels is. En dat een politieke orde ook altijd bedreigd wordt. Waakzaamheid is dus geboden. In de politiek staat bij Schmitt altijd iets existentieels op het spel, en ook dat zijn we in het Westen verleerd. Politiek gaat wel degelijk over scherpe tegenstellingen, en soms over leven en dood.”

Het gebouw van het Internationaal Strafhof in Den Haag.

wikimedia commons

Maar hoe zouden we om moeten gaan met andersdenkenden?

“Heel belangrijk is om spelregels te hebben, anders vervallen we in beelden van absolute vijanden die we alleen maar willen vernietigen. Denk aan de reactie van de VS na de aanvallen op de Twin Towers op 11 september 2001. Als je erkent dat er mensen – of imperia – in de wereld bestaan die heel anders denken dan wij, dan moet je beseffen dat je een manier moet vinden om met die ander samen te leven. Een wereldorde dus met meerdere naast elkaar bestaande politieke systemen, zoals Schmitt voorstelde. Als dat inderdaad onze toekomst is moeten we omgangsvormen hebben, ongeveer zoals we dat binnen Europa ook voor elkaar hebben gekregen. Maar soevereine staten erkennen elkaar als zodanig en bepalen wel zelf wanneer ze oorlog voeren.”

Volgens Schmitt is in zo’n wereld geen plaats voor een scheidsrechter, zoals het Internationaal Strafhof van de VN, die iets over oorlog en vrede te zeggen of te oordelen heeft. “Het wereldbeeld van Schmitt is behoorlijk scherp, en conflict hoort daarbij. Het was voor hem, als traditionele katholiek die regelmatig kerkvader Augustinus citeert, ook gewoon een gegeven dat de wereld niet vreedzaam is maar dat er heel veel vijandigheid bestaat. Schmitt kan ons helpen dat onder ogen te zien. Maar ondanks dat is voor Schmitt het doel van oorlog altijd om uiteindelijk weer tot vrede te komen.”

Meer lezen:

Theo de Wit, Godenstrijd in de liberale democratie. Denken met Carl Schmitt over orde en subversie, Valkhof Pers: Nijmegen, 2021

ReactiesReageer