Naar de content

Geweld in de steentijd en de bronstijd

Deel 1 – Reeks: Waarom voeren mensen oorlog?

Uitsnede omslag boek Leviathan door Thomas Hobbes
Uitsnede omslag boek Leviathan door Thomas Hobbes
Publiek domein

Waarom voeren mensen oorlog? NEMO Kennislink bekijkt deze vraag de komende weken vanuit verschillende wetenschapsdisciplines. Voor de eerste aflevering spraken we met archeoloog David Fontijn.

In het zonnestelstel bevindt de aarde zich in het midden tussen de planeten Venus, de godin van de liefde, en Mars, de god van de oorlog. Precies zo lijkt het soms voor de mensheid te zijn. We worden heen en weer geslingerd tussen vrede en oorlog, tussen samenwerking en conflict. Wat op het ene moment nog vreedzaam is kan omslaan naar een situatie van oorlogszuchtig geweld. Hoe kan dat? Waarom voeren mensen oorlog? NEMO Kennislink kijkt de komende weken door de bril van verschillende wetenschappelijke disciplines naar deze vraag.

Verschillende filosofen, te beginnen met Thomas Hobbes (1588-1679), hebben zich de vraag gesteld waarom er conflicten tussen mensen bestaan en hoe die het beste beteugeld kunnen worden. Hobbes kwam in zijn hoofdwerk Leviathan tot de conclusie dat mensen van nature geneigd zijn tot oorlog en conflict. In Hobbes’ denkbeeldige ‘natuurstaat’ golden geen wetten, behalve het recht van de sterkste. Het was een ‘oorlog van allen tegen allen.’ Uit dit pessimistische mensbeeld volgt volgens Hobbes dat mensen hun recht op zelfverdediging moeten overdragen aan een vorst, die streng maar rechtvaardig heerst en zo voorkomt dat de mens terugvalt in de natuurstaat.

De filosofie van Hobbes moet je in zijn tijd plaatsen om het goed te begrijpen. Hobbes wist helemaal niet hoe de mens in de ‘natuurstaat’ had geleefd. Waarschijnlijk interesseerde het hem ook niet eens zoveel. Hij was geen archeoloog, maar een politiek denker die leefde in de tijd van de bloedige Engelse burgeroorlog. Hij gebruikte een denkbeeldige natuurstaat als kernargument om zijn pleidooi voor een sterke monarch te onderbouwen.

Sociale wezens

Toch is de vraag of mensen diep van binnen gewelddadig of juist vredelievend zijn van belang voor de politieke filosofie. Het bepaalt onder andere hoe je de staat in zou moeten richten. Moet deze machtig en zelfs repressief zijn of zich juist terughoudend opstellen, zodat het beste in de mens vanzelf naar boven komt? Dat laatste is de opvatting van veel latere, meer liberale filosofen als John Locke en Jean Jacques Rousseau.

Maar wat weten we hier echt van? Is er iets aan te wijzen als een ‘natuurstaat’ van de mens? En waarom ontstonden er conflicten? Daarvoor moeten we de filosofie even laten voor wat het is en kijken naar wat we écht kunnen weten over onze vroegste geschiedenis. Archeoloog David Fontijn is gespecialiseerd in de vroegste archeologie van Europa en doet onder andere onderzoek naar dit soort grote vragen. Hiervoor werkt hij onder meer samen met gedragspsycholoog Carsten de Dreu. Beide zijn verbonden aan de Universiteit Leiden.

“Al in de alleroudste geschiedenis van de mensen zie je aanwijzingen dat ze geweld tegen elkaar gebruikten”, zegt Fontijn. “Maar daaruit kan je niet de conclusie trekken dat de mens van nature gewelddadig zou zijn. Veel belangrijker is dat de mens een sociaal wezen is. Sociaal gedrag kan verschillende dingen betekenen. Bijvoorbeeld dat jouw groep zich met een andere groep verbindt, geschenken uitwisselt en elkaar helpt. Maar het kan ook betekenen dat je je als groep naar binnen richt en je tegen een andere groep afzet. Beide zijn uitingsvormen van sociaal gedrag en zijn universeel. Beide vormen komen voor bij jagers en verzamelaars én bij de eerste boeren.”

Bandkeramiekcultuur in Europa. Geel toont de westelijke Bandkeramiekcultuur; lichtgroen de oostelijke Bandkeramiekcultuur.

Door Joostik - modified Image:European Middle Neolithic.gif, CC BY-SA 3.0

Cultuur in crisis

Soms wordt beweerd dat conflicten tussen mensen vooral begonnen met de landbouwrevolutie. Het hebben van een eigen boerderij en akker zou een soort notie van privé-eigendom met zich meebrengen. Maar volgens Fontijn had de manier waarop mensen leefden hier weinig mee te maken. Of ze op een vaste plek woonden of rondtrokken ook niet. “Er ontstonden pas problemen toen er steeds meer mensen kwamen en de natuurlijke hulpbronnen schaarser werden, onder andere door klimaatveranderingen.”

Om dit beter te begrijpen moeten we volgens Fontijn naar de Bandkeramiekcultuur kijken. Dit was een cultuur uit de steentijd die zich over grote delen van Europa verspreidde, ook in Nederland. De naam verwijst naar het versierde aardewerk dat deze volkeren maakten. Ze waren in grote delen van Europa de eerste landbouwers van Europa. “Deze cultuur was in veel opzichten een succesverhaal. Ze hadden gedurende een lange periode een uitgebreid samenwerkingssysteem en gingen over het algemeen vreedzaam met elkaar om. Maar uiteindelijk ging het toch mis. Ze hadden waarschijnlijk een te rigide, beperkte manier van hun grond verbouwen. Daardoor waren ze te afhankelijk van zeer vruchtbare grond. Toen die opraakte hadden ze geen alternatief. Het systeem en de cultuur kwamen in een crisis. Er kwamen meer en meer mensen en vanaf dat moment zie je dat ze conflicten met elkaar begonnen uit te vechten. Uit een relatief korte periode zijn door archeologen heel veel sporen van geweld teruggevonden.”

De verklaring voor deze omslag is volgens Fontijn dat de plek van geweld in het sociale systeem veranderde. “Geweld werd een middel om het voortbestaan van de eigen sociale groep te garanderen. Er is bijvoorbeeld een vindplaats bekend waar alleen dode mannen en kinderen liggen. De vrouwen ontbreken. Waarschijnlijk zijn die door een andere groep geroofd omdat binnen hun eigen groep – om welke reden dan ook – een tekort aan huwelijkspartners ontstond.”

Rituele zwaarden

In de archeologie is er dus niets dat erop wijst dat mensen van nature gewelddadig zijn, of vredelievend. Mensen zijn sociaal. Geweld heeft binnen elk sociaal systeem een eigen plek of functie. En die plek of functie kan veranderen als een systeem onder druk komt te staan. De veranderende functie van geweld in een maatschappij wordt heel duidelijk zichtbaar als we kijken naar een latere periode, namelijk de bronstijd (ca. 2300 – 800 v. Chr.). “De bronstijd blijkt in delen van Europa doordrenkt van wapens en van geweld”, zegt Fontijn. “In de steentijd gebruikt men nog eenvoudige, alledaagse voorwerpen als wapens. Maar in de bronstijd verandert dat. Dan wordt oorlog echt onderdeel van een ideologie.”

“Het idee ontstond dat je pas een man kon zijn als je ook een krijger was. Wapens en geweld werden dan ook ritueel verheerlijkt. Er zijn enorme, loodzware versierde zwaarden uit die tijd gevonden. Die waren niet om mee te vechten, maar hadden een rituele functie. Geweld werd een centraal onderdeel van de maatschappij. Je ziet hetzelfde nu bij een militaire parade in bijvoorbeeld Moskou. Rationeel gezien slaat dat nergens op, maar het is symbolisch machtsvertoon en verheerlijking van geweld om andere landen te laten zien hoe machtig het land is.”

De bevolkingsgroei die al in de steentijd begonnen was, zette in de bronstijd door. Dat geweld een steeds belangrijkere plek krijgt komt volgens Fontijn dan ook vooral doordat het steeds voller wordt in Europa. “Laten we eens een virtuele wandeling maken door het Europa van de steentijd”, zegt hij. “Dan zie je overal bossen, en af en toe een open plek waar wat mensen wonen. Als je hetzelfde doet in de bronstijd zie je in heel Europa – van Polen tot Ierland – plekken waar mensen wonen, waar bossen zijn gekapt en waar akkers zijn ontstaan. Er zijn dus veel meer mensen en die azen allemaal op hetzelfde: vruchtbare grond, vee, huwelijkspartners, metalen et cetera. Daardoor werd geweld steeds meer te rechtvaardigen. Het idee dat geweld iets goeds en rechtvaardigs kan zijn wat verheerlijkt kan worden, lijkt in de bronstijd ontstaan en is sindsdien nooit meer weggeweest.”

Ander uiterlijk

Vanuit gedragspsychologisch perspectief is ook de sociale dynamiek rond prehistorisch geweld interessant. “Niemand is fulltime krijger, nu niet en in de prehistorie ook niet. Om iemand te worden die in staat is om anderen te doden, moet je in feite tijdelijk een ander persoon worden. Dat zie je nu ook in de cultuur binnen professionele legers, met hun specifieke trainingen en rituelen. In de bronstijd ontstaat dit idee voor het eerst.”

“Een krijger zijn betekende veel meer dan alleen wapens dragen. Om krijger te worden gingen mannen een ander uiterlijk aannemen. In graven van krijgers zijn bijvoorbeeld speciale scheermessen gevonden. Blijkbaar omdat krijgers een gladde kin moesten hebben. En ze hadden vaak een speciale, tijdelijke haardracht en sieraden. Alles om te benadrukken ‘nu ben ik een krijger’. En als de oorlog voorbij is dan kan je het krijgerschap ook weer afleggen. Want niemand kan en wil zijn hele leven een moordenaar zijn.”

Bron

David Fontijn, Give peace a chance. 43ste Kroon-voordracht gehouden voor de stichting Nederlands Museum voor Anthropologie en Praehistorie te Amsterdam (12 november 2021)

ReactiesReageer