Naar de content

'Oorlogen zijn altijd een mix van buitenlandse én binnenlandse krachten'

Bertjan Verbeek, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Bertjan Verbeek, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Bertjan Verbeek voor NEMO Kennislink

Waarom voeren mensen oorlog? NEMO Kennislink bekijkt deze vraag vanuit verschillende wetenschapsdisciplines. Deze keer politicoloog Bertjan Verbeek over binnenlandse en buitenlandse politieke factoren die tot oorlog kunnen leiden.

“Je kan politiek in tijden van oorlog vaak zien als een potje simultaanschaak op twee borden. Eén buitenlands bord en een binnenlands bord.” Aan het woord is Bertjan Verbeek, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij onderzoekt besluitvorming in buitenlands beleid, in het bijzonder tijdens oorlogen en crises. Vooral de invloed van binnenlandse politiek op het buitenlandse beleid van staten heeft zijn interesse. Die is altijd aanwezig, blijkt uit onderzoek. De beslissing van politieke leiders om ten strijde te trekken heeft vrijwel altijd óók te maken met binnenlandse politiek.

Bertjan Verbeek, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Bertjan Verbeek, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen, over de oorlog in Oekraïne: “Veel van wat ik van tevoren over deze oorlog heb gezegd is niet uitgekomen. Dus de actualiteit heeft me steeds verrast.”

Bertjan Verbeek voor NEMO Kennislink

We beginnen met de grote vraag waar het in deze reeks steeds om draait: waarom voeren mensen oorlog? Wat is dan uw antwoord, als specialist in internationale betrekkingen?

“Om te beginnen is het belangrijk dat we goed begrijpen wanneer we van ‘oorlog’ spreken. Er zijn tegenwoordig heel veel conflicten waarbij de ene staat zich op allerlei manieren met de interne aangelegenheden van andere staten bemoeit. Denk aan cyberaanvallen, desinformatiecampagnes of het proberen te beïnvloeden van verkiezingen. Maar in mijn vakgebied onderzoeken we vooral het ontstaan van traditionele oorlogen tussen staten: conflicten waarbij geüniformeerde legers tegenover elkaar staan en waarbij doden vallen. Het internationale statensysteem is een soort jungle waarin je als staat in eerste instantie verantwoordelijk bent voor je eigen veiligheid. Bijvoorbeeld door flink te investeren in een leger of door je als klein land aan te sluiten bij militaire allianties met grotere landen.”

“Dreigen met geweld om bepaalde doelen te bereiken kan daar ook bij horen. Uiteindelijk komt het erop neer dat staten rationele afwegingen maken. Maar daarmee is een probleem, want je weet nooit precies wat andere staten willen. Soms is het moeilijk om elkaar te begrijpen en in te schatten in hoeverre de ander bereid is om echt geweld te gebruiken. Als je het zo bekijkt dan komt oorlog in het algemeen vaak voort uit miscalculatie, niet uit bewust aansturen op oorlog. Eerder door het verkeerd inschatten van de intenties en dreigementen van de ander waarna de boel escaleert.”

“Kijk bijvoorbeeld eens naar de Golfoorlog waarbij Irak Koeweit binnenviel (1990-1991). Het verhaal gaat dat de Iraakse leider Saddam Hoessein aan de vooravond van die inval tegen de Amerikaanse ambassadeur zei dat Irak een probleem had met Koeweit over een olieveld waarop beide landen aanspraak maakten. Hij zou daar ‘iets’ aan gaan doen. De ambassadeur reageerde niet met een duidelijke waarschuwing om geen geweld te gebruiken. Saddam Hoessein maakte daaruit op dat Amerika een militaire actie wel door de vingers zou zien. Dat bleek niet zo te zijn, en zo begon een serieuze oorlog.”

Dat klinkt als een rationele analyse. Maar hoe zit het dan met echte agressieoorlogen? Zoals Hitler die de Tweede Wereldoorlog begon, of misschien ook wel wat Poetin nu laat zien in Oekraïne?

“Agressieoorlogen zijn inderdaad problematisch in dit model. Daar komen heel veel andere factoren bij kijken. Denk aan ideologie, economisch gewin en binnenlandse politieke druk. Maar dan wordt het ook gelijk moeilijker om algemene theorieën over het ontstaan van oorlog op te stellen en te toetsen. Dat is wat ik als politicoloog uiteindelijk wel graag wil. Als politicoloog wil je eerst begrijpen wat de politieke context is. Waarmee moet de leider die beslissingen neemt rekening houden? Wie proberen invloed te hebben, aan wie moet verantwoording afgelegd worden?

“In een autocratisch systeem, zoals in Rusland, zijn er vaak veel minder van dit soort factoren dan in een democratisch systeem, waar bijvoorbeeld de publieke opinie veel zwaarder weegt. Veel mensen in mijn vakgebied denken dat het er uiteindelijk om gaat de machtspositie van de politieke leiding te versterken ten opzichte van de achterban. Dat geldt zowel voor autocratieën als voor democratieën. Maar in democratieën zeggen we dat niet hardop.”

Aankomst in Nederlands-Indië van een nieuwe lichting Nederlandse militairen per schip in 1949.

Door Piano Piano! / hans thijs, CC BY 2.0,

Hoe zie je dat mechanisme dan terug in een democratie?

“Waarom stemde de PvdA er in 1947 mee in om oorlog in Indonesië te gaan voeren? Omdat ze meenden dat het geld dat de plantages daar opbrachten nodig was voor de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog. En in 1948 stemden ze nog een keer in met oorlog, omdat ze bang waren dat het kabinet anders zou vallen en ze de verzorgingsstaat die ze aan hun kiezers beloofd hadden dan niet konden realiseren. Allebei binnenlandse machtspolitieke redenen in een democratisch systeem. Maar een achterban wil vaak geen oorlog. Dus dat werkt ook remmend, of zorgt in ieder geval voor democratische compromissen waardoor de scherpe randjes eraf gaan.”

Maar als democratieën soms zelfs oorlogen voeren, is er dan nog hoop dat oorlogen ooit helemaal verdwijnen? Of hoort strijd en oorlog inherent bij het internationale systeem?

“Als je naar de geschiedenis kijkt zie je, in ieder geval sinds Napoleon, dat politiek leiders steeds meer moeten uitleggen als ze een oorlog willen beginnen. Je moet een steeds sterker verhaal hebben om een oorlog binnenlands te verkopen. Zelfs een autocratische leider als Vladimir Poetin noemt de oorlog in Oekraïne een ‘speciale militaire operatie’, omdat hij een echte oorlog, inclusief totale mobilisatie, in eigen land niet kan verkopen. En je ziet een groeiende invloed van internationale samenwerking en allerlei internationale organisaties. Dat maakt de kans op oorlog uiteindelijk kleiner, er zijn nu al veel minder oorlogen dan vroeger. Maar er zijn nu eenmaal landen die anders over oorlog en vrede denken dan wij in het Westen. Dat moet je niet onderschatten. En als je als westerse democratieën zegt te staan voor principes als vrijheid en mensenrechten moet je die soms ook durven verdedigen.”

Hoe duidt u de beslissing van Poetin om in Oekraïne binnen te vallen?

“Een waarschuwing vooraf: veel van wat ik van tevoren over deze oorlog heb gezegd en gedacht is niet uitgekomen. Dus de actualiteit heeft me steeds verrast. Maar ik denk dat je moet kijken naar langetermijnoorzaken, naar middellangetermijnoorzaken en naar aanleidingen. Wat betreft de dieperliggende oorzaken heeft Poetin altijd moeite gehad met het verlies van de Sovjet-Unie en met de uitbreiding van de NAVO naar het oosten. Een land met ambities om een grootmacht te zijn wil geen militaire alliantie van andere landen pal aan zijn grens. Dat maakt kwetsbaar. Als Oekraïne, dat Poetin duidelijk als deel van de Russische culturele en politieke invloedssfeer ziet, zich daaruit probeert los te maken en aansluiting bij het Westen zoekt, ziet Moskou dat altijd als een dreigende verstoring van de machtsbalans.”

“Daarnaast heeft Rusland zich sinds het einde van de Sovjet-Unie altijd gekleineerd gevoeld als grootmacht. Poetins buitenlandse beleid, of het nu gaat om de oorlog tegen Georgië, de inmenging in Syrië en de betrokkenheid van Rusland bij de nucleaire deals met Iran, is er altijd op gericht geweest serieus te worden genomen als grootmacht. Daarom dacht ik dat de troepenopbouw aan de grens met Oekraïne bedoeld was om te dreigen en af te dwingen dat er rekening gehouden werd met Ruslands eisen.”

“Maar men gaf niet toe. Vooral de Europese landen en Oekraïne zelf geloofden niet dat Rusland werkelijk zou binnenvallen. Je kunt niet een leger permanent in staat van paraatheid houden. Terugtrekken was een zwaktebod geweest. Dat zou Ruslands herstelde status als grootmacht enorm beschadigen. Dus toen was een echte invasie nog de enige overgebleven optie. Maar het leger was daar niet op voorbereid. Een geval van miscalculatie dus, hoewel ik niet zeker weet of dit klopt. Als het wel pure, geplande agressie is dan valt mijn theorie in duigen. Dat zou best kunnen, want Oekraïne bood uiteindelijk zelf aan om af te zien van NAVO-lidmaatschap, en daar maakte Poetin geen gebruik van tijdens vredesonderhandelingen. Dat kan ook weer door binnenlandse druk komen om door te pakken.”

Binnenlandse druk van wie?

“Ik vind het gevaarlijk om Rusland te vernauwen tot een almachtige Poetin die alles zelf beslist. Net als in elk land, óók in autocratische staten als de Sovjet-Unie of Noord-Korea, heb je binnenlandse krachten die invloed proberen uit te oefenen op buitenlands beleid. Naar aanleiding van de recente moord op Daria Doegina, de dochter van de radicale ideoloog Alexander Doegin, wordt nu bijvoorbeeld gesuggereerd dat er steeds meer druk komt van hardliners binnen de regering en de geheime dienst. Zij eisen dat Poetin de oorlog tegen Oekraïne verder opvoert omdat het ze allemaal niet snel genoeg gaat. Dus ook Poetin lijkt rekening te moeten houden met haviken in eigen land, en ook met tegenstanders van de oorlog.”

ReactiesReageer