Naar de content

Stikstof: van controle naar crisis

Voortschrijdend inzicht over de ontdekkingen van toen

Een illustratie van een fabriek met een blauwe achtergrond.
Een illustratie van een fabriek met een blauwe achtergrond.
Sanne Boekel voor NEMO Kennislink

Al sinds de jaren tachtig zien we hoe overmatige uitstoot van stikstofverbindingen de natuur beschadigt. Volgens milieuwetenschapper Wim de Vries beseften we na enkele succesvolle maatregelen in de jaren negentig te weinig dat het probleem nog lang niet was opgelost.

Van boer tot bouwvakker en van wetenschapper tot beleidsmaker: de afgelopen jaren maakt heel Nederland zich druk om één molecuul: stikstof.

Op zichzelf is stikstof onschuldig; 78 procent van de lucht bestaat eruit. Maar verbindingen van stikstof met andere atomen zorgen voor allerlei vormen van milieuverontreiniging. De grootste vervuilers zijn ammoniak, een verbinding met waterstof, en stikstofoxiden, verbindingen met zuurstof. Ammoniak komt in hoge mate vrij in de landbouw, stikstofoxiden vooral in de bouw en het verkeer. Omdat deze uitstoot van stikstofverbindingen nu drastisch moet worden teruggedrongen, moeten boeren hun veestapel inkrimpen en liggen allerlei bouwprojecten stil.

Vaak hoor je dat de huidige stikstofcrisis is ontstaan doordat we te lang geen maatregelen hebben genomen. Wim de Vries, hoogleraar milieusysteemanalyse aan Wageningen University & Research, is het daar deels mee eens. “Er is wel degelijk een hoop gedaan. Het was alleen zo uit de hand gelopen”, zegt hij. “Qua uitstoot zaten we in 1980 op de Mont Blanc. Daarna zijn we een beetje naar het middelgebergte gedaald. Maar we moeten echt in het heuvelland aankomen. En als het om ammoniak gaat, zijn we ergens tussen 2005 en 2010 eigenlijk gestopt met afdalen.”

Zure regen en zure bodem

De Vries verricht sinds begin jaren tachtig onderzoek naar de invloed van stikstofverbindingen en andere moleculen op het milieu. Toen al was volgens hem duidelijk dat overmatige uitstoot hiervan schadelijk kan zijn. “Er lag alleen destijds meer nadruk op zwaveloxiden. Samen met stikstofoxiden leidden die tot zure regen”, vertelt hij. Dankzij strenge protocollen is de zwaveluitstoot sindsdien met maar liefst negentig procent teruggedrongen, zodat er van zure regen geen sprake meer is.

Zwaveluitstoot uit een kolencentrale. Dankzij strenge protocollen is de zwaveluitstoot met maar liefst negentig procent teruggedrongen.

Analogue Kid voor Wikipedia, Wikimedia Commons, CC BY 2.5

Het stikstofprobleem bleek echter een stuk hardnekkiger. Door de overmatige uitstoot kwam er nitraat – een verbinding van stikstof en zuurstof – in het drinkwater, met risico op nitrietvergiftiging tot gevolg. Daarnaast maakt stikstof zonder zwavel weliswaar de regen niet zuur, maar de bodem wel. Door die verzuring kwam er onder andere een heleboel aluminium vrij in de bodem. Ook werden door de overmaat aan stikstof andere voedingsstoffen verdrongen, waaronder calcium, magnesium en kalium.

Daarom kwamen er ook strenge protocollen om de uitstoot van stikstof terug te dringen. En met succes: tussen 1990 en 2005 werd de uitstoot van ammoniak bijvoorbeeld met bijna zestig procent gereduceerd. Daar waren volgens De Vries geen ingewikkelde innovaties voor nodig. “Het was toch vooral laaghangend fruit. Beter management was al genoeg”, zegt hij. De effectiefste maatregel was het verbod op bovengronds uitrijden, oftewel het verspreiden van mest door het met een tractor van bovenaf op het land aan te brengen. Daarbij komt veel meer ammoniak vrij dan wanneer je de mest laag bij de grond aanbrengt of direct in de bodem injecteert.

Minder aandacht voor milieu

Ondanks de relatief simpele maatregelen was er ook toen al veel verzet vanuit landbouworganisaties. Dat de aanpak toch slaagde, komt volgens De Vries doordat de voorgeschreven uitstootreductie gepaard ging met heel duidelijke regels om die reductie te bereiken – zoals het verbod op bovengronds uitrijden. “Daarnaast was er ook wel het besef: dit is een beetje uit de hand gelopen”, zegt hij.

Dat besef is na 2000 weer flink afgenomen. Dat was onderdeel van een bredere trend, stelt De Vries. “Het milieubesef was in de jaren negentig vrij groot. Dat zag je daarna heel erg veranderen. De liberalisering kwam op gang. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werd in 2010 onderdeel van Economische Zaken. Vanaf toen kreeg het milieu veel minder aandacht. Er kwam ook een eind aan de dalende lijn van de ammoniakuitstoot. Dat is wel een weerspiegeling van de tijdgeest.”

Natuur als patiënt

Met de reductie in de jaren negentig dachten velen dat we het stikstofprobleem wel onder controle hadden. Maar dat was allesbehalve het geval, zegt De Vries. “Ik leg het altijd uit met de metafoor van te veel eten. In de tachtiger jaren is het echt gierend uit de hand gelopen. Toen aten we 6000 kilocalorieën in plaats van 2500. Daardoor kregen we lichamelijke klachten. Dan ga je minder eten, je gaat van 6000 naar 5000 naar 4000 kilocalorieën, en een tijdje later zie je wat verbeteringen. Maar je eet nog steeds te veel. Dan is de vraag: ga je vervolgens echt opknappen?”

De Vries ziet de natuur als een patiënt die weliswaar minder stikstof binnenkrijgt, maar nog steeds te veel. “Er zijn dan drie mogelijke scenario’s”, zegt hij. “Het wordt alleen nog maar erger, de achteruitgang wordt gestopt, of het verbetert een beetje. Afhankelijk van het ecosysteem zien we alle drie die dingen gebeuren.” Volgens sommige mensen valt het wel mee met het stikstofprobleem, omdat de natuur er sinds de jaren negentig niet in alle opzichten op is achteruitgegaan. “Maar die mensen vergeten dat we destijds met een heel ongezond systeem zijn begonnen”, zegt De Vries.

De Vries denkt dat we hebben onderschat hoe schadelijk een iets te hoog niveau van stikstof nog altijd is. “Je kunt zeggen dat we nu op 3500 kilocalorieën zitten in plaats van 2500. Als je dat decennialang doorzet, gaat de boel toch nog sluipend achteruit.”

Ecologie of economie

Die onderschatting heerste volgens hem vooral onder beleidsmakers, maar ook onder wetenschappers. “Er is wel steeds door ecologen op gewezen dat de achteruitgang sluipend doorgaat. Maar we wisten ook dat we de uitstoot niet eindeloos konden verminderen. Dan is er helemaal geen landbouw meer mogelijk. Ik denk dat sommige wetenschappers het gevoel hadden: we zijn aardig ver gekomen, laten we dat nu maar dankbaar aanvaarden. Er is te weinig gewaarschuwd voor die sluipende effecten. Ik had in 2000 ook niet verwacht dat dit een grote landelijke crisis zou worden.”

Want nadat milieubewegingen honderden rechtszaken hadden aangespannen, oordeelde de rechter in 2019 dat er officieel sprake is van een stikstofcrisis. “Als je iets jarenlang op zijn beloop laat, en dan opeens trekt een rechter een harde streep, dan krijg je vanzelf een crisis”, zegt De Vries. Volgens hem was al jaren duidelijk dat er hard moest worden ingegrepen, maar durfden beleidsmakers die harde keuzes niet te maken. “In 2015 wist men al dat de stikstofuitstoot omlaag moest. Maar ja, de ecologie mocht de economie niet schaden.”

Déjà-vugevoel

Al met al roept het stikstofprobleem bij veel wetenschappers een déjà-vugevoel op: telkens weer dezelfde waarschuwende woorden, maar geen daden. De Vries wijst in dat kader op een kop in Trouw in 1988: ‘VVD waarschuwt boeren: inkrimpen veestapel nodig als technische maatregelen falen.’ Hij vindt het desondanks niet eerlijk om te zeggen dat er sindsdien niks aan het probleem is gedaan. “De uitstoot is wel degelijk flink afgenomen”, zegt hij. “Er is alleen nooit heel veel moeite voor nodig om van een 4 naar een 6,5 te gaan. Maar als je daarna die 9 wilt halen, dan wordt het allemaal ingewikkelder.”

Volgens De Vries moeten we nu maatregelen nemen om de negatieve trend te doorbreken. In tegenstelling tot vroeger moeten die maatregelen niet alleen op de lange termijn zijn gericht. Hij wijst op het eerste RIVM-rapport over milieuproblemen, dat in 1988 verscheen. “Daarin werd een doel voor 2010 gesteld. Nu blijkt dat we dat zelfs in 2030 niet gaan halen. Als je een langetermijndoel stelt, moet je er wel voor zorgen dat de weg ernaartoe elk jaar wordt bijgehouden. Hou je je niet aan de voorgenomen daling, dan volgen er meteen consequenties. Anders gaan mensen weer twintig jaar wachten, en dan begint het weer opnieuw.”