Naar de content

‘Onze positie maakt ons te afhankelijk van Big Tech’

Sophia Twigt

Hoe kon Big Tech zo big worden? Een terugblik op de beginjaren van internet. “Bedrijven en politiek hadden meteen veel moeite met dit communicatiemiddel waar ze geen controle over hadden.”

12 november 2025

Alle techbazen die vooraan zaten bij de inauguratie van Trump begin dit jaar, Microsoft die de e-mail van de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof blokkeerde, en de CLOUD Act, die het mogelijk maakt dat de Amerikaanse regering documenten die in de cloud zijn opgeslagen, kan opvragen. Internetters van het eerste uur Marleen Stikker en Aiko Pras zijn er niet gerust op. “Onder politieke druk of vanuit hun eigenbelang kunnen de Big Tech-bedrijven het internet gewoon uitzetten”, aldus Stikker. “De toegang tot onze mail, documenten, sociale media, financiële systemen – zo’n beetje alles.” Ook Pras maakt zich zorgen. “Ik had niet zien aankomen dat het internet zo gedomineerd zou gaan worden door een paar heel sterke marktpartijen.”

Aiko Pras kwam eind jaren zeventig voor het eerst in aanraking met het internet bij de Universiteit Twente. Samen met een medestudent elektrotechniek kreeg hij de opdracht om de dynamische routering van computernetwerken uit te rekenen. “Vergelijk het met een snelweg: je kunt pakketjes met data laten ‘omrijden’ om files te vermijden.” Gaandeweg werd Pras steeds meer gegrepen door het fenomeen internet. Hij hielp mee met de bouw van Twentenet, een lokaal netwerk waarover je berichtjes kon sturen tussen de computers op de universiteit. “Ik zag al wel dat het internet heel veel potentie had. Mijn moeder vroeg: wat kun je er nou mee? En dan legde ik uit dat je misschien wel met elkaar kon beeldbellen. En ik dacht ook: als toeristenorganisaties, zoals de VVV, zouden samenwerken en samen een database zouden opzetten, dan zou je heel makkelijk een vakantiehuisje kunnen boeken.” Maar Pras besluit niet een Airbnb of Booking-achtig bedrijf op te richten, maar blijft in de wetenschap. Hij signaleert al vroeg dat het internet doelwit is van hackersaanvallen en gaat dan ook verder in de cybersecurity (en wordt uiteindelijk hoogleraar).

Schermafbeelding van het bedieningspaneel van De Digitale Stad (DDS).

Een screenshot van De Digitale Stad.

DDS via CC BY-NC-SA

Begin jaren negentig maakt ook Marleen Stikker kennis met het internet. Als medeoprichter van Press Now (tegenwoordig Free Press Unlimited) ontdekt ze dat het internet de enige manier is om contact te leggen met mensen in oorlogsgebieden. Stikker leert zichzelf werken met een Unix-computer, maar vindt dat iedereen toegang tot het internet zou moeten krijgen, ook als je de technologie niet snapt. Daarom richt ze samen met een groep hackers en kunstenaars De Digitale Stad op, een tot de verbeelding sprekende toegangspoort tot het internet, waar iedereen met een modem een gratis account met e-mailadres en zelf te bouwen homepage kan krijgen. De ontwikkeling loopt tegelijk met het ontstaan van Nederlands eerste internetprovider XS4ALL. Ze werken vanuit hetzelfde pand in Amsterdam, waar de PTT regelmatig de straat moet openbreken om nieuwe telefoonlijnen aan te leggen. Stikker: “Nieuwsgierige monteurs vroegen ons waar al die telefoonlijnen toch voor nodig waren. Er stonden namelijk ‘files’ voor de Digitale Stad en modems raakten snel uitverkocht.”

Geen vrijheid blijheid

De basis voor het internet wordt al in de jaren zestig gelegd, als het Amerikaanse ministerie van Defensie ARPANET ontwikkelt, en daarna het zogeheten TCP/IP-protocol. In dit protocol zijn de regels beschreven die bepalen hoe datapakketjes op een netwerk verstuurd moeten worden. Dat gebeurt niet via een centraal knooppunt, waar alle pakketjes langsgaan, maar gedistribueerd: de pakketjes worden opgeknipt en kunnen via verschillende knooppunten de gebruiker bereiken, zonder centrale regie. Voor overheden en telecombedrijven was dit een doorn in het oog. Stikker: “Het protocol verstoorde de manier waarop toegang tot communicatie en informatie werd geregeld. Ineens kon iedereen producent en distributeur van informatie worden. Zonder toestemming kon je ineens je eigen verhaal vertellen en kennis delen.”

Ze bestrijdt de indruk die weleens gewekt wordt dat de beginjaren van het internet alleen maar ‘vrijheid blijheid’ waren. “Het was meteen duidelijk dat bedrijven en de politiek heel veel moeite hadden met dit communicatiemiddel waar ze geen controle over hadden. Ze probeerden er vat op te krijgen. Het werd gelijk een strijdtoneel waarin bepaald moest worden wat het internet is en van wie het is.” Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk tijdens een bijeenkomst van de Internet Engineering Task Force (IETF). Dat is een netwerk van technici die samen bepalen wat de internetstandaarden moeten worden. In eerste instantie waren vooral onderzoekers lid van de IETF, en midden jaren negentig ontstond de discussie of ook bedrijven toegelaten mochten worden tot het netwerk. Microsoft wilde dat bijvoorbeeld heel graag. Pras: “Netwerkbedrijf Cisco kwam erbij. Dat vond iedereen wel goed, want iedereen had hardware nodig. Maar software vonden we een ander verhaal. Bovendien had Microsoft geen goede naam; Windows vonden wij toen een heel slecht product. Linux (een opensourcebesturingssysteem, red.) vonden wij veel beter. Alle servers draaiden toen al, en nu trouwens nog steeds, op Linux.”

Een oude computer met grote grijze monitor (een zwart-groen beeldscherm).

Een IBM-computer waarop het Microsoft-besturingssysteem MS-DOS 5.0 draait.

Boffy b, CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

Maar Microsoft kwam bij de IETF, net als Apple en andere softwarebedrijven. Besloten werd dat het een open gemeenschap zou zijn waar iedereen welkom is. In die jaren groeide Microsoft heel hard, terwijl Apple worstelde. Pras: “Linux, maar ook Apple, waren technisch veel mooiere producten. Maar ik denk dat Bill Gates (destijds Microsoft-directeur, red.) handiger was met marketing.” Volgens Pras was ook de samenwerking tussen IBM en Microsoft, die al in de jaren tachtig ontstond, een belangrijk markeerpunt. “IBM dreigde de slag om de thuiscomputer te missen en ging met Microsoft samenwerken, zodat IBM-computers het besturingssysteem MS-DOS (de voorloper van Windows, red.) kregen. IBM had sterke marketing; ze kwamen op bezoek om te vertellen: ik zou geen Apple nemen, want ze bieden slechte service; Apple is voor hobbyisten. IBM en Microsoft hadden zo samen een marktkracht die wij als technici niet hadden voorzien.”

Schaduwinternet

Zo werd Microsoft dominant op de markt voor besturingssystemen en later kwam daar de browser Internet Explorer en het Office-pakket bij. Door de gedwongen koppelverkoop kreeg het bedrijf boetes van mededingingsautoriteiten. Uit interne documenten uit die tijd blijkt dat Microsoft een beleid voerde dat het zelf Embrace, Extend and Extinguish noemde. Dat betekent dat je eerst een nieuwe ontwikkeling omarmt en onderdeel wordt van een open ontwikkelgemeenschap, daarna maak je software-uitbreidingen en toevoegingen die niet open zijn, om deze vervolgens standaard te maken en de anderen door je marktmacht ‘uit te roeien’. Daar kwam nog eens bij dat de groei van veel internetbedrijven gelijk liep met de privatiseringstrend in de jaren negentig. In Nederland werden telecom- en energiemaatschappijen verzelfstandigd, en het geloof was groot dat de markt zichzelf kan reguleren. Internet werd daarom lang ongemoeid gelaten.

Stikker heeft met eigen ogen gezien hoe gevaarlijk dat kan zijn. “Als ontwerpers van De Digitale Stad konden wij op de server zien wat mensen deden op hun computer: welke websites ze bekeken, welke mails ze verstuurden. Ik realiseerde me dat iedereen die eigenaar is van een server, een God’s view heeft. Dat geeft veel verantwoordelijkheid. Wij hebben toen gelijk beleid gemaakt om dit af te schermen.” Maar niet iedereen doet dat. “Als je al die informatie, bijvoorbeeld waar iemand vandaan belt, hoe lang iemand online is en wat die opzoekt, opslaat, dan is dat tegen alle principes in. Maar dat is wel wat Google en Facebook gingen doen.”

In 2004 besloot Google om die informatie uit persoonlijke profielen te verkopen aan adverteerders. Die kunnen daarmee gerichte advertenties aan gebruikers laten zien. Stikker: “Eerst kreeg je bij Google advertenties op basis van een zoekterm, maar vanaf die tijd verkocht Google jouw profiel aan adverteerders. Zij hadden zoveel data verzameld van gebruikers dat die zoektermen nauwelijks meer relevant waren. Sinds die tijd is het verdienmodel van internetbedrijven veranderd en is er een schaduwinternet ontstaan waarin persoonlijke informatie verkocht wordt aan de hoogste bieder.” Het is een spel dat ook Facebook goed beheerst: in de jaren 2010 kwam aan het licht dat Facebook persoonlijke informatie verkocht aan Cambridge Analytica en dit gebruikte voor gerichte, politieke advertenties, waarmee de uitslag van de Brexit-verkiezing is beïnvloed.

Versnelde zoektocht

Het is niet zo dat de strijders voor een open internet alleen maar stil hebben toegekeken. Zo richtte Stikker Waag Futurelab op, dat met ontwerpers, kunstenaars en wetenschappers projecten ontwikkelt waarin technologie kritisch wordt onderzocht. De Fairphone, een modulaire telefoon die je zelf kunt repareren en die draait op een opensourcebesturingssysteem, is vanuit Waag ontstaan. Ook heeft Waag samen met de Universiteit van Amsterdam het Creative Commons-licentiemodel voor auteursrecht voor Nederland beschikbaar gemaakt. Daarnaast groeit het aantal gebruikers van alternatieven voor sociale media (Mastodon), messaging (Signal) en Office (Nextcloud of Proton) – al blijven het kleine aantallen in vergelijking met de ‘grote jongens’.

Het besef begint nu door te dringen, maar het is tragisch dat het zo lang heeft geduurd

— Marleen Stikker

De groeiende macht van Big Tech onder Trump heeft mogelijk ook een versnelde zoektocht naar alternatieven in gang gezet. Stikker: “Politici en technisch verantwoordelijken realiseren zich dat we ons in een positie hebben gemanoeuvreerd waarin we volledig afhankelijk zijn van Big Tech. Dat besef begint nu wel door te dringen. Maar het is tragisch dat dat zo lang heeft geduurd en er niet eerder is geluisterd.” Pras: “Tien jaar geleden had nog niemand van digitale autonomie gehoord. De bewustwording over het belang ervan begint nu te groeien. Europese landen worden door de toenemende macht van Big Tech steeds meer in elkaars armen gedreven, daarom hoop ik dat we meer digitale autonomie in de EU voor elkaar kunnen krijgen.”