Een van Nederlands meest roemruchte internetproviders, XS4ALL, had zijn wortels in de anarchistische hackerswereld. Het was een groepje rebelse jongeren dat alle mogelijkheden van de nieuwste techniek – het internet – verkende. In het boek De hackers die Nederland veranderden krijgen zij een ereplaats.
In 1993, als er nog maar een paar honderd internetgebruikers in Nederland zijn, gaat Hack-Tic Netwerk van start, een van de eerste internetproviders van Nederland en de voorloper van XS4ALL. In die tijd zijn internetgebruikers vooral te vinden in nieuwsgroepen, met namen als comp.sys.mac.games.adventures, ‘voor mensen die graag willen praten over adventuregames die je op de Apple Macintosh kunt spelen’. Zo zijn er honderden nieuwsgroepen voor computeronderwerpen, schrijft journalist, politicoloog en schrijver Maarten Reijnders in De hackers die Nederland veranderden. Hij schrijft ook over de nieuwsgroep alt.tasteless, voor mensen met een nogal ziek gevoel van humor, en hoe zij een digitale burgeroorlog uitvochten met de groep kattenliefhebbers op rec.pets.cats. Als iemand daar bijvoorbeeld vraagt wat hij aan moet met zijn krolse kat, adviseren de alt.tasteless-gebruikers om de kat vast te spijkeren aan een broodplank of af te schieten. Dit soort haatberichten kennen we inmiddels maar al te goed, van de sociale media van vandaag, maar ook van internetfora als 4chan of GeenStijl. Zo blijkt dus al snel dat het internet niet alleen maar moois brengt.
Leraren afluisteren
Maar de gebruikers van het eerste uur zien dat op dat moment nog niet zo en zijn overtuigd van de mogelijkheden van het internet om overal meer vrijheid, gelijkheid en democratie te brengen. Een belangrijke rol in het boek van Reijnders is weggelegd voor Rop Gonggrijp, hacker, oprichter van hackerstijdschrift Hack-Tic en medeoprichter van XS4ALL. Reijnders beschrijft dat Gonggrijp al op jonge leeftijd behoorlijk rebels was. Hij startte een piratenradiozender en probeerde een lerarenvergadering af te luisteren door een microfoon in het plafond te verstoppen. Een stuk serieuzer was zijn inbraak op het computernetwerk van het RIVM. Ook het tijdschrift Hack-Tic dat hij maakte, staat de eerste jaren gevuld met tips om gratis te kunnen bellen door middel van een truc met telefoontikken. De PTT, dan nog een staatsbedrijf, is voortdurend het mikpunt.
Saillant is ook dat Gonggrijp een documentairemaker laat zien dat hij eenvoudig toegang heeft tot de luchtbehandeling van een atoomkelder bij metrostation Weesperplein in Amsterdam en dat hij de beweegrichting van de roltrap kan veranderen. Zo staan er aardig wat details om van te smullen in dit boek, maar helaas moet je je ook door veel details heen worstelen die voor de gemiddelde lezer minder interessant zijn. Zo is een heel hoofdstuk gewijd aan de vader van Gonggrijp, en gaan meerdere hoofdstukken over Amerikaanse opsporingsdiensten die ten strijde trekken tegen hackers. Ook komen veel grote gebeurtenissen uit die tijd uitvoerig aan bod, zoals aids, de Golfoorlog en de Bijlmerramp.
Computer onder de trap
Centraal staat natuurlijk de wordingsgeschiedenis van XS4ALL. Hoe een ‘zooitje ongeregeld’ begon met het inbreken op computernetwerken, puur voor het plezier en zonder er rijk van te worden, maar ook om organisaties erop te wijzen hoe zwak hun beveiliging was. Menig overheidsinstantie en bedrijf komt er bekaaid van af. Bijvoorbeeld chemiebedrijf Akzo, waar de hackers met het voor de hand liggende wachtwoord ‘test’ wisten in te breken.
Na invoering van de Wet computercriminaliteit bonden de hackers wel wat in, en met de oprichting van de internetprovider Hack-Tic Netwerk werd er toch voor de meer veilige weg gekozen. Er staan smakelijke details in het boek over het prille begin, in een woning in Amsterdam, met onder aan de trap een computer. En over de verhuizing naar de Prins Hendrikkade, waar de PTT bijna voortdurend de straat moest openbreken om nieuwe telefoonlijnen aan te leggen. De internetprovider groeide namelijk als kool, en koos al snel voor een andere naam, om niet te veel de associatie met de hackerscultuur te hebben.
Lokaal inbellen
In eerste instantie was de provider eigenlijk alleen voor Amsterdammers beschikbaar, want gebruikers moesten via een telefoonlijn inbellen en dat deden ze liever voor een lokaal, lager tarief. Reijnders beschrijft hoe XS4ALL-medewerkers door het land reden op zoek naar leegstaande panden op bedrijventerreinen. Daar konden ze namelijk modems plaatsen, zodat mensen tegen lokaal tarief konden inbellen. Eind jaren negentig liep het inbellen echter tegen zijn grenzen aan en kwamen er alternatieven beschikbaar, namelijk breedbandinternet en ADSL. Het probleem was alleen dat XS4ALL niet de middelen had om daar op eigen houtje in te investeren.
Uiteindelijk gebeurt dan ook het onvermijdelijke: het rebelse, idealistische vrijbuitersbedrijfje wordt ingelijfd door telecomgigant KPN, zoals de PTT dan inmiddels heet. Hoewel XS4ALL nog lang een maatschappelijk bevlogen koers heeft kunnen varen, bijvoorbeeld door acties te voeren tegen het aftappen van dataverkeer, is het bedrijf inmiddels niet meer dan een lege huls. Voor wie nog mijmert over die ‘goeie ouwe tijd’ toen het internet nog vol beloftes was, of wie zich wil verdiepen in de maatschappelijke fundamenten van het internet, is dit boek zeker aan te raden.