Naar de content

‘Nederlands zelfbeeld is niet gebaseerd op realisme’

Wie zijn wij: historische Nederlandse identiteit

iStock

De Nederlandse identiteit moet beschermd worden, zo klinkt het steeds vaker. Maar wat is die identiteit precies? En hoe is die tot stand gekomen? Een interview met cultuurhistoricus Lotte Jensen.

Nederlanders zien zichzelf graag als ruimdenkend, tolerant en ondernemend. Eigenschappen die de ‘echte’ Nederlander al eeuwen zouden kenmerken. Maar klopt dat beeld eigenlijk wel? Bestaat er een historische Nederlandse identiteit? Nederlanders breken er al eeuwen hun hoofd over, stelt Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse cultuur- en literatuurgeschiedenis in Nijmegen. Ze werkte de afgelopen jaren aan onderzoek over rampen en Nederlandse identiteitsvorming.

Wat hoort in uw ogen echt bij de Nederlandse identiteit?

“Identiteit is een vrij lastig begrip. Het veronderstelt namelijk een stabiele eenheid. En die bestaat niet. De bekende uitspraak van Máxima dat ‘dé Nederlander niet bestaat’ is waar. In die zin dat er niet een model-Nederlander is. Zo bestaat er ook niet ‘de’ Nederlandse identiteit. Er zijn vele identiteiten. Wat je vooral hebt, zijn vormen van identificatie met bepaalde beelden, ideeën en concepten over wat het inhoudt om in Nederland mee te doen in de samenleving. Er is een kluwen van historische voorbeelden die zo vaak terugkeren en zo vaak herhaald worden dat mensen zich daarmee gaan identificeren. Denk daarbij aan taal die mensen bindt. Culturele tradities horen daar ook bij, evenals instituties waarmee Nederland zich onderscheidt van andere landen. Vergeet ook zoiets als het landschap niet.”

Welke sleutelelementen duiken telkens weer op in het verhaal over ‘de’ Nederlander?

“Hard werken hoort er zeker bij. Denk in dat verband ook aan koophandel, iets waar Nederlanders in uit zouden blinken. In historische teksten kom je ook vaak vroomheid en deugdzaamheid tegen. Een van de kernelementen van het vertoog is ook heel lang verdraagzaamheid geweest. Maar let op: dit zijn eerder ideaalbeelden dan dat ze aan de werkelijkheid voldoen. Het is bovendien altijd een betwiste set aan beelden die kan veranderen in de tijd.”

“Tegelijkertijd kun je al die ideaalbeelden meteen ook met tegenvoorbeelden onderuithalen. Ik noem een historisch voorbeeld uit de zeventiende eeuw. Toen had je immigranten uit Duitsland die hier kwamen maaien. Die werden bespot en er waren allemaal lelijke woorden voor: poepers, knutten, moffen. Dat is nogal een contrast met die zo geroemde verdraagzaamheid. Zo zie je maar, zaken waarmee wij ons identificeren als Nederlander zijn vaak niet gebaseerd op realisme, maar juist op een vorm van ideaalbeelden die dikwijls weinig relatie met de praktijk hebben.”

Portretfoto van Lotte Jensen

Lotte Jensen

Babet Hogervorst

Wat wij associëren met Nederlanderschap wisselt door de tijd. Kunt u een voorbeeld noemen?

“Een mooi voorbeeld is het Oranjehuis. Veel mensen associëren Nederland met het koningshuis. Maar daarover is in het verleden veel twist geweest. Hoort Oranje hoort wel of niet bij? Er zijn tijden geweest dat het Oranjegevoel veel minder prominent was. Denk aan de stadhouderloze tijdperken. Pas vanaf de negentiende eeuw zijn we het Nederlanderschap heel erg gaan associëren met het koningshuis.

Een ander, heel recent voorbeeld. In het onderwijs wordt sinds 2006 de Canon van Nederland gebruikt, vijftig thema’s die de geschiedenis van Nederland weergeven. Die is alweer een paar keer veranderd. Onder meer door er meer vrouwen in te zetten in 2020. Recent is ook Anton de Kom erin gekomen, de Surinaamse antikoloniale schrijver en verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog. Zo snel kan verandering gaan.”

Relicten uit het verleden

Wanneer zijn Nederlanders begonnen na te denken over zichzelf en hun identiteit?

“Je vindt het eigenlijk al tijdens de opstand tegen Spanje in de zestiende eeuw. Daarbij staan wij versus zij-contrasten centraal: ‘wij de protestantse Nederlanders’ tegen ‘zij de katholieke Spanjaarden’. Er treedt dan al meteen een soort wij-gevoel op, dat met protestantisme wordt geassocieerd. Terwijl er, en dat is belangrijk om te beseffen, net zoveel katholieke Nederlanders zijn op dat moment. Identificatie gaat, dat zie je ook hier weer, altijd gepaard met een proces van in- en uitsluiting.”

Er is niet één model waar iedereen in past

Vaak noemen historici de negentiende eeuw, de tijd van het nationalisme, als de periode waarin het nationale verhaal vormt krijgt.

“Die tijd is echt vormend geweest. Er ontstaat dan een verheerlijking van het verleden. In Nederland is dat het verhaal van de Gouden Eeuw. Nederland is na de Napoleontische tijd geen grote speler meer op het wereldtoneel. Om het zelfgevoel op te kloppen werd er teruggekeken in de geschiedenis. Men idealiseerde de tijd waarin ons land een wereldmacht was, een handelsmacht van grote proporties. Zo ontstond wat de Gouden Eeuw is gaan heten. Die mythe werkt tot op de dag van vandaag door.”

Hoe dan?

“Alle discussies die we nu voeren over het slavernijverleden, de koloniën en standbeelden voeren terug op ideeën en opvattingen uit de negentiende eeuw. Het gaat om relicten uit het negentiende-eeuwse nationalisme, waar we ons nu nog toe moeten verhouden.

Neem de discussie over het standbeeld van J.P. Coen in Hoorn. Toen dat standbeeld in 1893 werd neergezet was het helemaal niet onomstreden. Toen waren er al kritische geluiden, maar die waren beslist niet dominant. Het dominante verhaal was toen dat Coen een held was om met tromgeroffel te vereren. Die dominante mythe van een Grote Zeeheld uit de Gouden Eeuw is nu pas écht onder vuur komen te liggen.”

Niet louter negatief

We hebben het nog niet gehad over de strijd van de Nederlanders tegen het water, waar u recent een boek over schreef.

“Dat beeld is heel sterk en gaat door klimaatverandering vermoedelijk alleen nog maar sterker worden. Water is altijd een heel sterke natuurlijke vijand geweest en het heeft op twee manieren het spreken over de Nederlandse identiteit gevormd. Bij de ene manier draait het om heroïek en overwinning. Of het nu om de drooglegging van de Beemster in 1610 gaat, of Afsluitdijk in 1932 of de Deltawerken na de stormvloed van 1953. Wij Nederlanders kunnen als geen ander het water bedwingen, we hebben het als het ware in ons DNA, zo luidt het verhaal. Dat is een heel sterke redeneerlijn.

Er is ook een keerzijde. Als je echt goed gaat kijken, zijn er ook net zoveel nederlagen tegen het water geleden. Maar ook die hebben bijgedragen aan het wij-gevoel. Die hadden namelijk tot gevolg dat er nationale saamhorigheid ontstond. Samen voerden we de strijd tegen het water. Daar is de watersnoodramp van 1953 een bekend voorbeeld van. Massaal werden inzamelingsacties georganiseerd. Je zag het zelfs in 1995. Toen hielden de dijken het uiteindelijk, maar werd er wel een nationale televisieactie georganiseerd.”

Panoramische foto van Urk aan het IJsselmeer

Urk: ooit een eiland in het IJsselmeer, inmiddels ingepolderd. 

iStock

Wat kunt u als historicus ons leren over het verhaal van de Nederlandse identiteit?

“Ik denk dat een historicus heel goed kan laten zien dat zoiets als het idee van een ‘nationaal wij’ altijd onder spanning heeft gestaan. Altijd. Het is een illusie om te denken dat je een wij-gevoel kunt creëren dat niet betwistbaar is. En dat de polarisatie die daarbij hoort van alle tijden is. Er is niet één model waar iedereen in past.

Tegelijkertijd is het belangrijk om te benadrukken dat identiteit en identificatie niet louter een negatief verhaal is, want die neiging bestaat. Nationalisme is een overtrokken vorm, maar dat wil niet zeggen dat een nationaal gevoel verkeerd is. Integendeel, daar zitten goede kanten aan. Nationale samenhorigheid is heel belangrijk. Als je wilt dat mensen iets voor elkaar over hebben, dan zullen ze zich ook onderdeel moeten voelen van dezelfde gemeenschap. Het is helemaal niet erg om het volkslied te zingen op 4 en 5 mei of bij sportprestaties. Sterker nog, dat zijn die positieve bindende evenementen.

Een van de kernvragen voor nu is: welke bouwstenen neem je dan mee uit dat verleden en van welke zeg je ‘nou, doe die maar niet meer’.”

Kennis van het verleden is de basis, lijkt mij, voor kritisch burgerschap


Welk element zouden we dan mee kunnen nemen?

“We leren eigenlijk bar slecht van het verleden, maar je kunt het wel als een soort lens gebruiken waarmee je een scherper zicht krijgt op het heden. De strijd tegen het water is wel een heel mooie metafoor, zo heb ik ontdekt in mijn onderzoek. Daarbij gaat het onder meer om samenwerken om zo een veilige leefomgeving te krijgen.

Ik werk nu aan groot project over hongersnoden en de culturele erfenis daarvan. Denk aan de hongerwinter en hongersnoden nog langer geleden. Ook dat is heel interessant. Het doorgeven van die kennis is essentieel voor het ontwikkelen van het empathisch vermogen in je leefomgeving. Je realiseert je dat wat de mensen toen op deze plek is overkomen, jou ook kan overkomen en dat je de ander nodig hebt. Via geschiedenis kun je empathie leren, daarvan ben ik overtuigd.”

Hoe kunnen anderen onderdeel van het ‘Nederlandse verhaal’ worden?

“Het kan, maar dat is niet per se heel gemakkelijk. Identificatie gaat niet vanzelf. Het is belangrijk dat mensen kennismaken met een breed perspectief op de geschiedenis, waarin een inclusief verhaal wordt verteld. Dat begint bij onderwijs en educatie. Het is van belang dat in het onderwijs een basis wordt gelegd van een geschiedenis die mensen delen in dit land. Daarom is het ook zo vreselijk dat jongeren nu soms na de derde klas van de middelbare school geen geschiedenis meer hebben. Kennis van het verleden is de basis, lijkt mij, voor kritisch burgerschap.”