Naar de content

De Gouden Eeuw spreekt tot de verbeelding van veel geschiedenisliefhebbers. Het roemruchte tijdperk waarin een kleine republiek groot was. Politiek gezien een buitenbeentje – want zonder vorst – maar toch de machtigste en de rijkste. Maar het was niet alles goud dat er blonk…

De aanloop

De Lage Landen vochten zich in de zestiende eeuw onder het Spaanse juk vandaan en vormden de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze nieuwe onafhankelijkheid had een enorme welvaart in de zeventiende eeuw tot gevolg. De wens om de Spaanse bezetter te verjagen, zorgde voor eenheid en eensgezindheid tussen de gewesten. Politieke propaganda, een uitvinding van Willem van Oranje, schilderde de Spanjaarden extra zwart af en rechtvaardigde daarmee een eigen bestuur, los van de Spaanse koning.

Lees meer:

Een oude tekening van de onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt.

Executie van Johan van Oldenbarnevelt in 1619.

Wikimedia Commons, Publiek Domein

Politiek & religie

Politiek en religie lopen als een rode draad door de Gouden Eeuw. Ondanks de welvaart was het land bijna voortdurend in oorlog. Was het niet buiten de landsgrenzen, dan lag er in de gewesten zelf wel een burgeroorlog op de loer. Waar de politiek en religie elkaar kruisten was de strijd het heftigst. Zoals tijdens de Bestandsjaren, de wapenstilstand met de Spanjaarden tussen 1609 en 1621.

Verschillende protestantse stromingen lagen met elkaar in de clinch vanwege afwijkende theorieën over de Calvinistische leer. Dit meningsverschil leidde tot breuken tussen familieleden en vrienden, wetenschappers en stadsbesturen. Het land was verscheurd in twee kampen met Maurits van Oranje en Johan van Oldenbarnevelt aan het hoofd.

Hoewel Maurits in theorie een dienaar was van de Republiek en geen staatshoofd, zette hij het Staatse leger in. Hij liet de machtigste ambtenaar van dat moment, Van Oldenbarnevelt, oppakken en indirect ter dood veroordelen wegens verraad.

De latere stadhouder Willem III zou ook een strijd om de macht uitvechten met politieke bestuurders, ware het niet wat meer op de achtergrond. Bij de moord op de raadspensionaris De Witt en zijn broer in 1672 deed Willem III niets om de menigte in toom te houden of de daders te straffen. In tegendeel: zijn kamp gooide met politieke pamfletten over landverraad olie op het vuur.

Lees meer:

Migratie

De politieke onrust buiten de landsgrenzen heeft veel effect gehad op de welvaart van de Gouden Eeuw. De Nederlanden waren altijd al een land geweest waar, met name religieuze, vluchtelingen naar toe trokken vanwege de relatieve godsdienstvrijheid. Maar waar handelaren uit verre landen in de zestiende eeuw nog in de Zuidelijke Nederlanden neerstreken, verschoof het accent naar het noorden na het verlies van de Vlaamse handelssteden zoals Antwerpen, Brussel en Brugge aan de Spanjaarden.

Het dichthouden van de Schelde, wat de ondergang van Antwerpen als handelsstad betekende, hielp daarbij. Protestantse vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden namen kennis, een netwerk en rijkdom mee, die zij vol trots in het Noorden inzetten voor de goede zaak: voor de godsdienstvrijheid en tegen de Spanjaarden. Maar ook arme vluchtelingen waren welkom: arbeidskrachten waren hard nodig in de rap groeiende Republiek. Zij vonden massaal werk in de steden. In 1622 zou 67 procent van de Leidse inwoners van Zuid-Nederlandse afkomst zijn.

Een andere bekende groep religieuze vluchtelingen waren de Pilgrim Fathers. Na hun verblijf in Leiden voeren deze Engelse protestanten naar de Verenigde Staten om daar de stamvaders en moeders van de huidige Amerikanen te worden.

Nederlanders die hun vaderland verlieten gingen vooral op zoek naar nieuwe streken waar handel mee gedreven kon worden. Van hoog tot laag, van keuterboer tot hoge ambtenaar: velen zochten hun geluk buiten de landgrenzen.

Lees meer:

Een slavin wordt te koop aangeboden op de markt.

P. J. Benoit (1839), vrijgegeven in het publieke domein via Geheugen van Nederland

Economie

De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) speelde een belangrijke rol in de migratie. Zij hadden zoveel personeel nodig, ook vanwege de hoge sterfte onderweg, dat de helft van de geronselde zeevaarders uit het buitenland aangetrokken moest worden. Meestal arme sloebers die in de West of de Oost gouden bergen hoopten te vinden. De andere helft, van eigen bodem, kwam over het algemeen ook uit de onderste klasse van de samenleving.

Na maanden op elkaars lip te hebben gezeten, namen de in leven gebleven zeelui het niet meer zo nauw. Het vermoorden van inheemse dorpen of het verhandelen van slaven werd gezien als een noodzakelijk kwaad: de winst was het belangrijkst. Helemaal gunstig was een kaperbrief van de stadhouder, die toestemming gaf om vijandelijke schepen te overvallen. De verovering van een Spaanse zilvervloot door Piet Hein in 1628 leverde 12 miljoen gulden en een week feest bij thuiskomst op.

Zeevaart en de handel waren de belangrijkste pijlers waar de Nederlandse economie op dreef. Bij handel wordt al snel aan de VOC gedacht maar de meest omvangrijke en winstgevende handel ging via de Oostzee in Noord-Europa. Het grootste gedeelte van het verhandelde graan kwam via die route het land binnen. Bij het uitbreken van hongersnood in Europa waren er genoeg voorraden in Amsterdam die dan tegen hoge prijzen van de hand gingen. Daarnaast kwam hongersnood in eigen land niet langer voor.

Tulpenmanie.

Wikimedia Commons, Jacob Marrel, CC0

De opening van de Amsterdamse wisselbank zorgde voor een goede impuls binnen de handel. Handelaren hoefden niet langer met verschillende muntsoorten te zeulen maar konden het te betalen bedrag overschrijven. Ook de aandelen kwamen in zwang. Door een aandeel in een VOC-schip te kopen kon iedereen meedelen in de rijkdom, en de risico’s.

Dat niet alleen rijke handelaren hier aan meededen blijkt uit de archieven: ook ‘arme lieden’ zoals dienstbodes kochten zich voor een klein bedrag in. De schaduwzijde van de nieuwe aandelen was de opkomst van het speculeren. Dit zou leiden tot een ware tulpenmanie die in 1637 eindigde met de eerste beurscrash in de geschiedenis.

Vrouwen waren over het algemeen niet handelsbekwaam op enkele uitzonderingen na. In een land van vissers en VOC-vaarders, waarbij de mannen lang van huis waren, genoten hun vrouwen meer macht dan elders. Deze echtgenotes waren bevoegd om de handel of het bedrijf zelfstandig te runnen tijdens de afwezigheid van hun mannen. Ook weduwen hadden het recht om de zaak van hun man voort te zetten, totdat ze zouden hertrouwen.

Lees meer:

Cultuur en Maatschappij

Graan in overvloed betekende niet dat er geen armoede was in de Republiek. Naast een kleine rijke bovenlaag van regenten en handelaren, kwam een redelijk grote middengroep die zich aardig kon redden. De onderste laag van de bevolking was de grootste. Voor hen was er weinig gouds aan de 17de eeuw. In de steden, met name in Amsterdam, was genoeg werkgelegenheid wat veel mensen aantrok. De inkomsten waren alleen laag waardoor ongeschoolde arbeiders met een groot gezin de eindjes vaak niet aan elkaar konden knopen.

Een schilderij van een groep mensen in het Aalmoezeniershuis.

Uitdelen van brood en aalmoezen door armenmeesters.

Werner Jakobsz., vrijgegeven in het publlieke domein.

25 procent van de bevolking had in meer of mindere mate steun nodig. Zij meldden zich wekelijks bij de armenzorg en kregen hulp op maat in de vorm van geld, brood en turf. Deze zorg werd betaald vanuit de gulle giften van de stadsbewoners en was alleen bedoeld voor arme inwoners van de stad. Landlopers, kleine criminelen en recent aangekomen migranten zonder geld kwamen in het grijze circuit of een tuchthuis terecht.

Naast de armenzorg was ook de zorg voor zieken en wezen ver ontwikkeld in de Republiek. Het Dolhuis was een plaats waar geesteszieke mensen werden verzorgd. De wezen werden onderverdeeld in het burgerweeshuis en het armenweeshuis waar ze eten, onderdak en een opleiding genoten. De laatste groep was een stuk minder goed af: het eten was een stuk slechter en de opleiding bestond voornamelijk uit hard werken voor de kost.

De jongeren die in een meer vermogende wieg lagen, hadden het een stuk beter. Net als in de jaren 60 van de 20ste eeuw ontstond er in de zeventiende eeuw een ware jeugdcultuur. Deze kids hadden geen oorlog in eigen land meegemaakt en leefden een stuk minder sober dan hun ouders. Zij genoten volop van muziek, dans, elkaar en nieuwe producten zoals koffie en tabak.

Lees meer:

Kunst en wetenschap

De Gouden Eeuw staat bekend om haar ongeëvenaarde kunstenaars. Schilderijen van Rembrandt, Frans Hals, of Vermeer brengen nu miljoenen op. De grote meesters konden in hun dagen ook al aardig rondkomen van hun werk. Minder dan tegenwoordig werden schilderijen gezien als kunst. Schilderen was een ambacht. Met name de schilders met een neus voor handel boerden goed. De vraag naar schilderijen was groot en niet alleen in de Republiek zelf. Miljoenen werken van mindere goden verlieten de ateliers.

Uit onderzoek naar inboedels is gebleken dat ook minderbedeelden en zelfs arme mensen vaak meerdere schilderijen of prenten in huis hadden hangen. Hoe rijker de eigenaar hoe groter het aantal schilderijen en hoe meer grote meesters. Schilderijen waren big business en schilders bekwaamden zich vaak in een bepaald genre om hun werk aan de lopende band te kunnen leveren.

Naast de kunst floreerde de Republiek ook in de wetenschap: belangrijke ontdekkingen vonden binnen de landsgrenzen plaats. Veel internationaal bekende wetenschappers trokken naar de Nederlandse Universiteiten, waarvan de Universiteit Leiden de oudste is: het werd in 1575 aan de stad geschonken door Willem van Oranje. Ook het aantal internationale studenten lag hoog: wie het zich kon permitteren kwam naar de Nederlanden om bij de beste wetenschappers college te volgen. De voertaal van de wetenschap was Latijn dus van een taalprobleem had niemand last.

De colleges trokken trouwens niet alleen wetenschappers en studenten. Het anatomisch theater, waar de medische studenten colleges kregen over de anatomie van het menselijk lichaam, was een internationaal bekende trekpleister. De Republiek liep voorop in praktisch onderzoek, in een tijd dat het lezen van wetenschappelijke theorieën uit de Klassieke Oudheid de gewoonte was.

Het ontleden van het menselijk lichaam was een belangrijk onderdeel van deze praktijkstudie. Door het ontstaan van praktische wetenschap konden zich ook medische hulpapparatuur ontwikkelen, zoals de microscoop, waarmee baanbrekende ontdekkingen werden gedaan. Er bleek een hele wereld op zich te bestaan, van kleine diertjes zoals bacteriën en spermacellen…

Lees meer:

Het einde

Na het rampjaar in 1672, waarin de Republiek van alle kanten werd aangevallen, ging het bergafwaarts. Stadhouder en koning van Engeland Willem III overleed in 1702 en in hetzelfde jaar verklaarde de Franse koning Lodewijk XIV, alias de Zonnekoning, de oorlog aan deRepubliek. Hij claimde de Spaanse troon voor zijn kleinzoon en zo kwam de Republiek, al verzwakt, terecht in de Spaanse Successieoorlog.

De vrede werd in 1713 gesloten aan de internationale onderhandelingstafel in Utrecht. De afgezanten uit de Republiek hadden weinig in te brengen en de vrede bleek vooral erg gunstig voor de andere belangrijke zeevarende natie, Engeland. Zij sloten stiekem een verbond met Frankrijk, dat al jaren met een jaloers oog naar de machtige Republiek hadden gekeken. Verarmd door een achteruithollende economie en jarenlange oorlogvoering kon de Republiek hier weinig aan doen.

Lees meer: