Naar de content

Zó goed dat het fout is

Van hypercorrectie tot taalverandering

Op een vel papier ligt een rode pen waarmee fouten in de tekst zijn onderstreept.
Op een vel papier ligt een rode pen waarmee fouten in de tekst zijn onderstreept.
Mathilde Jansen voor NEMO Kennislink

‘Hun’ of ‘hen’? ‘Als’ of ‘dan’? Bang om een taalfout te maken, verbeter je jezelf misschien waar dat niet nodig is. Welke invloed heeft deze hypercorrectie op ons taalgebruik?

‘Hun hebben gelijk’ zal door de meeste mensen - terecht - als fout worden beoordeeld. Maar hoe zit dat met zinnen als ‘Hun heb ik niks gevraagd’ of ‘Hun ben ik dankbaar’? Veel taalgebruikers maken hier ‘hen’ van, terwijl  ‘hun’ volgens de regels in allebei de gevallen juist is (zie kader). Dat ‘hun hebben’ fout is, is er bij velen zo ingestampt dat mensen soms de neiging hebben om ‘hun’ fout te rekenen wanneer dat wel goed is. ‘Hypercorrectie’ noemen we dat: je wil voorkomen dat je een taalfout maakt, maar maakt daardoor onbedoeld toch een fout. Met andere woorden: je overijverige poging om correct te zijn, resulteert juist in een taalfout. Waar komt dat vandaan?

Hun of hen?

In deze zinnen is ‘hun’ correct, omdat het hier niet gaat om het onderwerp van de zin (dat is in beide gevallen ‘ik’), maar om het meewerkend voorwerp. ‘Hen’ gebruik je na een voorzetsel of als leidend voorwerp. Via het Taalloket van Onze Taal vind je meer uitleg en voorbeelden.

“Dat heeft alles te maken met het verschil tussen de prescriptieve grammatica, de voorgeschreven regels, en de descriptieve grammatica, het beschrijven van dát wat er daadwerkelijk gebeurt”, legt Helen de Hoop, hoogleraar Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen, uit. Deze voorgeschreven regels vertellen ons hoe de standaardtaal eruitziet. In het Nederlands grijpen veel mensen bijvoorbeeld naar de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), die de grammatica beschrijft. Maar veel Nederlandstaligen raadplegen de ANS wanneer ze op zoek zijn naar taaladvies. Veel mensen houden zich, soms dus krampachtig, vast aan die regels.

Goedbedoelde fouten

Het fenomeen is niet nieuw en ook niet iets wat alleen in het Nederlands voorkomt. In het Engels spreken bijvoorbeeld veel mensen van ‘between you and I’, dat eigenlijk – volgens de regels – ‘between you and me’ moet zijn. Maar veel taalgebruikers kiezen de eerste vorm, omdat die meer ‘correct’ zou klinken.

De Amerikaanse taalkundige William Labov meende ruim zestig jaar geleden dat hypercorrectie met name te maken had met sociale klassen. Labov is de grondlegger van de sociolinguïstiek, waarin het verband tussen taalgebruik en sociale groepen wordt onderzocht. Mensen uit een lagere sociale klasse zouden volgens hem de neiging hebben om te willen klinken als de elite en maakten juist daardoor fouten.

Hij onderzocht dat in 1962 in een warenhuis in New York, en vroeg het personeel – dat uit verschillende sociale klassen kwam – naar een product waarvan hij al wist dat dat op de ‘fourth floor’ lag. Labov ontdekte dat mensen uit de lagere middenklasse flink overdreven hun ‘r’ uitspraken, als een soort compensatie. Zijn verklaring: ze wilden klinken als de hogere klasse, die normaal de r-klank wat meer overdreven uitspreken, maar hun ‘r’ werd juist nog opvallender en extremer dan die van de hogere klasse.

Zwartwit foto van een lees Amerikaans warenhuis in de jaren zestig

Amerikaans warenhuis in de jaren zestig

GetArchive

Maar De Hoop benadrukt dat hypercorrectie niet zozeer ontstaat tussen verschillende klassen, maar meer tussen verschillende niveaus van opleiding. Bij een onderzoek onder middelbare scholieren zag ze maar weinig leerlingen de fout in gaan bij constructies waaraan veel aandacht besteed wordt op school, zoals ‘groter als’ en ‘hun hebben’. Moeilijker bleken zinnen met ‘hun’ als meewerkend voorwerp – ‘ik geef hun het boek’ – en ‘twee keer zo groot als’. Leerlingen kozen hier vaak voor ‘hen’ en ‘dan’.

“Dat komt omdat op de middelbare school met name aandacht wordt besteed aan de verboden variant, waardoor er dus ook angst wordt gecreëerd om bij die constructies fouten te maken”, vertelt De Hoop. “‘Hen’ voelt dan veiliger”, legt ze uit. Wanneer deze fout wordt gemaakt, wordt dat ook minder erg gevonden dan ‘hun hebben”, volgens haar. Dat heeft alles te maken met de sociale normen, die mensen zichzelf en elkaar opleggen.

Prestige

Volgens De Hoop krijgen specifieke woorden door die sociale normen een laag ‘prestige’, zoals dat bij ‘hun’ en ‘als’ het geval is. “Dit soort hypercorrecties vinden daarom niet alleen bij middelbare scholieren plaats die grammatica- en spellingslessen krijgen. Voorbeelden van dit soort hypercorrecties zie je dagelijks in de krant.”

Niet alleen op schrift, ook in spraak zijn er veel voorbeelden van hypercorrectie te vinden. Janet Fuller, hoogleraar Taal en Maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen, noemt als voorbeeld de oud-politicus Helmut Kohl (van de Duitse partij CDU), die zijn accent overdreven ging verbloemen, mogelijk om serieuzer te worden genomen. “Hij maakte vaak de sch-klank op plekken waar die niet eens hoorde, om zijn accent minder naar voren te laten komen.”

Waarom vinden we het erg om taalfouten te maken?

— Janet Fuller

Fuller licht toe: “Mensen vinden het prettig om aan een standaardtaal te voldoen. Zeker mensen die geschoold zijn willen niet overkomen alsof ze ongeschoold zijn en niet op de hoogte zijn van de geldende taalregels.” Ze denkt dat het inderdaad te makkelijk is om hypercorrectie als een resultaat te zien van klasse. “Hypercorrectie komt voort uit de status die bepaalde zinnen, woorden of klanken krijgen. Dat heeft niet alleen met klasse te maken, maar ook bijvoorbeeld met de regio waar een spreker vandaan komt.”

“Wanneer er verschillende taalvarianten zijn en één daarvan een hogere status heeft, ontstaat al snel hypercorrectie”, legt Fuller uit. “Als je meer keuze hebt binnen je taalgebruik, omdat je bijvoorbeeld een dialect spreekt, maar op je werk meer in standaardtaal praat, is er een grotere kans dat er hypercorrectie plaatsvindt in je taalgebruik.”

Wie hypercorrect spreekt, is zich dus ook hyperbewust van zijn of haar taalgebruik. Fuller vraagt zich af: “Waarom vinden we het erg om taalfouten te maken?” Misschien komt het doordat de mensen die het goed willen zeggen, andere mensen veroordelen die dat niet doen. Die frustratie komt mogelijk voort uit het feit dat zij wél hun best doen en een ander dus zogenaamd niet. In talen waar een standaardtaal aanwezig is, zal dan ook altijd hypercorrectie plaatsvinden, meent de onderzoeker.

Taalverandering

Mensen reageren minder heftig op hypercorrectie dan bij ‘gewone’ schendingen van prescriptieve regels, volgens De Hoop. Het leidt vaak ook tot grappige situaties, zoals bij een van haar studenten die ‘moeder’ zei in plaats van ‘moeier’ (de officiële spelling is ‘moeër’). “Blijkbaar klinken ‘dooie’ en ‘goeie’ niet zo netjes, dus ook ‘moeier’ niet, maar ‘dode’ en ‘goede’ wel. De student corrigeerde zichzelf vrijwel meteen”, zegt De Hoop lachend.

Vergelijkbare verschuivingen zie je bij uitdrukkingen als ‘dat gaat niet van een leien dakje’, waarbij ‘leien dakje’ verandert in ‘leiden dakje’, en bij ‘beeldhouwer’ dat verandert in ‘beeldhouder’. Hoewel die laatste nog steeds als ‘beeldhouwer’ in de Van Dale staat, wordt het wellicht over tien jaar steeds vaker als ‘beeldhouder’ geschreven?

Volgens De Hoop kan hypercorrectie inderdaad tot taalverandering leiden. Het woord ‘kade’ was bijvoorbeeld oorspronkelijk de hypercorrecte vorm van ‘kaai’, maar is inmiddels de correcte vorm. De meeste mensen zeggen en schrijven nu ‘kade’ en het oorspronkelijke woord ‘kaai’ wordt niet veel meer gebruikt, in elk geval niet in Nederland in de standaardtaal. “Daar heeft dus echt al taalverandering plaatsgevonden.”

“Het is soms lastig te zeggen of hypercorrectie leidt tot taalverandering of dat dat komt door andere taalmechanismes”, vult Fuller aan. “Taalverandering is er namelijk altijd, dat is ook de bedoeling.” De Hoop voegt hieraan toe: “Taalverandering vindt vaak ook onopgemerkt plaats, en dan wordt er ook geen actie tegen ondernomen. Hoe vaker bepaalde vormen worden gebruikt, des te meer ze geaccepteerd worden. Zo ook misschien met de hypercorrecte vormen.”

Bronnen