Bedrijven en overheden maken allerlei plannen om hun duurzaamheid te verbeteren. Maar wat bedoelen ze daarmee? Matt Drury onderzocht het taalgebruik van beleidsmakers, bestuurders en politici.
‘Geen honger, wel duurzame landbouw en goede voeding; goede banen, duurzame economische groei en eerlijke verdeling van welvaart; duurzaam gebruik van de oceanen en zeeën.’
Dat zijn drie duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, bedoeld om richting te geven aan duurzaamheidsbeleid overal ter wereld. Handig, maar je kunt je afvragen: wat is dan duurzaam gebruik, of duurzame landbouw? Voor het uitvoeren van de doelstellingen maakt het nogal uit hoe je zulke woorden interpreteert.
Ons beeld van ‘klimaatverandering’ is gevormd door wat mensen erover zeggen en hóé ze het zeggen
Hierover spraken we met Matt Drury. Hij studeerde ecologie en taalwetenschap, en combineerde die disciplines in zijn promotieonderzoek in de ecolinguïstiek: een nieuw vakgebied waarin wetenschappers bestuderen hoe taalgebruik onze ideeën over de natuur, milieu, duurzaamheid en samenleven vormt.
Hoe definieer jij duurzaamheid?
“Duurzaamheid betekent dat we bij elke beslissing die we nemen, ernaar streven de negatieve impact te minimaliseren en de positieve impact te maximaliseren. In mijn definitie gaat het dan om de impact op mensen, op andere dieren en op de planeet als geheel. Ik zie het als een ethische kwestie voor individuen, maar ook instellingen kunnen deze definitie gebruiken.”
Hoe verschilt jouw definitie van andere?
“De economie komt er niet in voor, terwijl die in de meeste definities van duurzaamheid juist een belangrijke rol speelt. Ook in de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN bijvoorbeeld. Die zijn sterk verbonden met het idee dat we economieën moeten laten groeien en dat dan alles goed komt. Duurzaamheid zoals ik het me voorstel, staat los van economische groei als voorwaarde.”
“Verder worden niet-menselijke dieren zelden genoemd als het over duurzaamheid gaat. Als je weer naar de doelen van de VN kijkt, dan komen dieren voor als voedselbron voor mensen, en als onderdeel van gezonde oceanen en bossen. Maar er wordt geen rekening gehouden met dieren als wezens die we goed of slecht kunnen behandelen.”
Wat is daar eigenlijk erg aan? Je kunt toch opkomen voor dierenwelzijn, ook als dat niet expliciet in je definitie van duurzaamheid staat?
“In mijn promotieonderzoek heb ik onder andere naar het strategisch plan van mijn universiteit gekeken. Daar staan doelen op het gebied van duurzaamheid in, maar zonder duidelijke definitie. Als die er wél zou zijn, en dieren daarin expliciet genoemd werden, zou dat andere gevolgen hebben. Het zou mensen aan de universiteit dwingen tot gesprekken, bijvoorbeeld over experimenten met levende dieren. Dan moeten ze afwegingen maken, bijvoorbeeld of het lijden van dieren te rechtvaardigen is voor een minimale verbetering van een medicijn voor mensen. Zonder definitie hoef je zulke gesprekken niet te voeren en hoef je niks te veranderen.”
In je onderzoek heb je gekeken naar de definitie van duurzaamheid in beleidsdocumenten en speeches. Maar als daar geen expliciete definitie in staat, zoals in het strategisch plan van je universiteit, waar kijk je dan naar?
“Woorden als ‘duurzaamheid’ begrijpen we door middel van taal. Daarmee construeren we onze ideeën over de wereld. Denk maar aan klimaatverandering. Dat kun je direct waarnemen: je ziet bosbranden en stijgende temperaturen, en allerlei tastbare gevolgen daarvan. Maar dat het een wereldwijde verandering is, door mensen veroorzaakt en met gevolgen ook op lange termijn, is voor één persoon erg moeilijk om waar te nemen. Dat wordt echt via taal overgebracht. Ons beeld van ‘klimaatverandering’ is gevormd door wat mensen erover zeggen en hóé ze het zeggen.”
“Ik analyseer het taalgebruik over dit soort onderwerpen, zodat ik concreet kan maken welke verhalen mensen vertellen. Ik heb bijvoorbeeld de toewijzing van verantwoordelijkheid in woordkeuze en grammatica bestudeerd. In het universiteitsplan staan doelstellingen als ‘dit wordt nagestreefd’ of ‘dit kan in de toekomst worden gedaan’. Actieve zinnen, zoals ‘wij zullen dit doen’, ontbreken. Door zulke zinsconstructies verwijder je de persoon die hiervoor verantwoordelijk is uit het gesprek.”

Door middel van taal construeren we onze ideeën over de wereld.
FreepikHoe weet je of zo’n formulering echt effect heeft op lezers en luisteraars? Misschien nemen mensen toch vooral de inhoud in zich op en maakt het niet uit hóe je iets zegt.
“In een experiment heb ik mensen twee teksten laten lezen met dezelfde boodschap. De ene was geschreven op de gebruikelijke manier waarop bijvoorbeeld de VN communiceert, met academische termen en lange zinnen. In de andere tekst paste ik alle inzichten uit ecolinguïstisch onderzoek toe over taal die ecologische belangen centraal stelt. Zo werden de verantwoordelijke betrokkenen expliciet genoemd. Mensen lazen beide teksten en moesten dan zeggen: welke geeft je het gevoel dat mensen verantwoordelijk zijn voor de vernietiging van het milieu? Het was overweldigend de tweede. De inhoud was hetzelfde, dus de formulering maakte het verschil.”
Welke verhalen over duurzaamheid zijn op dit moment populair?
“Een van de belangrijkste en een van de schadelijkste voor het milieu is dat economische groei een maatstaf is voor succes. Dat zag ik bijvoorbeeld in EU-beleidsdocumenten voor landbouw. Het systeem werkt nu zo dat veehouders weinig betaald krijgen per liter melk, zodat ze veel moeten produceren, terwijl de EU hen dwingt tot dure investeringen in stallen en apparatuur. Wanneer het beleid verandert, blijven ze vaak met hoge schulden en te veel koeien zitten, wat hun situatie erg moeilijk maakt.”
“Het lijkt alsof dat niet anders kan. Maar dit beleid volgt uit een economisch systeem dat streeft naar een continue groei in productiviteit. Dat is niet hoe natuurlijke systemen werken – die zijn cyclisch. Het gaat niet altijd maar omhoog. De winter is daar een goed voorbeeld van: dat is een tijd van regeneratie. Maar het dominante verhaal is dat de economie nou eenmaal vraagt om constante groei.”
Ik voel me vaak machteloos als het gaat over zaken als klimaatverandering. Maar jij schrijft dat individuen verandering kunnen brengen. Vertel, wat kan ik doen?
“De eerste stap is bewustwording van de verhalen die je verteld worden, zoals dat verhaal over economische groei. Als je zoiets opmerkt, kan dat ervoor zorgen dat je de wereld om je heen op een andere manier gaat zien. En vooral: je gaat zien dat het ook anders zou kunnen. Ik heb familieleden en vrienden van mijn ouders over mijn onderzoek verteld, en die zeggen dan: ik kijk nu op een andere manier naar alle taal in het nieuws. Als je dat eenmaal ziet, begrijp je ook dat we invloed hebben, omdat we allemaal taalgebruikers zijn. We kunnen dus veranderen hoe we over dingen praten. En daarmee kunnen we andere mensen laten veranderen.”
Ik hoorde een keer iemand zeggen: we moeten het niet over klimaatverandering hebben, maar over klimaatverloedering. Zou zoiets al een verschil kunnen maken?
“Ja, omdat het bij iemand anders tot bewustwording kan leiden. Kijk, taal is niet iets dat je kunt voorschrijven. Je kunt niet zeggen: ‘je moet zus of zo spreken’. Dat werkt niet, taal is veel organischer, en dwang kan zelfs averechts werken. Maar bewustzijn creëert perceptie, en perceptie creëert daadkracht en belangenbehartiging.”
“Dat geldt ook voor hoe we onze relatie met andere organismen inkaderen. Op dit moment vertellen we vaak een verhaal van ‘de mens is hier, de natuur is daar, wij mensen zijn beter dan de natuur want we zijn intelligenter’. Maar we zouden onszelf ook kunnen zien als onderdeel van levende systemen, met relaties tot alle wezens die er deel van zijn. Ik denk dat we die wezens beter zullen behandelen als we van dat perspectief uitgaan.”

Op dit moment vertellen we vaak een verhaal van ‘de mens is hier, de natuur is daar’.
Maarten Visser voor Wikimedia via CC BY-SA 2.0 DEED“De eerste stap is dat we inzien hoe we via taal het verhaal van een scheiding tussen mensen en natuur overbrengen. Dan kunnen we daarna zinnen maken die relaties benadrukken en zo meer waarde toekennen aan onze interacties met de natuur. Zo vertellen we een ander verhaal: een van verbondenheid.”