Stadsparken zijn zo oud als de weg naar Rome en kwamen in culturen over de hele wereld voor. Volgens onderzoeker Sandra den Dulk komt dat doordat we een aangeboren verlangen hebben naar natuur.
Het Perzische Rijk (539 voor Christus tot 330 voor Christus) was één van de allereerste wereldrijken van de geschiedenis. Op het hoogtepunt omvatte het de gebieden van het huidige Iran, Egypte, Turkije en delen van Afghanistan en Pakistan. Tussen alle veroveringen door hielden de oude Perzen zich ook bezig met een meer fijnbesnaarde hobby: weelderige tuinen. Deze beroemde Perzische tuinen waren vaak symmetrische, groene oases met een waterbassin als hart van de tuin.
In het oude Bagdad, omstreeks 800 voor Christus, werd bij de stadsontwikkeling al rekening gehouden met groen in de openbare ruimte. Een paar eeuwen later liet de romeinse keizer Julius Caesar (100 tot 44 voor Christus) grote tuinen bouwen, waarin hij de Egyptische koningin Cleopatra ontving. In deze Horti Caesaris stond onder andere een tempel voor Fors Fortuna, de Romeinse godin van geluk, het lot en voorspoed. Fors Fortuna waardeerde het ruimhartige gebaar van Caesar maar matig: hij werd vermoord door een groep Romeinse senatoren. Na zijn dood liet hij de privétuinen na aan het volk. Caesar zal het toen nog geen stadspark hebben genoemd, maar het principe is hetzelfde.
Het is opvallend dat in Perzië, het oude Bagdad en het Romeinse Rijk dezelfde behoefte was aan groen als we nu zien in (wereld-)steden. Stadsparken vind je van Sao Paolo tot Tokyo tot New York. “Alleen Nederland telt al zo’n duizend stadsparken”, zegt onderzoeker Sandra den Dulk, die voor de Universiteit van Amsterdam een proefschrift schreef over stadsparken. “Ik hanteer daarom de boute stelling: sinds het ontstaan van steden verlangen we naar natuur.”
Mensen en apen
Waar komt die menselijke behoefte aan groen vandaan? Volgens Den Dulk is het aangeboren en heeft dat alles te maken met Darwins evolutietheorie. Apen houden van bomen: ze vinden er voedsel, een slaapplek, beschutting en zelfs vertier, door in de bomen en het groen te spelen. Mensen en apen zijn familie: we delen een gemeenschappelijke voorouder. Hoewel we allebei een andere kant op zijn geëvolueerd, lijken we wel op elkaar. Niet voor niets blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat groen een kalmerend effect heeft op ons. Vandaar dat we kamerplanten koesteren en water geven – en meer voelen bij een groen park dan een parkeerplaats.
Veel bekende Nederlandse stadsparken, zoals het Vondelpark, stammen uit de 19e eeuw. Maar het idee om groene ruimtes aan te leggen binnen of aan de rand van steden bestaat in Nederland al veel langer, vertelt Den Dulk. Alleen noemden we het toen nog geen ‘stadspark’. “Rond 1600 waren er in Nederland al initiatieven waarbij bomen werden geplant om onder te wandelen. Dat gebruik ontwikkelde zich langzaam tot meer bewuste aanleg van wandelplaatsen.”
Een vroeg voorbeeld van een stadspark vinden we vlakbij het huis van Den Dulk. Rond 1650 legde het Amersfoortse stadsbestuur een wandelplek aan de rand van de stad aan, om te wandelen, recreëren en genieten van het groen. Bomen leverden daarnaast noten en hout en zorgden voor verkoeling en schaduw. Zelfs het idee van gezonde lucht speelde toen al een rol, vertelt Den Dulk: “Ver vóór we de wetenschappelijke onderbouwing kenden die we nu gebruiken bij klimaatvraagstukken zoals CO₂-beheersing, heerste al de overtuiging dat groen goed was tegen ongewenste dampen.”

De ingang van het Vondelpark met de stedenmaagd op de zuil; foto uit 1913.
Stadsarchief Amsterdam, rechtenvrijMeer Darwin in de parken
Sommige onderzoekers stellen dat we nu leven we in het antropoceen, een tijd waarin de mens de natuur naar de hand zet en zo een blijvende invloed heeft op aarde, klimaat en ecosystemen. “De mens werd bovenaan de ladder geplaatst. Denkers als Aristoteles, de Romeinen en later christenen droegen daaraan bij: eerst kwam God, dan de mens, daarna de rest. De crux in die kijk op de wereld zit in de tegenstelling: cultuur versus natuur. De menselijke drang om de natuur te ordenen en onder controle te krijgen, zie je ook terug in stadsparken, vindt ze. “Die zijn statisch, netjes en beheerst ingericht.”
Van Den Dulk haalt opnieuw de evolutietheorie van Darwin aan. Die plaatst ons niet boven, maar ín de natuur. Ze ziet dat dit besef langzaam doordringt: in haar ogen zitten we midden in die mentaliteitsverandering. En dat heeft alles te maken met klimaatverandering.
“Dat drukt ons met de neus op de feiten hoe funest dat oude wereldbeeld, mens boven natuur, kan zijn. Het is razend interessant dat we op een keerpunt staan. Je ziet het terug in stadslandbouw, pluktuinen en voedselbossen – pogingen om weer onderdeel te worden van de natuur. Het gaat niet om zweverig bomen knuffelen of lieveheersbeestjes aaien, maar om de bewustwording dat we als mens gevormd zijn door een bepaald wereldbeeld, zonder dat we dat altijd doorhebben.”
Van haar mogen we daarom meer Darwin in onze parken pompen. Als voorbeeld noemt ze het Amsterdamse Vondelpark, waar in een hoekje verwilderde tuinen en spontane plantengroei zijn toegestaan. Ze laten daar ook vaker een omgevallen boom liggen, vertelt ze. Dat is beter voor de biodiversiteit. Bovendien kunnen kinderen erop klimmen; een speelse en aapachtige behoefte. Ze lacht: “Maar ja, dan komen er direct weer zorgen over de veiligheid van kinderen. Zo blijf je bezig.”
Klimboom in het Vondelpark, foto uit 2013.
Sandra den DulkGroen in plaats van stenen
In haar ogen is groen op een belangrijk dossier het ondergeschoven kindje: woningbouw. Ze wijst erop dat daar, in haar ogen, veel te weinig plaats is voor parkjes en groen. Het doet Den Dulk denken aan de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen er ook haast was met woningbouw. “Het lijkt alsof we nu die fout herhalen. In veel nieuwe woonwijken vraag ik me af: waar is het groen? Waar kan je met je hond of kind naartoe? Het probleem is vaak geld en ruimte. Grond is duur.”
Den Dulk ziet ook in Amersfoort wijken verrijzen voor duizenden mensen, met slechts ‘een paar bomen’. Dat kan anders. Ze wijst op de 3-30-300 stelregel, een stokpaardje van stedelijk-groen-onderzoeker Cecil Konijnendijk (University of British Columbia): iedereen moet vanuit zijn raam drie bomen kunnen zien, 30 procent van de wijk moet boomkroonbedekking (het deel van een gebied dat door bomen wordt overschaduwd) hebben en iedereen moet binnen 300 meter van een park of groene ruimte kunnen wandelen of recreëren. “Ik snap best dat het, gezien de woningnood en de grondprijs, verleidelijk is om te kiezen voor stenen in plaats van groen. Maar daarmee vergeten we waar we vandaan komen en waar we behoeften aan hebben. Je zou kunnen zeggen dat we de aap in ons daarmee onderdrukken.”