Naar de content

Privatisering? Ammehoelah!

Wikimedia Commons

Ook ik wees de privatisering van voormalige overheidssectoren als de zorg, de kinderopvang en het treinverkeer lange tijd af. Voorheen was de dienstverlening immers vaak beter, maar kostte minder. Toch is niet zozeer de vrije markt het probleem, als wel het gebrek daaraan. Dit hebben we te danken aan de overheid.

Langere tijd behoorde ik er ook toe: het groeiende leger Nederlanders dat hevig terugverlangt naar de tijd dat diensten voor het algemeen belang nog gewoon in overheidshanden waren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de PTT (voor de kuikens onder ons: de voorganger van PostNL die destijds nog mensen in dienst had), de NS, kinderopvang, telefonie en de zorg. De service is er doorgaans niet op vooruit gegaan, maar we zijn wel duurder uit.

Gesloten markten

Toch ben ik er de laatste tijd steeds meer van overtuigd dat dat niet zozeer aan de openstelling van die markten ligt, als wel het gebrek aan échte marktwerking daarbinnen.

Een bezoekje van mijn Amerikaanse vriendin Janet was het keerpunt. “Waar zijn de buitenlandse banken hier?”, wilde ze weten terwijl ze speurend de grachten afkeek. “En op het spoor heb ik tot nog toe alleen maar van die geel-blauwe treinen gezien. Je klaagt wel over de privatisation, maar daar is bar weinig van te zien. Volgens mij zit de vrije markt jullie niet dwars als wel het mislukken daarvan!”

De Schotse filosoof Adam Smith (1723-1790) is de grondlegger van het vrije marktdenken. Hij beschouwde zowel ondernemers als consumenten als egoïstische wezens. Toch meende hij dat de maatschappij zou profiteren van hun acties: concurrentie zou ‘als een onzichtbare hand collectieve welvaart produceren’. Tegelijkertijd waarschuwde hij al voor monopolievorming en andere gevaren.

De Schotse moraalfilosoof Adam Smith (1723-1790)

wikimedia commons

Het principe van de vrije markt

Daarmee had ze misschien wel een punt. Wie even de literatuur over liberalisering induikt, ziet dat vrije markten consumenten zeker de nodige voordelen bieden. In één branche kunnen er flink wat bedrijven wedijveren, omdat de markt immers open is. Dit zorgt voor meer creativiteit, innovatieve producten en betere service en/of lagere prijzen.

Zo daalden de prijzen voor notarisdiensten sterk, nadat de overheid de vaste tarieven in die sector afschafte. Ook computerapplicaties illustreren de voordelen van vrije marktwerking: omdat er een groot aantal aanbieders zijn, is er veel keuze voor verschillende prijzen. Bedrijven in deze branche moeten wel optimaal presteren: anders stapt de consument zo over naar de concurrent.

De luchtvaartsector is een ander goed voorbeeld. Naast nationale luchtvaartmaatschappij KLM kunnen we uit talloze andere concurrenten kiezen. Over de (mislukte) marktwerking in die sector hoor je de Nederlander dan ook niet; we Easyjetten en Ryanairen er graag op los. Geen wonder misschien; ook prijsvechters hebben doorgaans veilige vliegtuigen. Dat komt omdat overheden nog altijd streng toezien op de veiligheidsvoorschriften.

Dat de overheid niets meer te zoeken heeft in een eenmaal opengestelde markt, zoals sommige libertijnen en anarchokapitalisten beweren, is dan ook onzin. In tegendeel: ze heeft een belangrijke rol te spelen in het opsporen en aanpakken van monopolies, prijskartels en andere vormen van marktmisbruik. Ze moet echter geen regelgeving creëren die vrije concurrentie en prijsvorming – en daarmee de werking van een markt – ondermijnt; maar dat doet onze regering nu juist wél.

Calimero-effect

Allereerst door de grote jongens onder de bedrijven te bevoordelen. Denk maar eens aan de belastingvoordelen die zich hier vestigende multinationals genieten. Wanneer die hier ook producten maken, creëert dat oneerlijke concurrentie voor kleinere ondernemers. IKEA kon zich in Nederland zelfs als stichting registreren, wat haar een nog gunstiger belastingstatus oplevert. Nu winkelen velen van ons graag bij IKEA, maar een stichting? Dat is het niet!

Wat de regering ook niet moet doen is commerciële tussenlagen creëren, waar consument en producent vervolgens gebruik van moeten maken. Dergelijke intermediairs kunnen anders gemakkelijk ondoorzichtige prijzen gaan hanteren. Gastouderbureaus zijn daarvan een voorbeeld.

Aanvankelijk vervulden die een belangrijke rol in het professionaliseren en reguleren van kinderopvang door gastouders. Zo bieden deze organisaties trainingen die met name voor opstartende gastouders cursussen handig zijn. Ook hielpen ze de overheid bij het reguleren van de sector.

Dit redactioneel weerspiegelt de mening of visie van de redacteur. Hoewel wetenschappelijk onderbouwd en beargumenteerd, is het een persoonlijke mening en geen wetenschappelijk feit. Ben je het (niet) eens met de auteur? Geef dan vooral ook een reactie hieronder.

Controleren van controlerende instanties

Waar gastouders aanvankelijk slechts een verklaring van goed gedrag nodig hadden om hun bedrijf op te starten, dienen ze nu ook bijvoorbeeld een EHBO-diploma te hebben en moet hun huis kindvriendelijk zijn ingericht. Door gastouders te verplichten zich te registeren bij gastouderbureaus en die verantwoordelijk te houden voor de naleving van deze regels kon de overheid deze opbloeiende sector gemakkelijker controleren. Hiertoe bezoekt een gastouderbureau de gastouder twee keer per jaar.

Inmiddels controleert de GGD het huis en de diploma’s van de gastouder echter ook zelf. Maar haar richtlijn om elke gastouder minimaal een keer per jaar te bezoeken faalde; vorig jaar bezocht de GGD slechts tien procent van de gastouders. De rest van haar tijd werd, ironisch genoeg, opgeslokt door controles van de gastouderbureaus, die ze ook moet inspecteren. Dit roept de vraag op of de overheid niet gewoon beter helemaal zelf de sector kan gaan controleren.

Mocht ze daartoe niet over gaan, dan lijkt het in elk geval belangrijk dat gastouderbureaus ouders en gastouders een prijs gaan berekenen die in verhouding staat tot de geleverde dienstverlening. Nu betalen de ouders en gastouder een vaste prijs (gemiddeld zo’n 75 euro per maand voor een ouder) ongeacht hoeveel een gastbureau nu precies doet voor ouder en gastouder. Maar omdat ouders en een gastouder niet rechtstreeks zaken met elkaar mogen doen, moeten ze wel van het bureau gebruik maken.

Aanpakken, die (illegale) handel!

Waar de overheid soms dus te veel in de markt ‘port’, is ze bij het aanpakken van marktmisbruik juist te passief. Zo is het een publiek geheim dat de vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie artsen nogal eens omkopen. Toch heeft de regering het aantal inspecteurs bijvoorbeeld niet verdubbeld; ze laat het gebeuren.

Ook bij het aanpakken van monopolies lijkt onze regering weinig proactief. Zo frustreert de NS volgens haar concurrenten een vrije toegang tot het spoor. De overheid zou een deel van de verantwoordelijkheid voor meer mededinging kunnen leggen bij de NS zelf, een beetje zoals de EU momenteel Google het vuur na aan de schenen legt. Dit kan ook de neiging tot machtsmisbruik bij aanbestedingen verminderen. De NS – of een NS-dochter als Qbuzz – weet immers dat de overheid kritisch mee kijkt.

Illegale prijsafspraken

Ook in het opsporen van verboden prijsafspraken kan de overheid actiever zijn. Als de aanbieders in een sector allemaal dezelfde hoge prijzen hanteren dan impliceert dat kartelvorming. Zo was het verdacht dat de prijzen voor mobiel bellen zo hoog bleven bij alle aanbieders. Er was echter een Nederlandse tijgerin in Brussel voor nodig om de illegale prijsafspraken in die branche op te sporen: Neelie Smit Kroes.

Ook nu nog lijkt de EU kritischer in het controleren van deze sector dan Nederland. En naast de telecommarkt zijn er nog veel meer geprivatiseerde sectoren met een relatief klein aantal aanbieders en opvallend gelijke prijzen. De overheid kan daar meer induiken. Bijvoorbeeld door de Autoriteit Consument en Markt uit te breiden (eventueel na haar eerst te verbeteren!) en die meer inspectiemogelijkheden te geven. Want, lieve regering, als al die privatisering dan toch moet, doe het dan alsjeblieft goed!

ReactiesReageer