Naar de content

Online vergaderen zonder Teams

Net beter: videobellen

Sophia Twigt

Loskomen van Big Tech, hoe doe je dat in de praktijk? De redactie van het thema ‘Wij zijn het web’ test Jitsi Meet in hun zoektocht naar een alternatief voor hun online vergaderingen.

5 december 2025

We vergaderen nogal wat online af bij de redactie van NEMO Kennislink, met al die freelancers die verspreid door Nederland wonen. En als je – zoals wij – de mond vol hebt van ‘digitale autonomie’ en ‘losbreken van Big Tech’, is het nogal ongemakkelijk als je dat doet via Google Meets of Microsoft Teams. Dus beginnen we bij het laaghangende fruit: videobellen. Het lijkt namelijk een makkelijk begin, want videobellen is op meerdere manieren gevrijwaard van de moeilijkheden die we bij andere toepassingen gaan tegenkomen. Je hebt bijvoorbeeld geen last van het zogeheten netwerkeffect: het idee dat een app handiger wordt om te gebruiken als veel mensen dat doen. Instagrammen is immers alleen leuk als je vrienden het ook doen. En aan Signal heb je niks als niemand anders het gebruikt. Bij videobellen maakt het doorgaans weinig uit welke dienst je gebruikt, zolang je de juiste link naar de afspraak in je mailbox krijgt. 

Welke dienst gebruik jij het liefst om te videobellen?

Het doel is duidelijk: online bellen, met geluid én beeld, zonder dat gegevens door een datacenter in beheer van een niet-Europees bedrijf gaat. Iemand die al veel eerder aan dit vraagstuk begon, is José van Dijck, hoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht. Zij experimenteert al sinds 2018 met Jitsi, een totaalpakket van verschillende diensten, waaronder de videogesprekservice Jitsi Meet. Gratis en voor niets ontwikkeld als studentenproject door ontwikkelaar Emil Ivov, en alle gebruikte code is voor iedereen inzichtelijk (open source). “Ik was destijds al heel enthousiast over Jitsi”, vertelt Van Dijck. “Ik gebruikte het al veel als deel van een experiment dat toen door SURF (coöperatie voor digitalisering in onderwijs en onderzoek, red.) werd ondersteund. Toen kwam in 2020 de pandemie, en opeens moesten we allemaal videobellen. Dat is voor een IT-afdeling natuurlijk nogal wat, als je van de ene op de andere dag over moet naar allemaal online toepassingen. Daarom werden we door mijn universiteit min of meer gedwongen om zo snel mogelijk over te gaan op Microsoft Teams, zodat iedereen in ieder geval hetzelfde gebruikte.” Aan de functionaliteiten van Jitsi lag het niet.

Liberal Lorries

En zo begon het redactieteam van het thema ‘Wij zijn het web’ op 12 september aan zijn eerste Jitsi-vergadering. Op het eerste gezicht lijkt Jitsi veel op Google Meets: je kunt er in je webbrowser gebruik van maken, je hoeft niets te installeren. Jitsi Meet werkt volgens hetzelfde protocol als Google Meets, WebRTC genaamd. Dat is een soort gemeenschappelijke taal die alle browsers (Chrome, Firefox, Safari, etc.) spreken, zodat het niet uitmaakt welke browser je gebruikt. Dankzij WebRTC kan je via je browser dus videobellen, ook met Jitsi. Wat beter is dan Google Meets: in plaats van een onmogelijk te onthouden lettercombinatie (kjh-bnvf-jun, bijvoorbeeld) krijgen we van Jitsi een veel leukere naam: Liberal Lorries Continue Fairly. Dus bij deze zijn wij de liberal lorries, en we continue fairly in de zoektocht naar digitale onafhankelijkheid.

Een videobelscherm op een computer onderverdeeld in drie vlakken, met in ieder vlak een persoon.

Screenshot van een redactieoverleg via Jitsi.

Kas Jansma

Wat niet beter is dan Google Meets: om Jitsi Meet makkelijk en meteen te gebruiken moet je inloggen met een Google-, Facebook- of GitHub-account (waarmee je automatisch weer gegevens met die partijen deelt) en moet je goedkeuring geven aan het delen van gegevens met 933 (!) partners van Jitsi. Gratis, ammehoela. Bovendien moet ook Jitsi ergens serverruimte aanbieden om al die videogesprekken te ondersteunen, en dat doen ze gewoon via Amazon Web Services, de clouddienst van Amazon. We zijn dus nog geen steek verder. Ons beeld en geluid gaan nog gewoon via Amazon. We moeten dieper.

Eigen server

De échte kracht van Jitsi zit hem in de mogelijkheid om de service via je eigen server te draaien. Dan gaan je beeld en geluid dus niet via het internet naar een server ergens in een datacenter van Amazon, maar naar een eigen server: een computer, ergens in je eigen beheer, verbonden met het internet. De rekenkracht en bandbreedte die nodig zijn om al die videostreams te ondersteunen, worden dan geleverd door je eigen server. Zelf een Jitsi-server opzetten blijkt echter niet bepaald kattenpis: je moet het vooral niet proberen als je Command Prompt (een programma om rechtstreeks met het besturingssysteem van je computer te communiceren via tekstcommando’s, red.) eng vindt. Voor mij was het – met mijn beperkte whizzkidkennis – nogal een uitdaging. Ik kwam er niet zo snel uit, dus besloot ik de FAQ van Jitsi te raadplegen. Eerste vraag: how to migrate away from multiplexing and enable bridge websockets? Euh …

Wat volgde was random YouTube-filmpjes kijken en met computertaal die ik eigenlijk niet begrijp, nerds om hulp vragen. Ook Google Gemini heb ik om hulp gevraagd (goh, AI van Google, hoe kom ik los van Big Tech?). Kortom, het ging niet bepaald vanzelf. Ik zal jullie de technische details besparen, maar op een gegeven moment liep ik ergens tegenaan. Ik had alles volgens plan gedaan (dacht ik), maar het werkte niet. Er volgde een Benny Hill-achtige zoektocht naar het probleem: alle stappen nog eens langs, het leek toch allemaal te kloppen. Wat bleek? In mijn Firewall-instellingen stond ergens een drie waar eigenlijk een vier moest staan. Ja, echt. Iets uitgebreider: om ervoor te zorgen dat mijn collega’s op mijn Jitsi-server uitkwamen en niet bij mijn persoonlijke bestanden wanneer ze verbinding proberen te maken, moest ik mijn router en Firewall één specifieke route aanwijzen waar ze de bezoekers langs moeten leiden, een poort genoemd – een soort looproute dus. Dat moest poort 443 zijn, maar ik had 433 ingevuld. Klassieke beginnersfout – elke programmeur die ooit git comit (in plaats van git commit, red.) heeft getypt, voelt deze in zijn tenen. Toen ik van de drie een vier maakte, lukte het meteen. De liberal lorries kunnen digitaal autonoom vergaderen!

Maar toen diende het volgende probleem zich aan: drie video- en audiostreams stabiel aan drie verschillende mensen laten zien. Daar bleek de bandbreedte van mijn internet niet tegen opgewassen. Hier openbaarde zich een ander voordeel van clouddiensten: er is altijd genoeg ruimte. Een duurder internetabonnement nemen om te videobellen zag ik niet zo zitten, dus er is een andere oplossing nodig.

Tijd en geld

Die oplossing is technisch niet ingewikkeld. Een Jitsi-server kun je overal hosten. Zolang dat gebeurt in een datacenter of een serverruimte die wordt beheerd door een Europees bedrijf – of nog beter: je eigen bedrijf – zit je goed. NEMO gebruikt veel clouddiensten, maar heeft ook nog eigen servers, dus we zouden in theorie onze Jitsi-server daar kunnen opzetten. Een kort gesprek met de geweldige IT’ers van NEMO maakt echter duidelijk dat dat er voorlopig niet inzit. Ze staan er welwillend tegenover en erkennen dat het belangrijk is, maar het ondersteunen van zo’n opensourcetool kost veel tijd. Het moet goed beveiligd worden, er komen vaak updates langs, gebruikers moeten ondersteuning krijgen, en al deze zaken moeten ze ook uitvoeren voor andere softwarepakketten, zoals het Microsoft-pakket waar NEMO-medewerkers standaard gebruik van maken. Die tijd (en het geld) heeft de IT-afdeling van NEMO op dit moment simpelweg niet beschikbaar.

IT-afdelingen kunnen niet toestaan dat iedereen z’n eigen opensourcetooltje introduceert

Volgens van Dijck is dit precies de reden waarom de transitie naar digitale autonomie eentje van de lange adem is. “IT-afdelingen moeten al heel veel verschillende dingen ondersteunen en service voor verlenen. Ze kunnen simpelweg niet ook nog toestaan dat iedereen z’n eigen opensourcetooltjes wil introduceren. Ze kunnen dat allemaal niet ondersteunen.” Haar advies: zorg dat je technisch in ieder geval voorbereid bent op een overstap, en ga in overleg met de IT-afdeling om een geschikt moment in de toekomst te kiezen. “Als je nu al experimenteert, kun je tegen die tijd een applicatie voorstellen die goed is uitgetest.”

Tot die tijd is er nog een oplossing: een Nederlandse clouddienst betalen om voor ons een Jitsi-server te hosten. Eens even kijken wat er nog in ons redactiepotje zit …