Naar de content

'Onderwijs geven is ook nuttig voor de docent'

In de collegebanken bij Guido van der Werf, docent aardwetenschappen aan de VU Amsterdam

Bouke van Balen

De universiteit: niet alleen een plek voor onderzoek, ook een opleidingsfabriek. Wie zijn de vormers van de nieuwe generatie academici? Kennislink neemt de proef op de som en gaat terug naar de collegebanken. Vandaag bij aardwetenschapper Guido van der Werf aan de Vrije Universiteit Amsterdam: “Ik probeer studenten naast de wetenschappelijke basis ook een eigen mening te geven.”

Ik loop de collegezaal binnen en voor ik het weet, beland ik midden in een debat tussen Greenpeace-activisten en de directie van een kolencentrale. Het punt van discussie is de uitslag van het fifth assessment report dat het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, twee jaar geleden publiceerde. Van der Werf deelt de zaal op in ‘directeuren van een kolencentrale’, ‘algemene mensen’ en ‘Greenpeace-activisten’ en hoopt zo een discussie tussen de studenten te beginnen.

Verhitte discussies in de collegezaal van Van der Werf.

Bouke van Balen

Het IPCC concludeert in het rapport dat met 95 procent zeker is dat de mens schuldig is aan een groot deel van de opwarming van de aarde. Dat lijkt vrij duidelijk, maar bepaalde zaken blijven op verschillende manieren te interpreteren. Het is belangrijk voor de studenten om met alle standpunten in aanraking te komen, aldus van der Werf. “Jouw mening over klimaatverandering wordt bij wijze van spreken al bepaald door wat je ‘s morgens eet. Ik wil dat graag verbreken, studenten moeten zelf nadenken.”

De Greenpeace-activisten krijgen ‘van hun ochtendmaal te horen’ dat de aarde aan het opwarmen is, en dat dit te wijten is aan menselijke invloeden. Volledig volgens verwachting is ‘de directie van de kolencentrale’ het hier niet mee eens, tenminste zo spelen de studenten het die zich als de directie voordoen. Het zorgt wel voor een interessante discussie. Ik merk overigens meteen welke studenten een mening verkondigen waar ze zelf niet helemaal achterstaan. Toch is het juist erg waardevol om ook te leren andermans standpunt eens te verdedigen, vindt Van der Werf. “Door een verhaal vanuit verschillende perspectieven te bekijken, wordt het completer. Pas daarna mag je zelf een mening vormen; eentje die gefundeerd is.”

De stuipen

Het college zoomt in op mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Van der Werf legt uit dat deze gevolgen per geografisch gebied te maken hebben met drie factoren: gevoeligheid, de (financiële) mogelijkheid om aan te passen, en van daaruit voortkomend de kwetsbaarheid. In ons kikkerlandje zijn we bijvoorbeeld redelijk gevoelig voor de opwarming vanwege onze lage ligging, maar gelukkig zijn onze aanpassingsmogelijkheden ertegen opgewassen (we hebben genoeg geld om onze dijken te versterken). De optelsom van deze twee factoren heeft als uitkomst de derde factor: erg kwetsbaar zijn we in Nederland nog niet.

Ik zeg ‘nog’, omdat Van der Werf de zaal vervolgens de stuipen op het lijf jaagt met verschillende doemscenario’s. Hij baseert deze op het boek Six Degrees (vertaald als Zes graden), geschreven door Mark Lynas in 2008. In dit boek illustreert Lynas, op basis van wetenschappelijk onderzoek, wat er met de aarde en haar bevolking kan gebeuren ten gevolge van de opwarming. Elk hoofdstuk representeert een graad gemiddelde opwarming van de aarde. Er zijn, jawel, zes hoofdstukken in het boek, vandaar de titel.

Van der Werf vertelt: De eerste graad opwarming zorgt vooral voor meer hittegolven en periodes van droogte. De problemen zijn nog wel te overzien. Het is de tweede graad die zorgt voor de eerste noemenswaardige obstakels. In China gaat een groot deel van de oogst mis door een tekort aan water – Lynas is er in het boek zelfs van overtuigd dat dit een burgeroorlog veroorzaakt. Ook voorspelt hij massale migratie, aangezien de dorre gebieden langzaam maar zeker onleefbaar worden.

Bij de derde graad zou West-Antarctica voor het eerst volledig ijsvrij zijn. Ook het Arctisch gebied verliest veel van haar ijs, wat er ironisch genoeg voor zorgt dat de winning van fossiele brandstoffen daar een stuk makkelijker gaan. Ook een aardig punt voor de discussie tussen de directie van een kolencentrale en Greenpeace. De vierde graad zal heel Egypte van haar bevolking ontdoen. Dat klinkt misschien wel erg overdreven, maar Lynas stelt dat het hart van Egypte, de rivier de Nijl, zal verdampen.

Het volgende natuurmonument op Lynans lijstje is de Amazone. Van der Werf legt uit dat opwarming met vijf graden echt te veel is. Het regenwoud gaat in vlammen op of simpelweg dood door de droogte. Het laatste hoofdstuk van het boek beschrijft hoe de wereld eraan toe is na zes graden opwarming: een wereld die op geen enkele manier te vergelijken is met de huidige wereld.

Van der Werf relativeert dit verhaal wel meteen. Hij vraagt de studenten bijvoorbeeld of zes graden opwarming wel realistisch is. Ook wijst hij er meerdere malen op dat het boek van Lynas erg gedramatiseerd is, zelfs al is het gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.

De discussie laait opnieuw op door de controversiële standpunten uit het boek. Met name de waarschijnlijkheid van alle doemscenario’s wordt op de hak genomen. Zes graden is wel erg veel, en de studenten zijn het er ook over eens dat Lynas de gevolgen lijkt te overdrijven.

Steentje

Van der Werf doet zelf onderzoek naar koolstofcyclus en effect op de atmosfeer. Hij schreef zijn proefschrift over de klimaateffecten van bosbranden, nadat hij hier onderzoek naar had gedaan bij ruimte-organisatie NASA. In 2011 en 2016 kreeg hij anderhalf miljoen euro aan subsidie van het European Research Council voor zijn onderzoek.

Het doet Van der Werf goed dat zijn onderzoek zo positief wordt ontvangen: “Het gaat twee kanten op. Als je onderzoek maatschappelijk nut heeft, is het makkelijker om er financiering voor te krijgen. Dat vind ik fijn, het geeft er meerwaarde aan. Ik wil graag mijn steentje bijdragen.” Dat hij zijn steentje bij kan dragen aan de wereld is ook één van de grootste redenen dat het klimaat en met name bosbranden hem interesseren.

Sinds begin van 2015 is Van der Werf professor, iets waar hij zelf weinig aandacht aan schenkt. “Het maakt me eigenlijk niet zo veel uit”, vertelt hij nuchter. “Ik heb wat meer status en taken gekregen, dat is eigenlijk alles.” Tegelijkertijd heeft de titel ook zijn keerzijde. Van der Werf heeft minder plezier in het geven van onderwijs dan eerst. “Ik heb er simpelweg minder tijd voor nu.” Van der Werf vreest dat je het terugziet in zijn colleges.

Van der Werf vindt het spijtig, want onderwijs geven is niet alleen voor de studenten, het is ook nuttig voor de docent zelf. “Als een student een goede vraag stelt, sta je er zelf vaak ook weer even bij stil. Als je het vervolgens goed uit wil leggen, moet je helemaal terug naar de basis.” Iets wat niet vaak genoeg gebeurt in de wetenschap. “Dingen die je vanzelfsprekend voor waar aanneemt zijn vaak helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat realiseer je je pas als je er onderwijs over geeft.”

Het universiteitsleven in vijf keuzes, volgens Guido van der Werf

1. Onderwijsprijs of onderzoekssubsidie?

Onderzoekssubsidie heb ik al vaak gehad. Ik zou het wel gaaf vinden om ook voor mijn onderwijs beloond te worden. Aan de andere kant ben ik hier voornamelijk als onderzoeker bezig, en kan ik daardoor minder tijd in het onderwijs stoppen. Dat is meteen het probleem binnen het huidige onderwijs. Mensen worden aangenomen op basis van hun onderzoekscapaciteiten, en het is dan maar te hopen dat ze goed kunnen onderwijzen.

2. Grootste ergernis wat studenten betreft?

Gemakzucht. De universiteit is toch het hoogst haalbare onderwijs dat er is. Studenten lijken het al gauw voor lief te nemen, ik denk dat ze er meer moeite voor kunnen doen.

3. Beste eigenschap van studenten?

Ondanks hun gemakzucht, zijn de studenten van de huidige generatie wel heel scherp. Er zijn vaak vruchtbare discussies tijdens de colleges. [lacht] Het is een luie, maar kritische generatie.

4. Powerpoint, social media of een krijtje?

Ik gebruik altijd Powerpoint, en af en toe een krijtje. Social media gebruik ik nergens, laat staan in mijn colleges.

5. Collegeaantekeningen: ruim van te voren of net op tijd klaar?

Ik pas dingen vaak nog op het laatste moment aan. Ik geef dit vak al een aantal jaar dus mijn aantekeningen kunnen grotendeels hetzelfde blijven, maar ik probeer wel altijd iets actueels in het college te verwerken. Dat gebeurt vaak nog even van tevoren. Ik merk wel duidelijk dat dit helpt. Studenten kunnen de stof zo direct toepassen.

ReactiesReageer