Naar de content

Nooit meer het lot de schuld kunnen geven

In wiens belang: het religieus perspectief

Frank Landsbergen

Om een zo representatief mogelijk beeld te krijgen van alle verschillende meningen die bestaan, is het van belang dat ook gelovigen gehoord worden. Maar hoe dan? Er is toch niet één ‘religieus perspectief’?

14 juli 2025

“O nee, daar weet ik niks van, daar kan ik niks over zeggen.” Toen onderzoekster bij De DNA dialogen Wendy Geuverink christelijk leiders mailde om hen te vragen mee te doen aan haar onderzoek, kreeg ze van veel van hen een afwijzing. Het was niet ‘hun onderwerp’. Verbaasd mailde Geuverink – werkzaam bij het Amsterdam UMC – hen terug, dat het niet uitmaakte dat ze niets wisten over de techniek, maar dat ze benieuwd was naar hun opvattingen over ingrijpen in embryo-DNA. 

Wat vinden christelijk leiders van deze techniek, kan het lijden verlichten of voegt het volgens hen juist lijden toe? Wat doet het met grote thema’s als menselijke waardigheid, nederigheid en acceptatie? Zijn er zorgen, en waarover? En klopt het beeld dat alle christenen sowieso tegen deze techniek zijn?

Eeuwenoude traditie

Het lukte Geuverink om samen met haar collega Christy Betgem zestien van hen –‘van vrijzinnig en orthodox-protestant tot rooms katholiek en alles ertussenin’ – te overtuigen mee te doen aan haar onderzoek. De resultaten worden deze zomer gepubliceerd. De anekdote geeft volgens Geuverink goed aan hoe gevoelig het onderwerp ligt, en hoe moeilijk het is voor onderzoekers om onderliggende waarden in kaart te brengen als het gaat om deze techniek. En wat zeggen de uiteindelijke onderzoeksresultaten? Is er sprake van een ‘christelijk perspectief’? Of een ‘religieus perspectief’? Of liggen de opvattingen daar te veel voor uiteen?

Om een zo representatief mogelijk beeld te krijgen van alle verschillende meningen die bestaan over dit onderwerp, is het van belang dat ook gelovigen uit de christelijke, de joodse en de islamitische gemeenschap bevraagd worden. Geuverink: “In Nederland zegt bijna de helft een religieuze affiniteit te hebben en geeft 30 procent van de mensen aan christelijk te zijn. Wereldwijd zegt 89 procent van de mensen religieus te zijn. Die kan je niet negeren in een maatschappelijke dialoog over dit thema.” Ingrijpen in embryo-DNA is volgens Geuverink bij uitstek een thema waar religies over nadenken: “Het gaat over mens zijn, en wat voor mens we willen zijn. Waar leef je voor? Wat is belangrijk om te beschermen? Waar haal je de kracht vandaan als je het moeilijk hebt? Religies hebben een eeuwenoude traditie van nadenken over leven en dood, lijden en ziekte.”

Wendy Geuverink is onderzoeker bij Amsterdam UMC.

Annemarie Ruys

Gekleurd

Vooralsnog interviewde Geuverink alleen christelijk leiders: “Christenen vormen in het mondiale Noorden de grootste religieuze groep en christelijke waarden zijn diep verankerd in onze cultuur.” Andere religies komen aan bod in de dialogen die De DNA dialogen organiseert. De opvattingen van de christelijk leiders die Geuverink sprak, waren heel divers: “Het is niet dat ze één vaststaand beeld hebben van de techniek. Er zijn veel individuele verschillen. En grappig genoeg hoorde ik door alle stromingen heen dezelfde verschillen terugkomen. Dus ik kan niet zeggen dat alle vrijzinnige protestanten zus denken, en alle orthodoxe zo.” 

Heilige genenpoel

In de vorige DNA Dialoog werd al duidelijk dat er niet één islamitisch, joods of christelijk perspectief is. Mohammed Ghaly, hoogleraar Islam en Biomedische ethiek, vertelde dat het onder bepaalde omstandigheden en strikte voorwaarden, ethisch kan zijn om embryo-DNA aan te passen. Tegelijkertijd benadrukt hij dat niet alle islamdeskundigen dezelfde mening delen. Rabbijn Raphael Evers ziet het genetisch bewerken van embryo-DNA als een vorm van preventieve genezing. Dat is toegestaan, mits het veilig gebeurt. Evers zegt dat ook onder joden veel gediscussieerd wordt over de vraag of we mogen ingrijpen in de mens. Katholieken zien de genenpoel van mensen, volgens pater en bio-ethicus Joseph Tham, als iets heiligs en willen niet dat je een embryo genetisch kunt manipuleren of verbeteren. Tegelijkertijd ziet hij dat ook de kerk met zijn tijd meegaat. “Orgaandonatie werd voorheen gezien als zelfmutilatie van je lichaam. Later werd het een daad van naastenliefde en stemde de kerk ermee in.”

Een waarde die vaak genoemd werd, maar verschillend werd uitgelegd, was menselijke waardigheid: “Dit thema hangt samen met een theologisch gefundeerd mensbeeld dat gaat over het geloof dat een mens geschapen is naar het evenbeeld van God. Menselijke waardigheid werd door veel van de leiders ingevuld als de mens als beelddrager van God zelf; ieder mens heeft intrinsieke waarde en is dus welkom. Anderen legden het anders uit en zagen dat de mens de tools – in dit geval de intelligentie om deze techniek mogelijk te maken – had gekregen van God om lijden te verminderen.”

Geuverink zag dat opvattingen vaak gekleurd werden door persoonlijke ervaringen: “De meeste leiders die ik sprak, hebben in hun eigen geloofsgemeenschap mensen die ernstig ziek zijn. Daar gaan ze vaak bij op bezoek, ze kennen ze persoonlijk. Dus dat lijden komt heel erg binnen. Het beeld bestaat dat christenen sowieso tegen deze techniek zijn, maar iets meer dan de helft van de leiders snapte heel goed dat mensen de techniek willen toestaan. Zo kan je het lijden van individuele gevallen verlichten, en daarmee ook voor een familie waarin een erfelijke ziekte soms al generaties lang rondwaart.”

Zelf verantwoordelijk

Tegelijkertijd zeggen deze zelfde leiders zich ook zorgen te maken over de maatschappelijke gevolgen: “Wat betekent het voor ons als mensen? Hoe willen we samenleven? Mogen mensen met een aandoening er nog wel zijn? Een aantal leiders gaf aan dat zorgen voor iemand die het nodig heeft, ook iets goeds oproept in de mens en zin geeft aan ons leven. Wat als er steeds minder een beroep op ons wordt gedaan om te zorgen voor een ander?” Een aantal vroeg zich af of de techniek niet juist lijden toevoegt door mensen voor moeilijke keuzes te stellen: “De vrijheid aan keuze kan ook heel zwaar zijn. Je kan nooit meer het lot de schuld geven. Door te kiezen ben je zelf verantwoordelijk voor wat het leven je dan brengt.”

Volgens Matthias Smalbrugge, hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de VU te Amsterdam, zijn religieuze opvattingen nooit in steen gebeiteld: “Religieuze narratieven zijn altijd aan verandering onderhevig en staan nooit op zichzelf. Ze worden gevormd door de cultuur en de moraal van dat moment. Ook die wisselen van moment tot moment.” Hij geeft een voorbeeld: “Een element van zo’n narratief is het moment dat regelgeving ontstaat, bijvoorbeeld het gebod ‘gij zult niet doden’. In principe mag dat niet, maar wel weer in tijden van oorlog. Vroeger was pedofilie nog min of meer geaccepteerd, nu niet meer. Veertig jaar geleden was heel veel geld verdienen uit den boze, nu niet meer. Kortom, sommige onderwerpen spelen weermannetje en weervrouwtje. Je zier er de veranderlijkheid van de moraal in. Religies veranderen, omdat de buitenwereld verandert.”

Matthias Smalbrugge is  hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de VU.

Wiep van Apeldoorn

Vloeibaar

Beleidsmakers doen er volgens Smalbrugge goed aan om rekening houden met krachtige religieuze narratieven, die maar langzaam veranderen. Daarbij is het interessant om te kijken hoe deze zijn opgebouwd: welke waarden en normen spelen een rol? Een belangrijke christelijke waarde als ‘ik heb eerbied voor het leven’ zegt op zich niet zo veel, zegt Smalbrugge: “Het wordt pas interessant als van een waarde weer een norm wordt afgeleid. Dus: ik heb eerbied voor het leven, dus ik mag op voorhand niet ingrijpen. Of: ik heb eerbied voor het leven, dus ik mag een erfelijke ziekte voorkomen bij mijn kind.” 

Onder druk wordt alles vloeibaar, ook een christelijke moraal

— Matthias Smalbrugge

Smalbrugge ziet dat religies bij nieuwe ontwikkelingen hun narratieven aanpassen aan hun eigen kaders en waardes: “Veel wordt gerechtvaardigd door onze lieveheer in te schakelen; door het beeld van God bij te stellen. Je kunt iets altijd rechtvaardigen door te zeggen: ‘Ja, maar God wil het niet, of: ‘Hij wil het wel’.”

Smalbrugge verwacht dat dit ook zal gebeuren met het christelijke standpunt wat betreft ingrijpen in embryo-DNA: “Op een gegeven moment zegt de maatschappij: dit hadden we kunnen voorkomen door erfelijke ziekten uit het embryo-DNA te knippen. Het genezen kost ongelooflijk veel, en het preventief optreden kost een fractie. Onder druk wordt alles vloeibaar, ook een christelijke moraal.” In de christelijke hoek ziet Smalbrugge die verschuiving nu al optreden: “Je ziet ze steeds meer denken: we moeten wel mee.”

Terughoudendheid

Zo ver zijn de christelijk leiders die Geuverink sprak nog niet. Een thema dat breed gedragen werd door alle zestien leiders was terughoudendheid naar de techniek: “Alle deelnemers riepen op tot grote voorzichtigheid bij toekomstige wetgeving. Ze pleitten allemaal voor regelgeving die menselijke verbetering uitsluit. Zij uitten hun zorgen over een mogelijk glijdende schaal van individuele ‘therapeutische’ gevallen naar ongewenste uitbreidingen.”

Beleidmakers kunnen uit haar onderzoek een aantal belangrijke lessen trekken: “Ik denk dat het belangrijk is dat zij zich realiseren dat er veel verscheidenheid is binnen het christendom. Er zijn veel verschillende stromingen en ook binnen die stromingen zijn weer verschillen en kunnen mensen heel verschillend denken over biotechnologische ontwikkelingen. Daarbij denk ik ook dat het gesprek voeren op het niveau van waarden helpt, omdat dan blijkt dat er veel herkenbare of gedeelde waarden zijn - ook tussen verschillende groepen.”

ReactiesReageer