Naar de content

Nederlandse leger heeft upgrade nodig

Op volle strijdkracht: innovatie

infinitusstudios/iStock

De komende jaren investeert Nederland veel in defensie. Een deel gaat naar innovatie. Om te zorgen dat dit geld zinvol besteed wordt, is het Nederlandse militaire landschap aan een upgrade toe.

9 december 2025

Het Nederlandse leger kwam de afgelopen jaren, op zijn zachts gezegd, niet heel daadkrachtig in het nieuws. Door een kogeltekort moesten militairen in 2015 pang pang roepen tijdens schietoefeningen. Defensie verkocht in 2011 al zijn tanks, met het oog op bezuinigingen. Ook helikopters en mijnenjagers gingen in de verkoop, maar die waren in zo’n slechte staat dat ze eerst moesten worden opgeknapt voor ze verkocht konden worden. Ook konden soldaten niet meer in barakken slapen, omdat daken lekten en ze ‘samenwoonden’ met schimmel en ongedierte.

Mede door de in Europa ervaren Russische dreiging en de volgens veel experts te grote strategische afhankelijkheid van Amerika, schalt de klaroen weer in het Nederlandse leger. Er is een duidelijke mentaliteitsverandering, getuige het vele geld dat in Nederland (en in Europa) de komende jaren naar defensie gaat. Die mentaliteitsverandering vinden ze bij de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) een goede zaak. Dat vertellen onderzoekers Tara van Viegen en Hamilcar Knops, die aan deze adviesraad voor de regering en het parlement zijn verbonden. De geopolitieke situatie en technologische militaire ontwikkeling veranderden sneller dan de Nederlandse defensie organisatorisch en financieel kon bijhouden. “Conflicten en dreigingen in de wereld zijn fundamenteel veranderd. Er is steeds vaker sprake van complexe, hybride dreigingen die niet alleen militair van aard zijn, maar ook economisch, digitaal en maatschappelijk schade aan kunnen richten”, aldus Van Viegen. Voorbeelden van hybride oorlogsdreiging zijn cyberaanvallen op vitale infrastructuur, economische sabotage en inmenging in verkiezingen.

Cultuurverschillen

Zomaar extra geld in het bestaande systeem pompen is onverstandig, want ‘het Nederlandse militaire kennisecosysteem’ heeft wat het duo betreft een stevige upgrade nodig. Knops opent een papieren versie van het adviesrapport ‘Kennisoffensief voor defensie’ van de AWTI, waar Van Viegen en hij aan meewerkten. Hij toont een plaatje waarin is te zien dat je nu een vaste kern hebt aan partijen binnen dat ecosysteem. Het gaat om het ministerie van Defensie, om kennisinstellingen, zoals TNO, het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum en het Maritime Research Institute, en om grote bedrijven, zoals Thales en Damen. “Daarbinnen verloopt de samenwerking redelijk”, stelt Knops. “Maar er zijn nog veel te veel andere partijen die amper betrokken zijn, maar wel waarde hebben. Zo is de samenwerking met universiteiten, hogescholen en mbo-instellingen vaak incidenteel en niet intensief en gestructureerd genoeg. Tegelijkertijd zijn er ook veel bedrijven die werken aan technologieën met militaire potentie – denk aan sensoren, AI, drones, communicatiesystemen – maar die nauwelijks zichtbaar zijn.”

Een wat ouder bedrijfsgebouw van drie verdiepingen, met boven de entree groot de letters 'Netherlands Aerospace Centre'.

Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum in Amsterdam.

Marcel Mulder, CC BY-SA 3.0 NL via Wikimedia Commons

Wat Knops en Van Viegen steeds zien, is dat de werelden van Defensie, kennisinstellingen en bedrijven elk hun eigen logica hebben. Defensie is vaak gesloten, gericht op veiligheid en controle. Universiteiten staan juist voor openheid en vrije kennisdeling. Bedrijven zijn pragmatisch: ze zoeken commercieel rendement en snelle ontwikkeltrajecten. “Dit verschil in cultuur en werkwijze maakt samenwerking complex”, aldus Kops. Eén van de problemen om het bedrijfsleven te betrekken, is dat Defensie zich soms een onaantrekkelijke partner toont. Ondernemers houden van voorspelbaarheid en zekerheid, en dat is niet wat ze krijgen. Van Viegen: “Er zijn veel afdelingen en eenheden die niet altijd goed met elkaar communiceren. Elk krijgsmachtonderdeel heeft een eigen cultuur en eigen manier van werken.”

Start-ups vertelden de AWTI-onderzoekers dat ze contact hebben gehad met enthousiaste mensen binnen Defensie, maar dat er daarna geen opvolging kwam, omdat daar weer een andere afdeling voor nodig is die het minder ziet zitten. Hetzelfde geldt voor succesvolle pilots: vaak is er geen regeling of structuur om die een vervolg te geven. Ook komt het voor dat bedrijven veel moeite doen om een door Defensie opgezette innovatiewedstrijd te winnen, maar daarna achteraan in de rij aan moeten sluiten door strenge aanbestedingsregels. “Innovatieve bedrijven haken af, omdat de risico’s te groot zijn, innovatie erg duur is en de kans op een vervolg klein is”, zegt Van Viegen. “Een goed idee moet ook daadwerkelijk tot een product kunnen leiden. Daarom hopen we dat de ministeries van Defensie en Economische Zaken gezamenlijk kijken hoe dit beleid is te verbeteren.”

Toch zijn er ‘wel degelijk positieve ontwikkelingen’, vindt het duo. Zo zijn er innovatiehubs op meerdere plekken in het land ontstaan, zoals in Rotterdam, Brainport Eindhoven en Groningen. Deze hubs zijn laagdrempelig, fysiek toegankelijk voor studenten en ondernemers, en stimuleren samenwerking tussen Defensie, start-ups en kennisinstellingen, aldus Knops. “Een belangrijk succesfactor is dat er niet alleen technisch specialisten zitten, maar ook mensen van inkoop en operationele commando’s: mensen die weten wat er nodig is en wat de verplichtingen zijn. Het draait daar niet alleen om technologie, maar ook om duurzame samenwerking en betrouwbaarheid. Op zulke plekken groeit wederzijds vertrouwen.”

Natuurlijke reflex

Nederland kan ook leren van andere delen van de wereld, die meer oorlogsdreiging ervaren. Daar zie je wat Knops en Van Viegen de whole of society-aanpak noemen, waarin weerbaarheid van de hele samenleving centraal staat. “Vergelijk het met aardbevingsgebied. Daar weten mensen precies wat ze moeten doen: een rugzak klaarzetten, noodvoorzieningen paraat hebben. Vooruitdenken kan levens redden”, aldus Van Viegen. Scandinavische landen zijn volgens haar ‘inspirerende voorbeelden’. “Dreiging wordt daar voelbaar gemaakt: men spreekt met jongeren over defensie en dienstplicht, organiseert civiele trainingen, en betrekt burgers bij de vraag: hoe moeten we ons land beschermen? In Scandinavië zie je een natuurlijke reflex, want daar denken ze automatisch na over hoe kennis is te gebruiken voor nationale veiligheid.”

Het gaat verder dan tanks en prikkeldraad

— Hamilcar Knops

Van Viegen en Knops zien die reflex in Nederland nauwelijks, al begint het besef wel langzaam te groeien. In hun ogen was er vroeger meer weerstand tegen de gedachte dat defensie meer zichtbaar moest zijn in de samenleving. Knops: “Er lijkt iets te verschuiven. De centrale vraag die wij stellen is: wat zijn wij als samenleving bereid te doen om onze vrijheid, veiligheid en democratie te beschermen? Dat gaat verder dan tanks en prikkeldraad. Het gaat ook over digitale veiligheid, economische weerbaarheid en maatschappelijke stabiliteit.”