Naar de content

Kunstmatige cellen

Een illustratie van een kunstmatige organel
Een illustratie van een kunstmatige organel
Stijn van Dongen, Radboud Universiteit

Hoever kunnen we eigenlijk komen met het namaken van leven? De ultieme droom van chemici die knutselen met moleculen is om een primitieve cel in elkaar zetten. Dat kan niemand. Nu nog niet. En de vraag is of we dat ooit bereiken omdat een levende cel zo’n ontzettend ingewikkeld ding is. Maar dat betekent niet dat wetenschappers het niet proberen.

Cellen en de machinerie binnenin de cel zijn fascinerende inspiratiebronnen voor wetenschappers die het leven proberen na te bouwen. Op beperkte schaal lukt het al om kunstmatige structuren te bouwen die wat weg hebben van een cel. Het is bijvoorbeeld al gelukt om in het lab kleine, holle blaasjes van polymeren te maken met binnenin een waterige vloeistof. Deze kleine containers kunnen door het lichaam reizen om een pakketje medicijnen af te leveren. Omdat virussen ook goed zijn in hun pakketje droppen bij cellen – hun erfelijk materiaal in dit geval – wordt er ook veel geëxperimenteerd met lege virussen als bouwstenen om leven te imiteren.

Verder zijn scheikundigen aan het proberen biologische onderdelen van cellen te combineren met kunstmatige onderdelen, wat een hybride cel met interessante, nieuwe eigenschappen zal opleveren. Deze hybride cellen moeten binnen de komende tien jaar werkelijkheid worden, bijvoorbeeld in de vorm van diagnostische cellen en celsensoren. Een groot probleem is echter nog dat de celachtige bouwsels die tot zover zijn gemaakt, zich niet kunnen aanpassen aan hun omgeving. Terwijl een levende cel constant reageert op invloeden van buitenaf. Wat er zoal gebeurt in het onderzoek naar virussen, hybride en kunstmatige cellen kan je hieronder lezen.