In de gladde droomwereld van de dataïsten is alles meetbaar, beheersbaar en voorspelbaar. In de ideale wereld van filosoof Miriam Rasch weigert een ‘idioot’ te buigen voor wat Jeff Bezos en Mark Zuckerberg voor ons hebben bedacht.
“Daar heb je er weer een, in z’n eigen wereld”, bromt Hans. Een jongen van een jaar of twintig loopt ons voorbij zonder op te kijken van zijn smartphone. Hij heeft draadloze plugs in zijn oren. Hans is gewend om gedag te zeggen tegen andere wandelaars op het smalle pad langs de IJssel. Het stemt hem ongemakkelijk dat hij steeds minder vaak wordt opgemerkt.
Ik maak regelmatig wandelingen met Hans. We ontmoetten elkaar via een maatjesproject in Deventer. Hans spreekt op dat moment weinig mensen. Als de musea vanwege corona hun deuren moeten sluiten, wordt zijn wereld kleiner. Hij weigert om mensen te ontmoeten via een beeldscherm, want dat is ‘geen echt gesprek’.
Zodra we bij de lokale bierbrouwerij een QR-code moeten scannen om toegang te krijgen, rolt Hans met zijn ogen. Zijn ergernis gaat verder dan onbegrip of onkunde. Het is een diepgewortelde onwil. Zoals Hans het zegt: “Ik weet niet wat de cloud is, ik wil het niet eens weten, maar ik moet wel, anders kan ik niet zijn.”
Frictie
Tijdens de gesprekken met Hans denk ik aan het boek Frictie van Miriam Rasch, dat de Socratesbeker won voor het beste filosofieboek van 2020. Rasch ontvouwt daarin een kritiek op het dataïsme: het geloof dat alles wat bestaat te vertalen is in digitale data. En dat we daar ook onze beslissingen op moeten baseren, omdat de data het beter weten dan wij.
Volgens Rasch zijn mens en wereld te complex om in data te vangen. In hun religieuze poging om de mens te analyseren en de wereld voorspelbaar te maken, verliezen de dataïsten van alles uit het oog. Ondertussen produceren ze met hun data-analyses een meetbare, tastbare werkelijkheid waar we in gaan geloven en ons naar gaan gedragen.
Rasch is literatuurwetenschapper, filosoof en essayist. Ze werkt aan de Willem de Kooning Academie als coördinator van het Research Station, waar ze zich bezighoudt met onderzoek langs alle lijnen in de academie. We spreken elkaar via Zoom. Daar leg ik aan haar voor wat Hans mij vertelde.
Hans denkt dat hij ophoudt te bestaan als hij weigert te begrijpen wat de cloud is.
“Ja, het is onmogelijk geworden om deel uit te maken van de maatschappij zonder digitale technologie. De smartphone was vroeger de uitzondering, nu is het de standaard. Wil je daarvan afwijken, dan moet je heel veel moeite doen. Mensen vinden je vreemd. Dus ik kan me goed voorstellen dat je jezelf buiten de maatschappij plaatst als je zegt ‘ik wil dit niet’.”
“En zelfs al probeer je er niets mee te maken te hebben, dan nog zit je in de cloud via de apparaten van anderen die informatie over je verzamelen. Je ontkomt er niet aan. In de cloud bestaat van iedereen een dubbelganger, ook van Hans. Dat is verontrustend.”
Wat maakt het verontrustend?
“Omdat je geen idee hebt wat die informatie eigenlijk is. Er wordt informatie over ons verzameld waarvan we geen flauw benul hebben wat dat inhoudt, wat dat betekent, welke consequenties dat zou kunnen hebben. We hebben te maken met unknown unkowns: dat waarvan we nog niet weten dat we het niet kennen.”
“Er zijn heel veel onzekere factoren die niet controleerbaar zijn. Ook niet door de mensen die met de technologie werken. Zij kunnen niet meer uitleggen waarom het algoritme een beslissing neemt of risico-inschatting maakt. Jij en ik zitten in een groep van de bevolking die daar misschien niet direct concrete gevolgen van ondervindt. Maar als je bij de ggz loopt, zoals Hans, dan is de kans groter dat je daar slachtoffer van wordt.”
Vaak worden die zorgen weggezet als techniekpessimisme: mensen reageren nou eenmaal altijd met angst op het onbekende.
“Ik ben mijn onderzoek naar digitale technologie gestart uit liefde. Ik zou niet terug willen naar een tijd voor het internet. We zien online polarisatie toenemen, maar dat komt omdat groepen meedoen die voorheen onzichtbaar of onhoorbaar waren. Mensen met een niet-westerse afkomst, maar ook vrouwen. Dat is de helft van de wereldbevolking. Zo’n enorme winst zou ik niet willen opgeven.”
“Ik heb geen angst voor technologie, wel voor machtsdynamieken. De enorme zucht naar geld en kapitaal. Helaas zijn dat de mensen die de techniek in handen hebben, verder ontwikkelen en daar de meeste invloed op hebben. We hebben veel te verliezen als we de ontwikkeling van technologie overlaten aan degenen die het gebruiken voor hun eigen gewin. De technologie verdient beter. Het kan ook beter.”
In het thema Je data en jij, waar dit artikel onderdeel van is, volgen we ook Cees. Hij noemt internet een wondermiddel. Met de smartphone heeft hij de wereld in zijn hand.
“Dat zullen we allemaal herkennen. Er ís ook een wereld opengegaan. Je vindt online zoveel informatie, ideeën, muziek, kunst en soorten mensen. Je kunt je eigen boek publiceren. Daar komt bij dat je nooit meer hoeft te verdwalen. Veel mensen zullen zich veiliger voelen op straat omdat ze altijd weten waar ze zijn, waar ze naartoe kunnen, waar de dichtstbijzijnde bushalte is. Dat zijn dingen die je niet moet onderschatten.”
“Dus zeker, je hebt de wereld in je hand, ik kan het niet ontkennen. Maar het is natuurlijk een afspiegeling van de wereld. Of een van de vele werelden. Het is jammer als het wordt verward met ‘de’ wereld. Digitalisering heeft zoveel geopend en opgeleverd, dat soms wordt vergeten dat het ook maar een vorm van de wereld is.”
Het digitale domein is een andere wereld?
“Niet een andere wereld. Er gebeurt online van alles wat ook gewoon de werkelijkheid is. Het idee dat de digitale wereld iets anders is, een virtuele wereld die losstaat van de realiteit, wordt ‘digitaal dualisme’ genoemd. Dat is niet vol te houden, die grens kun je niet trekken. Iedereen die weleens gedumpt is via een sms of Facebook-bericht zal dat weten. Dat is een pijnlijke realiteit, die speelt zich echt niet alleen af op je smartphone.”
“Maar als je de digitale representatie gaat isoleren en zegt ‘dit is de waarheid’, dan doe je ook aan digitaal dualisme. Dan laat je dingen buiten beschouwing. Het is belangrijk om steeds te benadrukken dat er ook andere manieren zijn om de wereld te beschrijven en te begrijpen dan in digitale data.”
Waarom vinden mensen het dataïsme zo aantrekkelijk?
“Getallen en statistieken kun je tellen en meten. Dat geeft een gevoel van controle. Maar tijdens de coronacrisis zagen we al dat getallen helemaal niet zo objectief, neutraal, helder en transparant zijn. Getallen moet je interpreteren, je moet ze vertalen in beleidsbeslissingen. Dat gebeurt op verschillende manieren, anders zou het overal ter wereld hetzelfde gaan.”
“Er is nog iets wat het dataïsme populair maakt. Getallen geven een duidelijke richting aan. De cijfers moeten afnemen of toenemen. Als dat gebeurt, dan ben je goed bezig. Terwijl de werkelijkheid veel complexer is en verschillende kanten opgaat.”
Wat is die complexiteit dan precies?
Rasch wijst uit het raam van haar werkkamer. “Als ik moet beschrijven wat er op dit moment in mijn tuin gebeurt – met de wind, de dieren… De complexiteit is gigantisch. Die laat zich niet vangen in data. We moeten het doen met een gereduceerde afspiegeling van de realiteit. Je verliest dingen die belangrijk kunnen zijn.”
“Ik geloof in de complexiteit van de mens. Ieder mens kan dat van zichzelf onderkennen door aan introspectie te doen. Je ontdekt dingen die zelfs voor jou ongrijpbaar blijven. Die laten zich niet vangen door datasystemen en algoritmes. Het is een geloofskwestie. Het dataïsme gelooft dat het kan. Ik geloof dat dat niet kan.”
Sterker nog, je huivert van het idee dat de mens begrepen kan worden als een computer.
“Daar huiver ik zeker van. Als we dat geloven, zullen we veel verliezen. De dataïsten denken dat hun utopische toekomstdroom voor iedereen geldt. Vaak wordt gezegd: als we al jouw data hebben, dan kunnen we jou ten dienste zijn en gaan we jou helpen om betere keuzes te maken. Maar uiteindelijk gaat het erom dat ze mij helpen om de keuze te maken die in lijn is met hun technologie. Het gaat om macht en geld.”
Dat doet me denken aan Hans. Hij noemt de psychiatrie in Nederland ‘koud’.
“Een kwantitatieve blik is ook bedoeld als koud. Die is ‘objectief’ of ‘neutraal’, niet besmet door ‘warme’ menselijke gevoelens en vooroordelen. Daar zitten goede kanten aan. Je wordt benaderd met een wetenschappelijke blik. Het hart van de wetenschappelijke blik is abstraheren, afstand nemen, niet je emoties laten meespelen. Dat levert veel op, maar als je het te ver doorvoert, houdt het je weg van nieuwe kennis.”
“We moeten erkennen dat de pure, zuivere, objectieve blik onmogelijk is. Alles wat we zien wordt bemiddeld door onze zintuigen, door de apparaten die we gebruiken. Je kunt niet zeggen: dit is de meest objectieve en dus meest waarheidsgetrouwe manier om mensen en dingen te beschrijven en daar beslissingen over te nemen. Want als het nou bleef bij beschrijven… maar het gaat ook over beslissingen met concrete, ingrijpende gevolgen.”
Wat kun je doen als je je hieraan wil onttrekken?
“Dat is niet eenvoudig. Leven zonder smartphone lukt al bijna niet meer. Maar we hoeven echt niet allemaal van die ‘smart’ apparaten in huis te halen. Waarom zou je een tv moeten hebben die stiekem jouw gesprekken naar een datacenter kan sturen? Waarom zou je een spraakassistent in je huis willen als er geen medische noodzaak is?”
“Wat ik verder in de praktijk probeer te brengen heeft meer te maken met de onderlinge relaties die ontstaan door technologie. Het idee dat je altijd bereikbaar moet zijn, bijvoorbeeld. Daar verzet ik me tegen. Ik kijk urenlang niet op mijn telefoon. Veel mensen denken dat dat niet meer kan, maar het kan wel.”
“We hóéven niet altijd aan de technologie te gehoorzamen. Dat betekent wel dat we met elkaar afspraken moeten maken over hoe we die technologie gebruiken. Dat kan moeilijk zijn, op je werk bijvoorbeeld, omdat je denkt dat je moet meedoen. Maar het gesprek aangaan kan altijd. Je kunt zeggen: ‘Ik zit niet op WhatsApp, hoe gaan we dat oplossen?’”
In je boek schrijf je dat we behoefte hebben aan de idioot.
“Dat is de figuur die zegt: ik ga daar niet zomaar in mee. De idioot weigert te buigen voor wat Jeff Bezos en Mark Zuckerberg voor ons hebben bedacht. Stik er maar in. Dat is de houding van de idioot. En vervolgens hopelijk constructief en opbouwend: als we het niet op deze voorwaarden willen doen, dan zullen we zelf voorwaarden moeten scheppen. Hoe zullen wij dat samen gaan doen?”