In 2018 zag NEMO Kennislink hoe regenwater van heftige buien in Rotterdam werd opgevangen, gezuiverd en ondergronds opgeslagen voor hergebruik. Met dit soort systemen maken we onze steden volgens de bedenkers klimaatbestendiger, maar werkt het vijf jaar later nog steeds?
Het is een soort kruising tussen een vijver en een plantsoen. Op een plein op een van de hoeken van het Spartastadion in Rotterdam staat een met water gevulde bak met betonnen omranding. Daarin vind je ook zand en waterplanten zoals zegge, spirea en watermunt. Ze maken het verder nogal stenige plein niet alleen groener: deze planten zijn een cruciale schakel in een systeem dat regenwater van het dak en het parkeerterrein van het stadion opvangt en opslaat.
Het systeem verdeelt het opgevangen regenwater gecontroleerd over het zand, waar het doorheen sijpelt en zo wordt gefilterd. Op de bodem van de bak wordt het water verzameld en in een veel diepere zandlaag in de grond geïnfiltreerd. Het water blijft daar zitten in een natuurlijk reservoir op een diepte van zo’n twintig tot dertig meter. Het op een later tijdstip opgepompte water dient onder andere voor de besproeiing van het kunstgrasveld in het stadion.
Deze zogenoemde Urban Waterbuffer werd in 2018 gebouwd en bespaart naar verluidt ieder jaar zo’n 10.000 m3 drinkwater, dat is het watergebruik van zo’n 100 tweepersoonshuishoudens. Bovendien maakt de installatie het omliggende gebied weerbaarder tegen wateroverlast bij heftige regen, iets waar de wijk Spangen – waar het stadion staat – nogal eens last van heeft. Na verschillende testen in de Delftse WaterStraat vormden deze waterbuffer in Rotterdam de vuurdoop van het concept in de openbare ruimte. NEMO Kennislink kijkt hoe het plantsoen er nu bij staat.
Verandering in het bedrijf
Wilrik Kok van FieldFactors (het bedrijf dat de waterbuffer ontwikkelde) zegt dat de installatie nog steeds werkt. De filtercapaciteit van de zandlaag is inmiddels wat afgenomen, maar dat was volgens hem te verwachten. “Het betekent dat de zandlaag ook daadwerkelijk vervuiling zoals paks (polycyclische aromatische koolwaterstoffen – red.), metalen en nutriënten opneemt en tegenhoudt, die anders de grond waren ingegaan”, zegt hij. “We verwachten dat het filter minimaal vijftien jaar meegaat. Daarna moeten we de bovenste dertig tot zestig centimeter van het zand vervangen.”
Hoe lang het natuurlijke filter precies meegaat is een van de vragen die het bedrijf nu probeert te beantwoorden. Ook kijken de ingenieurs welke verdeling van het verzamelde regenwater over het zand in de bak de beste filterresultaten oplevert. In de tussentijd zijn er op andere plekken vergelijkbare systemen geïnstalleerd. Niet alleen in Rotterdam, Den Haag en Pijnacker-Nootdorp, maar ook in Madrid. Het personeelsbestand van het bedrijf groeide tot elf medewerkers.
Ook veel van die nieuwe systemen hebben een natuurlijk filter vergelijkbaar met dat in Rotterdam. Waar het bedrijf in eerste instantie alleen het filter – de zogenoemde Bluebloqs – leverde, bouwt en onderhoudt het nu het hele buffersysteem, inclusief de meet- en regeltechniek en de waterbron in de grond. “Natuurlijk hoopte ik vijf jaar geleden dat we nu nog zouden bestaan, maar dat we dit er allemaal bij zouden doen had ik niet verwacht”, zegt Kok.
Lastige regelgeving
Vrijwel iedereen lijkt het een goed plan te vinden om in plaats van drinkwater regenwater te gebruiken voor bijvoorbeeld beregening en toiletspoeling. Dit jaar nog schreef minister van Infrastructuur en Waterstaat Mark Harbers in een brief aan de Tweede Kamer dat er tot 2030 niet alleen extra capaciteit voor het winnen van drinkwater nodig is, maar dat we ook flink moeten besparen op het gebruik van drinkwater. Het gebruik zou met zo’n twintig procent omlaag moeten om een toekomstig drinkwatertekort te voorkomen.
Toch is het juist regelgeving die het gebruik van systemen zoals Bluebloqs soms bemoeilijkt. Om het water te mogen opslaan in de bodem voor hergebruik moet het een bepaalde kwaliteit hebben. Kok zegt dat die kwaliteitseisen belangrijk zijn, maar dat het water in bijvoorbeeld de Bluebloqs voor de wet als drinkwater wordt beschouwd. Een apart label voor hergebruikt water, dat volgens hem zo schoon is als drinkwater, kan toepassing van deze systemen makkelijker maken. Kok is hierover in gesprek met het Nederlandse normeninstituut NEN en deed al oproepen aan de overheid, maar concreet resultaat leverde dat nog niet op.
Sociale acceptatie
Waterbuffers besparen kostbaar drinkwater, maken het beschikbaar tijdens droogte en houden voeten droog in een klimaat waarin heftige regenbuien vaker voorkomen. Zeker in volgebouwde stedelijke gebieden vraagt dat om oplossingen. Een medewerker van de gemeente Rotterdam laat desgevraagd weten dat er in de stad momenteel meerdere waterbuffers op de tekentafel liggen, enkele daarvan krijgen zandfilters. Een van de uitdagingen hierbij is overigens het vinden van voldoende plek in de openbare ruimte.
In Delft bestaat voor het testen van dergelijke systemen sinds 2018 de zogenoemde WaterStraat. Deze is onderdeel van het grotere proefgebied The Green Village dat in feite een klein stukje stad is, inclusief straat en twaalf bewoners in huurhuizen. Ook de Bluebloqs worden hier nog steeds getest. Daarnaast zijn er in de WaterStraat experimenten met onder andere slimme regentonnen, waterdoorlaatbare tegels en ondergrondse waterbuffers.
De techniek, de wetgeving, het geld. Het zijn allemaal factoren die het succes van dit soort initiatieven bepalen. Volgens Floor Pino van de WaterStraat is er nog een andere belangrijke factor. “Het moeilijkste is misschien wel de sociale acceptatie, het overtuigen van mensen dat dit een oplossing is”, zegt ze. “Als mensen erin geloven, dan maakt het geld minder uit, dan maakt techniek minder uit. En het zijn uiteindelijk mensen bij gemeenten en ontwikkelaars die het moeten toepassen.”