Had je nog niet één of meerdere stoeptegels verwijderd voor je huis, dan is nu het moment. Zelfs de kleinste geveltuintjes trekken volop insecten aan. De stad dient daarmee als buffer voor de populatie.
Wespen op terrasjes, een muggenplaag door warmere winters, fruitvliegjes boven de compostbak; insecten kunnen de mens soms flink dwarszitten. Maar het is goed dat ze er zijn. Insecten zijn onmisbaar in ecosystemen. Ze dienen als voer voor andere dieren zoals vogels, vissen en vleermuizen, zorgen voor de afbraak van dode planten en de bestuiving van bloemen, waaronder die van voedselgewassen.
Dat het met de soortenrijkdom en aantallen insecten wereldwijd niet best gaat, is regelmatig in het nieuws. Maar steden, vooral de groene steden zoals je die ziet in Noordwest-Europa, lijken zich te ontpoppen tot een veelbelovende habitat. Hoe de insecten er precies voor staan in de stad is moeilijk te zeggen, volgens milieuwetenschapper Joeri Morpurgo van de Universiteit Leiden.
“In natuur- en landbouwgebieden worden aantallen en soorten al jaren gemonitord, maar historische data over de aanwezigheid van insecten in de stad zijn er niet.” Wat zijn eigen onderzoek wél laat zien, is dat een klein geveltuintje een ware insectenmagneet kan zijn.
Habitat voor insecten
Geveltuinen zijn kleine groene stroken direct aan de straatkant van de huizen. Vaak worden ze door de bewoners zelf aangelegd door één of meerdere stoeptegels te ‘wippen’. Morpurgo en zijn collega Margot Huurdeman pluisden 65 van dit soort tuintjes uit op de aanwezigheid van insecten in de Amsterdamse Weesperbuurt en het Haagse Zeeheldenkwartier. Alle beestjes die ze tegenkwamen werden gevangen en ter plekke geïdentificeerd. In totaal troffen ze 235 plantensoorten en 154 insectensoorten aan. En hoe meer bedekking met planten in de tuin, hoe groter de krioelende vondst. “Wat insecten nodig hebben is een habitat”, zegt Morpurgo. “Bestuivende insecten zoals bijen hebben bloemen nodig en herbivore insecten zoals kevers willen blaadjes om van te eten. Simpel gezegd komt het op het volgende neer: hoe meer planten en hoe meer verschillende soorten planten, hoe beter.”
In de tijd dat hij data verzamelde voor deze studie, in 2019, was er nog vrijwel niemand bezig met de biodiversiteit in de stad, vertelt hij. In de afgelopen jaren brachten onderzoekers in kaart hoe verbazingwekkend veel leven er is op de groene plekken in de stad. De biodiversiteit is er vaak hoger dan in natuur- en landbouwgebieden. “Landbouw is niet ontworpen voor een rijke biodiversiteit, terwijl mensen in steden actief ruimte maken voor planten en dieren door stukken groen aan te leggen.”
Opmerkelijk aan de resultaten is dat het voor de insecten niet uit lijkt te maken of een tuin bestaat uit inheemse of exotische plantensoorten. “Waar het mij als ecoloog om gaat, is wat werkt binnen het ecosysteem. De hoeveelheid planten is belangrijker dan de oorsprong ervan.”

Bestuivende insecten hebben bloemen nodig en herbivore insecten willen blaadjes om van te eten.
FreepikBufferzone
In een recent, nog ongepubliceerd onderzoek troffen de Leidse onderzoekers veertienhonderd ongewervelde soorten - waaronder ook spinnen en mijten - aan in tweehonderd groene ruimtes in Den Haag. “Supertof”, zegt Morpurgo. “Het zijn toch veertienhonderd soorten ten opzichte van niks, want op asfalt of beton leeft niet zo veel.”
De bijen en hommels die rondzoemen in de steden bestuiven geen voedselgewassen en zijn niet direct van belang voor onze voedselproductie. Toch is het nuttig om ze in de stad te hebben. Door gewasbeschermingsmiddelen nemen de aantallen bestuivers in de landbouwgebieden af. Als de populatie instort en de bijen daar uitsterven, dan dient de populatie in de stad als buffer.
“In theorie kan een stevige populatie in de stad dienen als bron voor nieuwe bijen die zich kunnen verplaatsen naar landelijk gebied”, aldus Morpurgo. Het is nog de vraag in welke mate dat gebeurt, die verplaatsing. “Bijen en hommels zijn de stad ook binnengekomen, dus het is aannemelijk dat ze de stad weer uit kunnen vliegen.”
Het is een enigszins controversiële gedachte, maar Morpurgo ziet de stad steeds meer als een toevluchtsoord voor biodiversiteit. Het insectenleven floreert in de stadse groene ruimtes. “Zolang we het maar toelaten. Laat die stokroos die komt aanwaaien maar gewoon staan. Die trekt vanzelf de stokroossnuitkever en andere insecten aan. Zo’n plant die zich vanuit het wild vestigt is een generatie eerder bestoven door insecten en functioneert dus prima in het stadse ecosysteem.”