In science-fictionfilms en partijprogramma’s beelden we ons toekomsten in. Maar die toekomstvisies hebben stiekem alles te maken met hoe we naar de geschiedenis kijken.
Adem in. Adem uit. Voel je het? Dat je in het nú leeft? Volgens menig meditatiegoeroe is het belangrijk om je dat te beseffen. Nou is er vast iets voor te zeggen om af en toe in kleermakerszit op een rond kussentje neer te vleien en de boel de boel te laten, maar ik kan er eerlijk gezegd niet zoveel mee. Mensen leven namelijk niet in het nu. Waarschijnlijk plan je de afspraak voor de sessie bij de meditatiegoeroe een week of twee in het voren. En de goeroe, die zo ontzettend in het nu leeft, is niet te beroerd om de factuur voor de sessie van de vorige maand op te sturen. We leven dus ook in de toekomst en in het verleden.
Wij, mensen, zijn ‘temporele wezens’. Dat betekent dat wij in de tijd leven. We kijken naar achteren en naar voren, we herinneren wat ons overkwam en we maken plannen voor wat komen gaat. Volgens psychologen doen we niets anders dan wat zij ‘mentaal tijdreizen’ noemen. Zonder Doctor Who’s Tardis, Docs DeLorean of John Cusacks hot tub verplaatsen we ons toch door het tijd-ruimte-continuüm – met de vlezige tijdmachine van ons brein.

Wij verplaatsen ons door het tijd-ruimte-continuüm – met de vlezige tijdmachine van ons brein.
FreepikNet als die tijdmachines uit science fiction heeft ons brein ook twee temporele richtingen: het kan achteruitspoelen, maar ook vooruit. Er zijn aanwijzingen dat we daarvoor dezelfde neurologische machinerie gebruiken. Amnesiapatiënten – van het Latijnse woord voor vergetelheid - blijken niet alleen veel te vergeten, maar hebben ook moeite om de toekomst voor te stellen. Hetzelfde geldt voor PTSD-patiënten.
In feite is nadenken over de toekomst dus omgekeerd herinneren. Laten we het ‘voorinneren’ noemen. (Volgens Google heeft nog niemand deze term gebruikt, dus ik claim hem.)
Van individueel naar collectief tijdreizen
Wetenschappers stellen dat niet alleen individuen nadenken over het verleden, maar dat ook samenlevingen dat doen. Gemeenschappen hebben een, wat ze noemen, ‘collectief geheugen’. De herinneringen die daarin worden opgeslagen, gaan ook verder dan één mensenleven terug. Het geheugen wordt namelijk niet gevormd door sterfelijke synapsen en hersencellen, maar door archieven, bibliotheken en musea. Hierin slaan ze op wat de groep, door de eeuwen heen, is overkomen.
Maar de vergelijking tussen individueel geheugen en collectief geheugen gaat nog verder. Want net als collectief herinneren, bestaat er ook zoiets als ‘collectief toekomstdenken’. Of, zoals ik het wil noemen: ‘collectief voorinneren’. Dat betekent dat we ook samen nadenken over wat ons nog kan gaan overkomen. Zoals we collectief herinneren via archiefstukken en historische kunstwerken, zo doen we aan collectief voorinneren in science-fictionfilms, beleidsstukken en partijprogramma’s. Immers, die gaan over toekomsten die we voor ons – de mensheid, de Nederlander, de Heerhugowaardenaar – bedenken. Dat kunnen toekomsten zijn die we vrezen en willen voorkomen, maar ook toekomsten waar we naar streven.

Net als collectief herinneren, bestaat er ook zoiets als ‘collectief toekomstdenken’
FreepikWanneer we dit doen, dat collectief voorinneren, blijkt er verrassend veel verleden mee te komen in onze toekomstbeelden. Sterker nog: zonder verleden kunnen we ons helemaal geen toekomst voorstellen. En, zo ontdekken we straks: zonder toekomst misschien ook wel geen verleden.
Het verleden, zo meen ik, komt op een paar manieren terug in onze beelden van de toekomst. Die indeling baseer ik losjes op het werk van de Duitse historicus Jörn Rüsen en recente ideeën in de toegepaste geschiedenis, maar ik bespaar je hier de theoretische verhandeling. Volgens mij zijn er drie manieren waarop je we het collectieve verleden onvermijdelijk meenemen in onze toekomstvisies. Dat is (1) analogisch, (2) genealogisch en (3) contrair. Moeilijke woorden, maar ik leg ze uit.

Het verleden komt op een paar manieren terug in onze beelden van de toekomst.
FreepikAnalogisch: De toekomst rijmt op de geschiedenis
In 1585 gooide natuurkundige Simon Stevin twee loden kogels tegelijkertijd van de toren van de Nieuwe Kerk in Delft. De ene kogel was tien keer zwaarder dan de ander. Doel van het experiment: bewijzen dat Aristoteles ongelijk had en dat zwaardere objecten niet sneller naar de Aarde vallen dan lichtere objecten. De ‘loyen cloten’, zo schreef Stevin, sloegen op exact hetzelfde moment tegen de grond. De natuurkundige bewees daarmee zijn these.
Ruim vier eeuw later, in 2022, voerde wetenschapsjournalist Diederik Jekel hetzelfde experiment uit vanaf diezelfde toren. De toren is inmiddels ietwat schuingezakt en er zal misschien nu net een andere wind hebben gestaan, maar opnieuw blijken de kogels tegelijkertijd de grond te raken. Had je het anders verwacht? Nee, toch? Immers, loden kogels en andere objecten zijn onderhevig aan de wetten van de zwaartekracht. Dat was toen zo en dat is nogsteeds zo.
Samenlevingen, groepen en culturen volgen niet zulke natuurwetten. Geschiedenis doet daarom niet aan wetmatigheden. Immers, anders dan in een steriel lab is in de geschiedenis geen enkele situatie hetzelfde. Daarnaast is het aantal factoren die een gebeurtenis mogelijk maken eindeloos. Historici kunnen daarom eveneens eindeloos discussiëren over de vraag welke factoren doorslaggevend waren voor, zeg, de Franse Revolutie. Maar het gebrek aan wetmatigheden maakt het niet alleen lastig om het verleden te verklaren. Het maakt het ook moeilijk – zo niet onmogelijk – om de toekomst met zekerheid te voorspellen.
Ondanks al die onzekerheid vergelijken we regelmatig historische gebeurtenissen met gebeurtenissen die nu plaatsvinden, of die we verwachten. Die vergelijkingen noemen we historische analogieën. We veronderstellen dat een hedendaagse gebeurtenis in één aspect overeenkomt met een historische, dat andere aspecten dan ook zullen overeenkomen. Via die vergelijkingen hopen we iets te leren over het probleem waar we nu mee worden geconfronteerd.

Geschiedenis herhaalt zich nooit, maar rijmt wel vaak.
FreepikWaar zie je die historische analogieën? De huidige opkomst van extreemrechts wordt door opiniemakers (en sommige wetenschappers) vergeleken met de opkomst van extreemrechts in de jaren dertig. Dat is dus een analogie met een waarschuwing, want we weten dondersgoed op welke enorme ellende die jaren dertig uitliepen. Maar in extreemrechtse kringen wordt zelf weer een andere historische analogie gebruikt. Daar stellen sommigen dat de ‘westerse beschaving’ voor eenzelfde ineenstorting staat als het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw. Toen, zo menen de doemdenkers, implodeerde het imperium door migratiestromen en decadente elites. Dat staat, in hun ogen, Europa nu opnieuw te gebeuren.
Over die analogieën kan je discussiëren. Want is de wereld nu echt te vergelijken met die in de jaren dertig? Zijn onze economieën, onze samenlevingen, onze communicatiemiddelen niet heel anders? Hetzelfde geldt voor de Romeinse Rijkvergelijking. Want klopt het überhaupt dat deze instortte door migratie en decadentie? (Het ligt ingewikkelder.) En zijn de togadragende elites op het Forum Romanum zomaar te vergelijken met de pakbewonende elites op Brussels Plux? (Nee.)
Toch zijn analogieën niet helemaal onzinnig. Het feit dat we bepaalde historische fenomenen aanduiden met termen als ‘oorlog’, ‘revolutie’ maar ook ‘bloeiperiode’ laat zien dat er wel degelijk fenomenen zijn die door de tijd terugkomen. En dat je die dus kan vergelijken. De Amerikaanse schrijver Mark Twain zou hebben gezegd dat ‘geschiedenis zich nooit herhaalt, maar wel vaak rijmt’. Het is meer dan logisch dat we zoeken naar rijmend historisch vergelijkingsmateriaal en dat op de toekomst projecteren.
Maar een losstaande gebeurtenis in het verleden en een losstaande verwachte gebeurtenis in de toekomst met elkaar vergelijken op grond van overeenkomsten, is maar één manier om de toekomst in te beelden. Want wat nu als de toekomst het directe resultaat is van dat verleden?

De togadragende elites op het Forum Romanum zijn niet zomaar te vergelijken met de pakbewonende elites op Brussels Plux.
FreepikGenealogisch: De toekomst is het resultaat van de geschiedenis
Verwacht je dat AI steeds slimmer wordt? Zo ja, waarom denk je dat? Waarschijnlijk trek je een ontwikkeling vanuit het verleden, via het heden, door naar de toekomst. Immers, de ontwikkeling van AI begon ergens. Voor we bij ChatGPT uitkwamen, werd in 1947 eerst de transistor uitgevonden, in 1958 de microchip en in 1989 het internet. In 1997 versloeg IBM’s schaakcomputer Deep Blue de regerend wereldkampioen Garry Kasparov. Als je die stijgende lijn van digitale mogelijkheden doortrekt – en de zogenaamde AI winters ertussen even weggumt – is het niet meer dan logisch dat kunstmatige intelligentie enkel slimmer wordt.
De geschiedenis zit vol van ontwikkelingen en trends. Daarover vertellen we verhalen. In verhalen maakt een karakter – dat kan ook een volk of zelfs een fenomeen zijn, zoals ‘de technologie’ – van alles mee. Die avonturen hebben een begin, een midden en een einde. Als we een geschiedverhaal vertellen hoeft dat einde niet achter ons te liggen. Het kan ook een verwachting zijn. Zo dachten achttiende- en negentiende-eeuwse Europeanen dat ze in een grootse beweging van De Vooruitgang zaten. Dat idee van vooruitgang, constateert historicus Marijn Rombouts, ontwikkelden ze in speculatieve toekomstromans waarin niet alleen zeppelins en vliegtuigen rondvliegen, maar ook iets revolutionairs als een pensioenstelsel bestaat. Over de toekomst kon je dromen, maar die dromen lagen wel in het verlengde van wat al gebeurde: experimenten met vliegmachines en groeiende staatsbureaucratieën.

Nog altijd geloven – of hopen – velen op vooruitgang. Maar is alles vooruitgang?
PexelsNog altijd geloven – of hopen – velen op vooruitgang. Als je gelooft in morele vooruitgang, bijvoorbeeld, kan je stellen dat mensen door de eeuwen heen steeds fijnbesnaarder werden voor het leed van anderen. Vanuit dat idee is het dan niet raar dat we, bijvoorbeeld, in de toekomst dieren eten moreel verwerpelijk gaan vinden. Het einde van je optimistische geschiedverhaal ligt daarmee in de toekomst. (Optimistisch als je overtuigd vegetariër bent, natuurlijk.)
Verhalen kunnen echter ook de andere kant op: je kunt ook denken dat we in een neerwaartse spiraal zitten, bijvoorbeeld als het gaat om het klimaat. Of je maakt je zorgen over het verval van sociale cohesie – samenhang – in Westerse samenlevingen, omdat we door internetverslaving en de krimp van het verenigingsleven het contact met elkaar steeds meer verliezen. Hoe dan ook, als we de toekomst inbeelden via een geschiedverhaal, trekken we een historische beweging door in het nog-niet.
Maar er zijn ook altijd mensen die het radicaal anders willen. Zij zien de toekomst als anti-geschiedenis.
Contrair: De toekomst is de anti-geschiedenis
‘Zet de bibliotheken in de fik!,’ schreef de Italiaanse dichter Filippo Tommaso Marinetti in het begin van de twintigste eeuw. ‘Leid de kanalen om zodat ze de musea overstromen!’ Marinetti was een futurist, een aanhanger van een kunststroming en sociale beweging die het allemaal helemaal anders wilde doen. Hij was een van de meest fanatieke leiders. Zijn Futuristisch Manifest verscheen eerst in een Italiaanse krant maar brak pas echt door toen het in 1909 op de voorpagina van het Franse blad Figaro werd gedrukt. Het was een schandaal. Wat Marinetti bepleitte was namelijk een radicale breuk met het verleden. Met pikhouwelen en molotovcocktails wilde hij en zijn mede-futuristen de geschiedenis vernietigen.

Marinetti, de man die musea wilde vernietigen.
CC Wikimedia CommonsWaarom? Marinetti zag met lede ogen aan hoe zijn Italië achterbleef ten opzichte van andere Europese landen. Volgens Marinetti kwam het door de ballast van de geschiedenis. Te midden van hun Romeinse zuilen, middeleeuwse kathedralen en renaissancepaleizen keken Italianen alleen maar naar hun verleden, in plaats van naar de toekomst. Om de toekomst te zien en te maken, moest de Italiaan de sloophamer en de dynamietstaaf oppakken. Boem.
Marinetti wilde radicaal breken met de geschiedenis. Maar lukte dat ook, als hij zijn zin had gekregen? Ik denk het niet. Ook als je de toekomst wil die contrasteert met de geschiedenis, verhoud je je nog altijd tot dat verguisde verleden. Door de toekomst in te beelden als het negatief van het de geschiedenis, is die geschiedenis nog altijd aanwezig. De vernietiging van het verleden is je lanceerplatform en je raketbrandstof waarmee je je verbeelding vooruit schiet.
Er zijn dus drie manieren waarop we de toekomst inbeelden via het verleden. De eerste is analogisch: je vergelijkt een losstaand historisch fenomeen of een gebeurtenis met een verwacht toekomstig fenomeen of gebeurtenis. De tweede is genealogisch: de toekomst wordt gebaard door het verleden. De laatste modus van voorinneren, ten slotte, is contrair: door de toekomst het negatief te maken van het verleden, is het verleden nog steeds als afdruk aanwezig in die toekomst.
Geschiedenis als resultaat van de toekomst
Oké, dus, we hebben het verleden nodig om de toekomst in te beelden. Maar ik schreef hierboven dat het ook andersom zit: door de toekomst kijken we naar het verleden.

Was de uitvinding van de auto vooruitgang, of begin van het einde?
PexelsVolgens de sociaalwetenschappers Piotr en Karl Szpunar krijgt het verleden voor ons betekenis door de toekomst die we ons inbeelden. Bij de toekomst die we verwachten, zo betogen ze, zoeken we in het verleden de gebeurtenissen die naar die toekomst leiden. Beter nog: hetzelfde historische feit kun je, vanuit verschillende toekomstvisies, verschillend uitleggen.
Als voorbeeld geven Szpunar en Szpunar de uitvinding van de verbrandingsmotor – een essentieel onderdeel van de auto – door Rudolf Diesel. (Of, nou ja, Diesel vroeg in ieder geval in 1893 het patent aan.) Als je gelooft in technologische vooruitgang, de groei van mobiliteit en meer persoonlijke vrijheid, dan is Diesels uitvinding het start van een grote sprong in de goede richting. Als je denkt dat de wereld naar de knoppen gaat door onze uitstoot van broeikasgassen, is Diesels uitvinding juist het begin van het einde. Door verschillende toekomstbeelden krijgt dezelfde gebeurtenis een heel andere betekenis.
Om je te voorinneren moet je herinneren, maar het werkt dus ook andersom: hoe je voorinnert, bepaalt hoe je herinnert. In onze verbeelding is er zonder verleden geen toekomst, maar zonder toekomst ook geen verleden.
Dat is ook iets om op te mediteren.