Een mannetjesedelhert dat een gevecht wint, een wenkkrab die de grootste schaar heeft. Wie een natuurdocumentaire kijkt, raakt er misschien van overtuigd dat in de natuur het recht van de sterkste geldt. Dat is lang niet altijd waar: niet het sterkste individu overleeft, maar degene die het best is aangepast aan de omgeving. “Geen enkele strategie werkt altijd.”
De ene leeuw staat tegenover de andere. Gegrom. Dan springen ze elkaar in de klauwen. Na een spannend gevecht wint het oude mannetje en behoudt hij zijn plek in de groep. De uitdager druipt af. De winnaar paart met de leeuwinnen. Het is het recht van de sterkste, aldus de verteller. Dat is in een notendop het verhaal dat menig natuurdocumentaire de kijker wil doen geloven. Het schetst een vertekend beeld van de ‘strijd om het bestaan’, alsof natuurlijke selectie werkt als een bokswedstrijd met een harem als prijs. Goede televisie wellicht, zo’n duel met veel op het spel, maar er zijn meer manieren om te overleven en zich voort te planten dan een potje armpje drukken.
De misvatting van ‘het recht van de sterkste’ begon al ruim anderhalve eeuw geleden, toen Charles Darwin zijn boek Over het ontstaan van soorten schreef. Darwins tijdgenoot, Herbert Spencer, gebruikte liever de term survival of the fittest als uitleg van natuurlijke selectie. Selectie suggereerde onterecht dat er een regisseur was die beslissingen maakte. Darwin was het met hem eens en nam survival of the fittest vanaf de vijfde druk op in zijn boek. Die term zorgde bij het brede publiek echter voor nieuwe verwarring, aldus evolutiebioloog Bregje Wertheim van de Rijksuniversiteit Groningen. “Het Engelse fittest betekent zowel sterkste als meest geschikte.” Darwin en Spencer bedoelden het laatste, maar het publiek dacht vaak aan het eerste.
Prijskaartje
In een paar gevallen geldt het recht van de sterkste, bijvoorbeeld bij bepaalde apen of leeuwen. “Als er directe competitie is tussen individuen, zou de sterkste het gevecht kunnen winnen”, legt Wertheim uit. “Mannetjesedelherten met grote geweien bepalen bijvoorbeeld onderling wie de grootste of sterkste is. Die wordt de baas van de kudde en zal ook bijna alle vrouwtjes in zo’n kudde bevruchten.”
Sterk zijn is echter slechts één strategie om te overleven en je voort te planten. “Daar gaat het om: wie overleeft en produceert de meeste nakomelingen?”, stelt Wertheim. “Dat is niet altijd degene die het sterkst is, maar degene die het het beste doet in een bepaalde omgeving. Dat kan verschillen per omgeving. Geen enkele strategie werkt altijd.” Aan sterk zijn zit een prijskaartje: in gevechten lopen dieren grote kans om ernstig gewond te raken. “Dan zijn al je kansen om je voort te planten in één klap verspeeld. Als het paarseizoen onvoorspelbaar is of een gebied te groot om te verdedigen, is het soms verstandiger om gevechten te vermijden.”
Stiekeme seks
“Zelfs binnen één omgeving kun je meerdere strategieën hebben die even goed werken”, aldus de bioloog. Bij soorten waar de meeste mannetjes concurreren om vrouwtjes, zijn er ook de zogenoemde sneakers, stiekeme mannetjes. “Sneakers vechten niet om de vrouwtjes, maar weten zich stiekem ertussen te wurmen en uiteindelijk het vrouwtje te bevruchten. Daarmee winnen ze ook, alleen niet door sterk te zijn en het gevecht te winnen.”
Het succes van de sneaker – en van elke strategie – hangt af van wat de concurrentie doet, en verandert daarom continu. “Bij inktvissen bijvoorbeeld werkt het alleen maar als sneakers een klein deel van de groep uitmaken. Een sneaker heeft twee of meer baltsende mannetjes nodig die de vrouwtjes voldoende afleiden. Zodra er te veel sneakers zijn, komt er selectie tegen dat gedrag en winnen juist degenen die zichzelf op de borst kloppen.”
Vrouwelijke keuze
Hoewel de aandacht bij voortplantingsstrategieën in de wetenschap van oudsher op mannetjes lag, spelen vrouwelijke dieren een grote rol in selectie van partners, en vindt ook bij vrouwtjes natuurlijke selectie plaats. “Mannetjes en vrouwtjes van de koolmees hebben hun eigen territoria”, noemt Wertheim als voorbeeld. “Een mannetje kan het territorium van een vrouwtje veroveren, maar dat vrouwtje gaat ook bij de buren paren.” Zo spreidt ze de kansen voor haar jongen.
Zelf onderzoekt de bioloog fruitvliegen. Mannetjes van dit insect geven een cocktail van eiwitten, sekspeptiden, mee met hun sperma tijdens de paring. “Die eiwitten verminderen de interesse van het vrouwtje in andere mannetjes, maar zorgen er ook voor dat ze sneller doodgaat als ze nogmaals paart.” Het vrouwtje kan op haar beurt dat sperma uitstoten, zodat ze weer aantrekkelijker wordt voor andere mannetjes. “Het is touwtrekken tussen mannetjes en vrouwtjes. Daarom kun je nooit voorspellen of een strategie uitpakt zoals je wil.”
Niet altijd beter
Als in de evolutie het recht van de sterkste zou gelden, dan zouden alle levende soorten sterkere of betere versies zijn dan hun voorouders. Dat is niet zo, stelt Wertheim. “Evolutie heeft geen vooruitziende blik. Er is niet altijd sprake van verbetering.” Ze noemt de reuzenpanda en koala als voorbeelden. Beide zijn kwetsbaar door een kieskeurig dieet: de een eet alleen bamboe, de ander eucalyptus. Maar ook de mens heeft in de loop van de evolutie eigenschappen verloren waarvan je je kunt afvragen of dat een verbetering is. “We zijn bijvoorbeeld afhankelijk geworden van fruit voor onze vitamine C.” Die vitamine kunnen we zelf niet maken, in tegenstelling tot veel andere gewervelde dieren.
Wat op het eerste gezicht een nadeel lijkt, kan ook een voordeel opleveren in een andere omgeving. Neem sikkelcelanemie, een erfelijke ziekte. Mensen met een dubbel kopie van dit allel (variant van een gen) hebben verschrompelde rode bloedcellen en kunnen moeilijker zuurstof opnemen uit hun longen. Toch blijft de ziekte in delen van Afrika en Azië veel voorkomen. “Mensen met één kopie van dit allel zijn namelijk minder vatbaar voor malaria, en hebben in die regio een betere overlevingskans.”
Het is dus niet het recht van de sterkste, maar het recht van de meest geschikte dat geldt. En wie of wat dat is, verschilt – gelukkig – per omgeving en per geval.