Als individu kun je op allerlei manieren bijdragen aan het vergroenen van je directe omgeving. Wat is het effect van een insectenhotel? Hebben insecten er iets aan?
Wil je gemakkelijk een biodivers stapje extra zetten, dan kom je snel uit bij een insectenhotel. Vaak in de vorm van een leuk huisje. Of een zeshoekige, die je dan met meerdere samen kan voegen tot een honingraat. Het ziet er gezellig en ‘groen’ uit, maar help je insecten er echt mee? En, heel eerlijk: welke insecten? Want zo goed gaat het niet met de zesvoeters.
Bijenverblijf
Neem de bij. Meer dan de helft van de 360 wilde bijensoorten in Nederland is met uitsterven bedreigd. Dat komt met name door gebrek aan voedsel en nestplekken. Want in tegenstelling tot hommels en de bekende honingbij leeft veruit het grootste deel van de bijensoorten alleen. Ze moeten dus individueel op zoek naar eten, en bouwen ook hun eigen nestjes. Gezien hun bedreigde status kunnen ze daar dus wel wat hulp bij gebruiken zou je denken.
Zelf heb ik vijf insectenhotels en op het eerste gezicht zijn er ook aardig wat insecten. Naast vlinders, torretjes en krekels bezoeken ook elk jaar allerlei bijen en hommels de tuin. Met name voor de veldbloemen tussen het gras en de lavendel in de border. Potentiële huiseigenaren genoeg, zou je denken. Maar als ik eerlijk ben, zie ik ze nooit in of rondom de hotel. En dat terwijl ik ze - onder het mom van ‘kansen spreiden’ - op verschillende plekken heb ophangen. Wat gaat daar mis?
Hotelcheck
Daar heeft Zoe van Helvoirt wel een idee over. De initiatiefnemer van ‘Beegrateful’ heeft van het plaatsen van insectenhotels haar werk gemaakt. Van bijenhotels rondom straatlantaarns om precies te zijn. Zogenaamde ‘Bee&Bee’s die zowel onderdak als inzicht in de wilde bijenpopulaties bieden. “Een goed bijenhotel heeft nestgaatjes met een diameter tussen de twee en negen millimeter breed en is minstens acht centimeter diep”, vertelt ze. “Wilde bijen leggen hun eitjes namelijk achter elkaar in zo’n gangetje. Hoe dieper, hoe beter beschermd tegen bijvoorbeeld spechten of parasieten.”
Na een korte check blijkt dat mijn kastjes daar niet allemaal aan voldoen. De meesten zijn gelukkig diep genoeg, en hoewel niet alle buisjes aan de diameter-eis voldoen, slaagt het merendeel toch voor deze test. Maar één kastje - dat ook al niet diep genoeg was - maakt het wel erg bont. Met buisjes van vijftien millimeter breed lijkt de oorzaak voor het lage bezoekersaantal hier duidelijk. “Daarin zul je geen enkel insect aantreffen”, bevestigt Van Helvoirt.
Daarnaast is de plek cruciaal, leer ik. Het hotel moet op een zonnige plek hangen, het liefst laag bij de grond, op het zuiden, en droog. Met schaamte kijk ik naar mijn eigen collectie. Het enige kastje dat goed hangt is degene met de te grote buizen. De kastjes die zojuist waren goedgekeurd, hangen dan weer helemaal verkeerd. Op anderhalve meter hoogte, met een ingang op het noordoosten en volledig in de schaduw. Bovendien vallen ze door alle weer en wind inmiddels bijna uit elkaar.

Insectenhotel in de tuin van Myrte
Myrte NoweeBuffet
Toch is huisvesting niet alles, aldus Van Helvoirt. “Al heb je een perfect hotel: als er geen voedsel is, dan heb je daar helemaal niets aan.” Daar is in mijn tuin gelukkig geen gebrek aan. Zo blijkt de ‘rolklaver’ die een groot deel van mijn grasveldje beslaat een belangrijke nectarbron voor insecten. Samen met het komkommerkruid, de klaprozen en de vlinderstruiken is de tuin een heus bijenbuffet.
Je hoeft overigens geen complete bloemenweide aan te leggen, stelt Van Helvoirt onervaren tuiniers gerust. “Ook inheemse planten als paardenbloemen doen al wonderen.” Bloemenmengsels zijn ook een goed idee, al moet je dan wel goed opletten of deze écht goed zijn voor bijen en vlinders, waarschuwt de bijenliefhebber. “Op die etiketten wordt helaas nog weleens gerommeld.” Het helpt daarom als je de soorten die in je tuin rondzoemen een beetje leert herkennen, vertelt ze. “Dan weet je ook beter waar je ze mee kunt helpen.”
— Zoe van Helvoirt
Aan de slag
Dat is waar het kennelijk vaak misgaat met populaire insectenhotels. Kastjes met dennenappels of kamers voor vlinders en lieveheersbeestjes hebben volgens Van Helvoirt vaak weinig tot geen nut. “Het klinkt leuk, maar in tegenstelling tot bijen nestelen andere insecten zich vaak liever ergens anders.” Als je toch voor een hotel wil gaan, dan is het volgens haar daarom zinvoller specifiek voor een bijenhotel te gaan. Een simpelere en meer universele oplossing is om je tuin natuurlijker te maken. “Laat een hoekje verwilderen, of boor voor nestplekken wat gaatjes in een oude boomstam.”
Als je je tuin inricht met inheemse planten en verwilderde stukken, dan zouden bijenhotels eigenlijk helemaal niet meer nodig zijn, vertelt Van Helvoirt. Maar dat kan nog even duren. Tot die tijd werkt ze dus verder aan haar lantaarnpaal-Bee&Bee’s, die inmiddels al in meer dan veertig Nederlandse gemeenten te bewonderen zijn. Mijn eigen insectenhotels heb ik inmiddels verstevigd en op een lagere zonnigere plek gehangen. En misschien dat ik binnenkort met een boor een verkennend rondje door de tuin maak.
Groen doen
Als individu kun je op allerlei manieren bijdragen aan het vergroenen van je directe omgeving. Maar welke maken echt een verschil? En hoe makkelijk zijn ze uit te voeren?