Naar de content

Met behulp van chemische analyses weten forensisch onderzoekers steeds meer informatie uit de kleinste sporen te halen. Maar er blijven altijd onbeantwoorde vragen liggen, die de onderzoekers graag zouden willen oplossen.

Onder de microscoop ligt een haar. Een persoon in een labjas stelt scherp, en tuurt intens door de lens terwijl de spannende muziek aanzwelt en twee andere mensen ongeduldig staan te wachten. Zonder iets te zeggen wordt de haar verplaatst naar een ingewikkeld uitziend apparaat, waar de persoon een paar knoppen indrukt. Binnen een paar seconden is het resultaat zichtbaar. Triomfantelijk draait de labmedewerker zich om: ‘Kijk, ik heb sporen van nicotine en van een zeldzaam metaal gevonden, dus de conciërge moet wel de moordenaar zijn.’

Deze scene zou je zo terug kunnen zien in de gemiddelde crimeserie. De sporen die ze daar vinden blijken vaak razendsnel met enorme precisie terug te leiden naar een dader. Dit is niet allemaal even realistisch, maar chemische analyses spelen wel degelijk een grote rol in forensisch sporenonderzoek. En die rol wordt steeds groter, omdat onderzoekers steeds meer kunnen meten.

Eindeloos meten

“De uitdaging is om zo veel mogelijk informatie uit een zo klein mogelijk spoor te halen”, vertelt Arian van Asten, hoogleraar forensische Chemie aan de Universiteit van Amsterdam. “Je vindt wel eens een kilo cocaïne, maar meestal gaat het om een paar snippertjes verf of enkele korrels drugs of explosieven. De kunst is om daar dan alsnog veel over te weten te komen.”

Dit lukt steeds beter, en inmiddels zijn er al een hoop criminele zaken waar de chemische analyse doorslaggevend kan zijn. “Technisch bewijs wordt steeds belangrijker”, zegt Ben de Rooij, docent Analytische Chemie aan de Avans Hogeschool. “Het Openbaar Ministerie en de rechters hechten er veel waarde aan, omdat het objectieve informatie oplevert.”

Designerdrugs

De duidelijkste link tussen chemie en strafzaken zie je als moleculen zelf onderdeel zijn van het misdrijf, bijvoorbeeld in drugszaken. “In zulke gevallen moet je heel precies vaststellen wat iemand nou bij zich had, omdat dit bepaalt of een strafbaar feit is gepleegd”, zegt Van Asten. “Het bezit van nieuwe designerdrugs, die soms erg lijken op een bestaande drug maar nog niet op de lijst van verboden middelen staan, is bijvoorbeeld niet strafbaar.”

Voor dit soort analyses vertrouwen de onderzoekers voornamelijk op technieken zoals massaspectrometrie en gaschromatografie. Deze technieken kunnen veel informatie geven over de opbouw van de moleculen, door te meten welke interacties het molecuul aangaat en hoe zwaar de verschillende onderdelen zijn. Met deze technieken kun je twee erg op elkaar lijkende moleculen alsnog onderscheiden.

Vals negatief

Ook als iemand verdacht wordt van rijden onder invloed is het belangrijk om aan te tonen dat hij alcohol of drugs in zijn bloed had. In de wet staan hiervoor duidelijke limieten aangegeven, maar dit kan de agent ter plekke niet heel precies meten. “De adem- of speekseltest geeft een indicatie. Als die positief is mag de agent bloed afnemen voor verder onderzoek”, vertelt Van Asten. “Maar hiermee krijg je soms ook valspositieve of valsnegatieve resultaten en een bevestiging in het laboratorium is dus altijd nodig.”

Op een plaats delict is het altijd de vraag welke sporen je meeneemt, en welke niet.

Flickr, Vitalka Wilson via CC BY 2.0

Daarom werken Van Asten en zijn collega’s op dit moment aan manieren om ter plaatse preciezer te meten: “We hebben een apparaat ontwikkeld dat met nabij infrarood een scan maakt. De scan wordt vergeleken met duizenden scans in een grote database.” Om het apparaat klein te houden maken ze gebruik van het internet. “Het apparaat verbindt met de telefoon van de agent, en die verbindt weer met de database, die razendsnel een antwoord terug kan sturen.”

Een dergelijk systeem kan ook handig zijn bij andere zaken, denkt Van Asten: “Op een plaats delict is het altijd de vraag wat je meeneemt en wat niet. Je kunt meestal niet zo makkelijk terug als je iets vergeten bent, dus het is cruciaal dat je genoeg bewijs verzamelt. Als je ter plekke al een eerste analyse kunt doen, neem je vaker het juiste mee.”

Strikte eisen

Uiteindelijk zijn er wel strikte kwaliteitseisen voor metingen die gebruikt worden in strafzaken, dus het definitieve bewijs zal bijna altijd toch uit het streng gecontroleerde laboratorium komen. Maar ook daar gaat de techniek vooruit, en de meetapparatuur is inmiddels zo gevoelig dat zelfs het kleinste spoortje soms al tot de oplossing van een zaak leidt.

Zo lukte het onderzoekers van de Flinders University in Australië om op basis van stof dat ze vonden op kleding of bagage te achterhalen waar de verdachte naartoe was gereisd. Ze vergeleken de sporen van aarde en stof met een database van de organisatie Australische Geoscience, en wisten zo te bepalen naar welke regio in Australië de dader was geweest.

Promovendus Karlijn Bezemer van de Universiteit van Amsterdam wist uit resten van explosieven te achterhalen met welke grondstoffen de bom was gemaakt, en of twee explosieven uit dezelfde voorraad kwamen. En met behulp van verfexperts kunnen forensische laboratoria nu zelfs minuscule verfresten herleiden naar het merk en het bouwjaar van een auto.

Veel van wat je op een dag binnen krijgt, wordt ook in kleine mate ingebouwd in je haar.

Wikimedia Commons, Juan de Vojníkov via CC BY-SA 4.0

In je haar

Een ander interessant onderzoeksproject richt zich op haarsporen. In het SherLOK-project van onder andere de Universiteit van Amsterdam en de Avans Hogeschool proberen de onderzoekers leefstijlfactoren zoals voeding en cosmetica terug te vinden in iemands haar. Want de sporen van wat jij dagelijks eet, drinkt, rookt en op je huid of haar smeert, zijn deels terug te vinden in je haar, zegt De Rooij: “Wij proberen iets over de eigenaar van de haar te zeggen door dit soort moleculen te meten.”

Dit bleek nog niet zo makkelijk, want de stoffen waren niet heel goed terug te vinden in de haren. De Rooij: “Je hebt redelijk veel haar nodig om een goede meting te kunnen doen, in totaal minstens dertig stukken van tien centimeter. En dan nog weet je soms nog niet of je een stof niet kunt vinden omdat het niet in het haar zit, of omdat je niet goed genoeg meet.”

Shampoo en conditioner

Gelukkig wisten ze wel een aantal interessante moleculen te vinden: “Onder andere capsaïcine, de stof in rode peper, dimethylpalmitamine, een antistatisch product uit shampoo en cetrimonium, een molecuul dat vaak in conditioner zit”, zegt De Rooij. Met deze stoffen is in ieder geval iets te zeggen over de eigenaar, al verwacht De Rooij niet dat het meteen gebruikt gaat worden in strafzaken: “Ik denk dat we ons meer gaan richten op het maken van een soort vingerafdrukken van een haar, zodat we het kunnen gebruiken om mensen te identificeren.”

Het succes van dergelijke projecten staat of valt in de praktijk vaak met vergelijkingsmateriaal. Het is namelijk alleen mogelijk om te zeggen waar een spoor vandaan komt, als je een database hebt met vergelijkbare sporen waarvan je de herkomst kunt raadplegen. Dus moeten onderzoekers veel metingen doen: “Je moet weten hoe karakteristiek een bepaald patroon is, hoe vaak het voorkomt”, legt Van Asten uit. “Dit is ook heel belangrijk voor de kwaliteit van het bewijs – hoe overtuigend kan het bewijsmateriaal aan de verdachte worden gelinkt?”

Laser

Dergelijke statistische aspecten worden steeds belangrijker nu de analysetechnieken meer en meer details kunnen bekijken. Bijvoorbeeld bij een van de nieuwste ontwikkelingen, het bekijken van minuscule stukjes glas met een laser. “We kunnen de karakteristieke sporenelementen van het glas zo identificeren, en er een soort chemische vingerafdruk van maken”, vertelt Van Asten. “Dit kun je bijvoorbeeld gebruiken om te onderzoeken of glasdeeltjes in de trui van een verdachte afkomstig kunnen zijn van de ingeslagen ruit van een juwelier die is overvallen.”

Het lastigste is volgens Van Asten om de link te maken tussen het bewijs en de daadwerkelijke misdaad. Dit is een van de recente onderzoeksthema’s waar hij en zijn collega’s zich op storten. “Het is niet strafbaar om glas in je trui te hebben. Je kunt ook zeggen dat je toevallig langsliep toen de overval plaatsvond.”

Daarom kijken de onderzoekers ook steeds meer naar manieren om het spoor nog beter te linken aan de misdaad, bijvoorbeeld aan de hand van de plek waar het spoor gevonden is, of hoe het eruit ziet. “Als je naast iemand staat die een geweer afvuurt krijg je ook kruitsporen op je. Wij willen op de schietbaan gaan testen hoe dit eruitziet. Dit doen we door iemand enkele kogels te laten afvuren en dan de T-shirts van de schutter en omstanders te bekijken met röntgenspectroscopie. Dan krijg je mooie afbeeldingen van de patronen die we naast elkaar kunnen leggen, en hopelijk zien we dan verschillen die we kunnen gebruiken.”

Heilige graal

De laatste ontwikkeling die Van Asten noemt is volgens hem echt een heilige graal: het dateren van forensische sporen. “We weten sinds kort hoe we bloedsporen moeten dateren. Het ijzer uit de hemoglobine in het bloed degradeert namelijk naar verloop van tijd, alsof het bloed aan het roesten is. Dat kun je meten, en dan weet je hoe oud het spoor is. Hetzelfde zouden we graag willen kunnen met bijvoorbeeld vingerafdrukken, zodat je precies weet wanneer iemand ergens is geweest en iets heeft aangeraakt. Maar dat is nog wel een hele uitdaging.”

Het veld is dus nog lang niet uitontwikkeld, zeker niet als het aan Van Asten ligt. “Voor mij zal het denk ik nooit echt klaar zijn. De technieken ontwikkelen zich en onze kennis ook, dus dat biedt steeds weer nieuwe aanknopingspunten. En ik vind het veel te leuk om de grenzen op te zoeken, om de politie bij elk spoor van zo veel mogelijk informatie te voorzien.”

Bronnen
ReactiesReageer