Eindhovense onderzoekers ontwikkelen een speciale watercouveuse voor extreem vroeggeboren kinderen. Een mooie ontwikkeling of een ingewikkeld ethisch dilemma?
Hoewel veel aanstaande ouders hun kindje dolgraag willen ontmoeten, is een vroeggeboorte vaak een nachtmerrie. Vroeggeboren kindjes kunnen na 24 weken – 6 maanden – zwangerschap terecht op een NICU (neonatale intensive care unit). Zo’n ziekenhuisafdeling wijkt sterk af van het ideaal, want bij een normale zwangerschap zit het ongeboren kindje nog zo’n drie maanden in de baarmoeder. Gedurende die tijd bouwt het de broodnodige reserves op.
Hoe eerder het kind ter wereld komt, hoe groter de kans dat het op latere leeftijd ziek wordt, of het überhaupt niet haalt. “Vier weken maken al een groot verschil tussen de kans op overleven van vroeggeboren kinderen, en of ze op latere leeftijd aandoeningen ontwikkelen zoals spasticiteit of ADHD,” zegt Myrthe van der Ven, technisch geneeskundige bij de TU/e (TU Eindhoven).
Bij geboorte na 24 weken is bovendien de kans op longaandoeningen aanwezig. De longblaasjes zijn namelijk wel al gevormd, maar nog niet helemaal ontwikkeld. Daardoor kunnen ze beschadigen als ze in contact komen met lucht. Van der Ven en een team onderzoekers van de TU/e werken daarom aan een ‘watercouveuse’. Deze AquaWomb is bedoeld om de meest kwetsbare vroeggeboren kinderen een extra maandje in een zo vertrouwd mogelijke omgeving – de baarmoeder – te laten ronddobberen. Daardoor krijgen de longen tijd om ‘uit te rijpen’.
Onder water
De AquaWomb is een kunstbaarmoeder: een zak verwarmd kunstvruchtwater. Daaraan zit een kunstplacenta aangesloten, die zorgt voor voedingsstoffen en zuurstof. Gedurende de vier weken die een foetus doorbrengt in de AquaWomb verdubbelt het bijna in gewicht, dus kan de baarmoeder meegroeien. Toch bootst het systeem de geborgenheid van een echte baarmoeder zoveel mogelijk na. De kunstplacenta is een passief systeem: het kindje moet zelf het bloed kunnen rondpompen. “Het hartje is daar pas na 24 weken sterk genoeg voor,” zegt Van der Ven. “En uit dierstudies blijkt dat een extra pomp het bloed zou stukmaken.”
Een kind kan niet zomaar in de AquaWomb worden gelegd, maar moet na een keizersnede worden opgevangen in een zak met kunstvruchtwater. Daarin zitten handschoenen verwerkt, zodat een arts het kindje ter wereld kan brengen. “Een van de belangrijkste prikkels om te beginnen met ademen is contact met de lucht,” zegt Van der Ven. “Doordat we het kindje continu onder water houden, ‘denkt’ het dat het nog steeds in de baarmoeder zit.”

Een onderzoeker van de faculteit Industrial Design van de TU/e bekijkt een hulpmiddel dat een vroeggeboren kindje veilig kan overbrengen naar de watercouveuse.
Bart van Overbeeke voor TU/eZou een kindje langer in de kunstbaarmoeder kunnen verblijven dan een maand? “De AquaWomb is bedoeld om de meest kwetsbare vroeggeboren kinderen de tijd tussen de 24 en 28 weken zwangerschap te laten overbruggen, en om ze een betere kans te bieden,” zegt Van der Ven. Langer dan een maand zou theoretisch kunnen, denkt zij. “Maar we denken wel dat na 32 weken de mogelijke voordelen van de behandeling niet meer opwegen tegen een verblijf op de NICU.”
Morele vragen
We zullen ons niet direct zorgen hoeven te maken over kunstbaarmoeders die de hele zwangerschap overnemen, zegt Van der Ven. Toch zorgen wetenschappelijke ontwikkelingen ervoor dat de grens van levensvatbaarheid steeds verder naar voren opschuift. Er zijn steeds meer mogelijkheden om extreem vroeggeboren baby’s succesvol te behandelen. Die leiden tot vragen over de maakbaarheid van het leven: is het mogelijk om de zwangerschap te verkorten? Kun je een kind krijgen zonder zwangerschap? En wat betekent het opschuiven van de grens voor levensvatbaarheid voor het recht van de vrouw, als die bijvoorbeeld een zwangerschap wil afbreken?
“Dit soort technologie zet de vraag op scherp of we de wettelijke discussie rond abortus en levensvatbaarheid van elkaar moeten loskoppelen,” zegt Seppe Segers, professor Ethiek en Moraalwetenschap aan de Universiteit Gent. Hij snapt waarom ectogenese, onderzoek naar zwangerschappen buiten het lichaam, morele vragen oproept. “Veel daarvan gaan over wat deze ontwikkelingen betekenen voor het recht op abortus of het gebruik voor reproductieve toepassingen.”
In Nederland ligt de wettelijke grens voor levensvatbaarheid bij 24 weken: pas vanaf dat moment zien we een ongeboren kind als mogelijk levensvatbaar. Voor die tijd is de kans op overleving zo klein, en zijn de kansen op complicaties zo groot, dat artsen het kind in principe niet actief behandelen. Die 24 weken is ook de wettelijke grens voor het afbreken van een zwangerschap. Een abortus betekent op dit moment dus de dood van een ongeboren kind. Maar wat als dat kind dankzij technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen wél zou kunnen overleven buiten de baarmoeder? Dat kan zorgen voor ethische dilemma’s, weet Segers. “Sommige zwangeren kiezen er bij een ongewenste zwangerschap namelijk liever voor dat er helemaal geen kind wordt geboren.”
Ethische besmetting
Als een gewenste zwangerschap door ziekte in het gedrang komt, kan dat ook reden zijn voor een abortus. Een voorbeeld daarvan is zwangerschapsvergiftiging: een mogelijk levensbedreigende combinatie van hoge bloeddruk, zwellingen en misselijkheid. “Soms moet na 24 weken de keuze worden gemaakt om de zwangerschap af te breken, omdat anders de moeder het niet overleeft,” zegt Van der Ven. De AquaWomb zou in die gevallen de rest van de zwangerschap kunnen overnemen. Dat zou een enorme doorbraak zijn, omdat een zwangere dan het ongeboren kind niet zou hoeven te verliezen. “Artsen kunnen eerder de keus maken die het best uitpakt voor moeder én kind.”
Segers merkt dat wetenschappers in dit vakgebied zich vooral richten op de toepassing van hun werk in de zorg. “Ik zie wetenschappers soms erg fel of gepikeerd reageren op bio-ethische literatuur. Zij zien de discussies rond abortus en reproductieve toepassingen vaak als toekomstfantasieën of waandenkbeelden.” Om te vermijden dat die discussies hun onderzoek ‘besmetten’, richten ze zich daarom vaak op concrete toepassingen. “Ze steken veel moeite en energie in hun werk, dat anderen vervolgens associëren met science fiction. Ze zien het liever als voortzetting van een bestaande therapie.”

Een arts oefent een bevalling met een robot-model van een vroeggeboren kindje na 24 weken zwangerschap. De zak kunstvruchtwater zorgt voor een veilige overgang van de moeder naar de watercouveuse.
Bart van Overbeeke voor TU/eDat herkent Van der Ven, die de AquaWomb ontwikkelt voor ongeboren kinderen ouder dan 24 weken. Dankzij die keus is de mogelijkheid voor ethische discussies rondom het gebruik van de Eindhovense kunstbaarmoeder een stuk kleiner. “Wij kijken naar manieren waarop deze patiëntjes zich zo veilig en natuurlijk mogelijk kunnen ontwikkelen,” zegt Van der Ven. Ze vindt het wel begrijpelijk dat haar werk vragen oproept. “We ontwikkelen de watercouveuse binnen de bestaande wet- en regelgeving, en voeren daar ook het gesprek over met ethici en andere belanghebbenden.”
Vriendelijke versie
Segers is voorstander voor een morele discussie op zichzelf. Hij bevraagt waarom we zo op onze hoede zijn. “We kunnen ons afvragen waarom we die medische toepassingen prioriteit zouden moeten geven. Ectogenese zou ook een andere beleving van de zwangerschap kunnen betekenen, bijvoorbeeld door de gelijkheid tussen genders te vergroten. Het kan geen kwaad om na te denken over mogelijke toekomstige toepassingen van deze technologie.”
Terug in Eindhoven werken de onderzoekers van de AquaWomb aan een ander toekomstbeeld: een vriendelijkere versie van de kunstbaarmoeder. Zo’n vierkante aquariumbak is namelijk verre van knuffelbaar. Van der Ven richt zich daarom op de ouder-kind-hechting. “Als je kind in een watercouveuse ligt, heb je er minder toegang toe dan wanneer het in een couveuse ligt. We krijgen van patiëntenorganisaties en ouders vragen over die impact.” De onderzoekers werken daarom samen met deze ouders en de faculteit Industrial Design van de TU/e aan een vriendelijker ogende, rondere watercouveuse. “Daarbij kijken we ook naar manieren om stimuli door te geven van moeder naar kind, zoals geluiden van het hart of de stem. Die stimuleren de hersenontwikkeling.”