Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Hoe blijf je mentaal gezond met kennis uit wetenschap en praktijk

Junus van der Wal voor NEMO Kennislink

Hoe zorg je ervoor dat mensen in de stad mentaal gezond blijven? Tijdens een bijeenkomst over sociale verbinding en mentale gezondheid werd ik weer even geconfronteerd met het contrast tussen ‘de academie’ en ‘de dagelijkse praktijk’. Hoe maak je als wetenschapper het verschil om mensen mentaal gezond te maken, terwijl wetenschappelijk onderzoek om geduld vraagt?

Mijn eerste baan nadat ik afstudeerde was bij team ‘zorgtoeleiding’ van een grote Amsterdamse GGZ-instelling. Dit team leverde ‘bemoeizorg’: psychische zorg aan hen die het nodig hebben, maar uit zichzelf niet bij hulpverlening terecht komen. Bijvoorbeeld omdat ze door hun psychische klachten zorgmijdend zijn. Of omdat ze door sociale omstandigheden, zoals dakloosheid, moeilijk op afspraken kunnen komen.

Bij mijn eerste baan zag ik patiënten niet alleen in de spreekkamer, maar ook bij hen thuis, in buurthuizen, of op de daklozenopvang.

Junus van der Wal voor NEMO Kennislink

Wat ik erg leuk vond aan deze baan was dat het veel creativiteit en flexibiliteit vroeg: samen met collega’s zag ik patiënten niet alleen in de spreekkamer, maar ook bij hen thuis, in buurthuizen, of op de daklozenopvang. De zorg die we boden was natuurlijk zoveel mogelijk volgens wetenschappelijk vastgestelde richtlijnen, maar de manier waarop we de zorg leverden vroeg vaak om improvisatie. Het was een no-nonsense aanpak die me erg beviel: welke problemen spelen er, en hoe kunnen we je, ook onder moeilijke omstandigheden, toch helpen? Je deed iets was op dagelijkse basis (hopelijk) iets bijdroeg aan de maatschappij.

De academie

De wetenschap heeft ook altijd als doel om bij te dragen aan de maatschappij, maar de opbrengst hiervan is niet dagelijks bij te houden. Nee, wetenschap is een sport van de lange adem. Je bedenkt wat je wil onderzoeken, dit stem je af met je collega-wetenschappers, verzamelt data, doet de analyses, en voor je het weet ben je alweer een (paar) jaar verder… Nu ben ik van nature een heel geduldig mens, dus ik heb daar niet echt problemen mee. Toch werd ik, na drie jaar in de wetenschap, laatst weer even geconfronteerd met hoe fijn het ook alweer is om in de dagelijkse praktijk, op meer dagelijkse basis, wat concreets voor mensen te doen.

Ik mocht namens mijn onderzoeksgroep, Urban Mental Health, deelnemen aan een bijeenkomst voor maatschappelijke organisaties die in Amsterdam allemaal iets doen met sociale verbinding en mentale gezondheid. Bijvoorbeeld door buren die hulp nodig hebben aan elkaar te koppelen, of door goedkope maaltijden te verzorgen in het buurthuis waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Ik vertelde over ons onderzoek naar mentale gezondheid in de stad. Praten over wetenschappelijk onderzoek blijft een vak op zich. Je moet veel slagen om de arm houden en soms roepen je bevindingen juist meer vragen dan antwoorden op. Want ja, er zijn allerlei factoren die maken dat wonen in de stad een stressvolle aangelegenheid is, maar het biedt voor anderen juist ook voordelen. En nee, een pasklaar antwoord hoe je stedelingen mentaal gezonder maakt heb ik zo niet paraat. En ja, we zijn nu bezig met uitzoeken hoe al die stadse factoren samen ervoor zorgen dat de een juist floreert in de stad terwijl de ander misschien depressief wordt.

De dagelijkse praktijk

Hoe fijn vond ik het om daarna andere aanwezigen te horen vertellen hoe ze op dagelijkse basis proberen bij te dragen aan sociale verbinding en mentale gezondheid in de stad. Er waren ervaringsdeskundigen, sociaal werkers en mensen van de gemeente of woningbouwvereniging. Met enige jaloezie luisterde ik naar alle verhalen die ze vertelden over de projecten die ze draaiden.

Na afloop sprak ik een jongen van een van deze projecten en floepte ik eruit: “Wetenschappelijk onderzoek is leuk en aardig, maar het is soms ook ballast hoor! Het duurt lang voordat je iets op poten hebt gezet, alles hebt geanalyseerd en geïnterpreteerd, en je echt resultaat van je werk ziet in de praktijk. En ondertussen zijn jullie gewoon concreet bezig met deze onderwerpen!” De jongen moest lachen, en gaf toe dat hij dit ook aantrekkelijk vond aan het werk wat hij deed. Natuurlijk, ook dit soort sociale projecten zijn vaak van de lange adem en kampen (helaas) nogal eens met gebrek aan financiering, maar de concrete bijdrage die je op dagelijkse basis levert geeft wel voldoening.

Noodzakelijke bruggen slaan

Ik moest door dit alles ook terugdenken aan mijn eerste baan: als jonge arts erop uit om ‘bemoeizorg’ te leveren aan kwetsbare mensen. Geeft werken in ‘de dagelijkse praktijk’ dan toch meer voldoening dan de lange adem van ‘de academie’? Ik kom voor mezelf tot de conclusie dat ze uiteindelijk allebei voldoening geven, en dat ze ook niet zonder elkaar kunnen. De sociale projecten waar ik op de bijeenkomst over hoorde waren stuk voor stuk bewonderenswaardig, maar het maakt deze projecten nog sterker als je met gedegen wetenschappelijke evaluatie kan aantonen dat ze bijdragen aan de mentale gezondheid van de mensen die hierin meedoen. Op die manier heb je bijvoorbeeld meer argumenten om politici te overtuigen te investeren in dit soort projecten. Veel onderzoek laat namelijk zien dat sociale verbinding belangrijk is voor mentale gezondheid, maar er zijn maar weinig studies die kijken naar het effect van een actieve verandering hierin (bijvoorbeeld door het actief koppelen van buren of laagdrempelige maaltijden aanbieden in een buurthuis) op de mentale gezondheid van stadsbewoners op langere termijn.

Het is dus een kwestie van en-en. Gelukkig gebeurt dit natuurlijk al, bijvoorbeeld doordat universiteiten met andere organisaties samenwerken om een brug te slaan tussen de universiteit en de maatschappij. Of, in mijn eigen veld, door zogeheten science-practicioners: mensen die zowel patiëntenzorg leveren als wetenschappelijk onderzoek doen. Toch was het voor mij wel weer even een eye-opener. Ik heb op de bijeenkomst met meerdere organisaties contacten uitgewisseld, met het idee om te kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen. Misschien kan onze onderzoeksgroep aansluiten bij een van de projecten om wetenschappelijk onderzoek te doen? Het zou toch mooi zijn als we op die manier de verbinding tussen ‘de academie’ en ‘de dagelijkse praktijk’ weten te waarborgen, zelfs als dat een project van de lange adem wordt. Want daarmee lever je pas echt slimme bemoeizorg!

ReactiesReageer