Naar de content

'We dragen allen verantwoordelijkheid voor de taal die we gebruiken'

Interview met Peter Hagoort over taal en oorlog

Afbeelding van kalhh via Pixabay

Waarom voeren mensen oorlog? NEMO Kennislink bekijkt deze vraag vanuit verschillende wetenschapsdisciplines. Deze keer cognitiewetenschapper Peter Hagoort over de macht van het woord.

Een kleurenfoto van Peter Hagoort.

Peter Hagoort, hoogleraar cognitieve neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit: ‘We moeten beseffen dat taal een machtig wapen kan zijn’.

Arjan van der Vegt (De verBeelding)

“Zonder verhalen is er geen liefde, hoop of geloof – maar evengoed geen oorlog of strijd”, aldus Peter Hagoort, hoogleraar cognitieve neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij citeert Yuval Harari: de mens is de enige soort die verhalen nodig heeft. Dat geldt voor liefde en hoop, maar evengoed voor oorlog, aldus de directeur van het Max Planck Instituut voor psycholinguïstiek en directeur van het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour.

Je zou zeggen dat geweld begint waar praten ophoudt, maar dat is zeker niet het geval. Geen oorlog zonder taal: denk aan opzwepende retoriek en propaganda, of eufemismen (‘speciale militaire operatie’).
De diepe verbondenheid tussen taal en oorlog kennen we al uit de klassieke oudheid. De Griekse staatsman Perikles vertelt bijvoorbeeld in zijn iconische grafrede waarom zo veel jonge Atheense mannen moesten sneuvelen in de strijd tegen Sparta. Ze gingen niet zomaar dood, legt Perikles de morrende nabestaanden uit, maar stierven voor een democratisch ideaal. Hun dood was een goede dood. De tekst geldt nog steeds als een schoolvoorbeeld van hoe een verhaal een oorlog, en alle offers die daarin worden gemaakt, kan rechtvaardigen.

Aanzet tot handelen

Hoe kunnen we deze rol van taal in geweld en oorlog duiden, en wat kunnen we daarvan leren? We moeten beseffen, aldus Hagoort, dat taal een machtig wapen kan zijn. Oorlogen kunnen beginnen met taal, lang voordat het eerste schot is gelost. “Taal heeft zeker een causaal effect. Een belangrijk voorbeeld is ‘semantische verzadiging’ (Eng.semantic satiation): uit onderzoek blijkt dat als je woorden of zinnen maar vaak genoeg herhaalt, ze hun betekenis verliezen. Het is immoreel om een bevolkingsgroep te vergelijken met ziektes of ondieren, maar als je het maar vaak genoeg doet, verdwijnt uit beeld hoe erg dat eigenlijk is. Het wordt normaal – en kan daarmee een legitimering zijn om te handelen. Als je steeds weer roept dat verkiezingen frauduleus zijn, dan heb je op een gegeven moment niet meer door hoe absurd die redenering is. Je gaat het misschien geloven. De bestorming van Het Capitool begon met een dergelijke semantische verzadiging.”

Taal activeert hersengebieden als de amygdala, die een centrale rol speelt bij de verwerking van angst.

Flickr, Injurymap via CC BY-SA 2.0

We zijn geneigd taal te zien als een neutraal middel. Een beschrijving van de werkelijkheid. Maar een belangrijk punt van Hagoort is dat woorden iets doen. Ze kunnen iets in gang zetten, een keten van oorzaak en gevolg, die handelingen mogelijk maakt die eerder taboe leken. Dat heeft vooral te maken met de relatie tussen taal en het brein, legt de cognitiewetenschapper uit. Taal kan bijvoorbeeld delen van het brein activeren die angst of walging oproepen.
Vooral de laatste jaren is door moderne hersenscantechnieken de kennis over taal toegenomen. Zo weten we nu dat er veel meer hersengebieden betrokken zijn bij taal en betekenis dan eerst werd vermoed. We putten uit allerlei delen van het brein informatie om taal te vormen – en andersom activeert taal hersengebieden als de amygdala, die een centrale rol speelt bij de verwerking van angst.

Hagoort: “Taal is meer dan een middel om de werkelijkheid te beschrijven. Taal is actief betrokken bij gevoelens van angst en andere emoties. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar toch zien wij taal vaak niet op die manier. Neem bijvoorbeeld de heersende opvatting over vrijheid van meningsuiting. Die luidt dat je moet kunnen zeggen wat je wil, hoe kwetsend ook. Taal kan immers geen kwaad – het beschrijft alleen, maar doet niks. Maar onderzoek toont aan dat taal neurofysiologische effecten heeft. Woorden en zinnen activeren emotionele netwerken in het brein. Ook een zin als ‘zijn vinger viel in de soep’, bestaat uit allemaal woorden met een neutrale betekenis. Maar tezamen roepen ze een beeld op van een onaangename gebeurtenis, en dat zorgt voor een sterke activatie van de amygdala.”

Suggestief taalgebruik

Taal kan dus het beginpunt zijn van geweld, hoewel Hagoort moeilijk kan aangeven wanneer taal gevaarlijk wordt. “Er is geen schaal. Maar we kunnen in ieder geval stellen dat vrijheid van meningsuiting niet kan bestaan zonder verantwoordelijkheid. Je mag iemand niet zomaar een schop onder z’n kont geven, maar voor taal geldt hetzelfde. Taal is niet vrijblijvend, ook woorden kunnen gevolgen hebben.”

Daar komt nog iets bij. Het mogelijk causale verband tussen taal en geweld is niet per se rechtstreeks. Het werkt niet zoals een biljartbal die in beweging komt als je er een andere tegen aan stoot. Gevaarlijke retoriek begint zelden met direct oproepen tot geweld. Het gaat subtieler: met eufemismen, dubbelzinnigheden en vage verwijzingen. Hagoort: “Een woord als ‘tribunaal’ is een goed voorbeeld. Niemand weet wat daar nu eigenlijk mee wordt bedoeld, en achteraf kan iemand altijd zeggen dat hij het zó niet had bedoeld. Toch begrijpt iedereen de dreiging die ervan uitgaat.”

“Dat komt omdat we beschikken over een theory of mind. We kunnen ons inleven in wat de ander bedoelt. Evolutionair handig, maar het kan in dit geval ook gevaarlijk zijn. Het maakt suggestief taalgebruik mogelijk, zonder verantwoordelijkheid te dragen – het fenomeen van de dog whistle (red. een bedekte toespeling die alleen of vooral door ingewijden wordt begrepen). Hetzelfde geldt voor eufemismen als ‘speciale militaire operatie’, of ‘humanitaire interventie’: taal biedt de mogelijkheid om het eigen aandeel in geweld te verzachten. Terwijl iedereen weet wat er echt aan de hand is.”

Onze perceptie van de werkelijkheid kan sterk beïnvloed worden door woordgebruik.

Afbeelding van kalhh via Pixabay

Nieuwe werkelijkheid

Hagoort: “Hersenwetenschappers als Victor Lamme stellen dat taal een soort babbelbox is: het geeft een legitimatie achteraf voor wat het brein toch al heeft besloten. Maar dat ontkent precies dat juist die zogenaamde babbelbox een nieuwe werkelijkheid kan creëren, die op zichzelf weer een motivatie biedt om te handelen. Er is een wisselwerking tussen taal en brein: er is geen ‘vooraf’ of ‘achteraf’, maar een wederzijdse beïnvloeding.”

“Er is een fascinerend onderzoek waarbij alleen door woordgebruik mensen een andere perceptie hadden van een geur. Bij ‘lichaamsgeur’ als omschrijving bleek de waardering veel negatiever dan bij ‘cheddar kaas’. Uit een MRI-scan bleek ook dat hersengebieden die betrokken zijn bij reuk op een andere manier actief waren bij het woord ‘cheddar kaas’, dan bij het verbale label ‘lichaamsgeur’. Toch was het dezelfde geur. Dat laat de invloed van taal zien.”

Veelzeggend is ook de term fairy tale motives, van onderzoeker naar metaforen George Lakoff. Volgens Lakoff gebruikten Amerikaanse regeringsleiders het typische narratief van sprookjes om beide Golfoorlogen te rechtvaardigen: er is een held, en een schurk, en aan het einde wint de held. Hagoort: “Zo creëer je een wij tegen zij, die de publieke opinie manipuleert. Wij zijn de good guys, terwijl de tegenstander steeds verder wordt gedehumaniseerd. Je ziet dat natuurlijk ook in de oorlog in Oekraïne, waarin niet alleen wapens maar ook taal wordt ingezet om de tegenstander te ontmenselijken.”
Hagoort verwijst naar een canoniek inzicht van de Duitse 18e-eeuwse filosoof Immanuel Kant, namelijk het verschil tussen hoe die wereld op zichzelf is, en ons beeld van de wereld – de manier waarop de wereld voor ons betekenis krijgt. Over het eerste – hoe de wereld op zichzelf is – valt niets te zeggen, stelt Kant. Hagoort: “Juist daardoor is het mogelijk om het beeld van de wereld aan te passen. We kijken niet onbevangen naar de wereld, maar door de bril van de taal.”

Het huis van de taal

De sterkte van die bril kunnen we zelf aanpassen. Dat kan sluipenderwijs gebeuren, zien we in misschien wel het meest beklemmende boek dat over taal en oorlog is geschreven, namelijk LTI – Lingua Tertii Imperii: Notizbuch eines Philologen van de Joodse filoloog Victor Klemperer. Het boek is een verzameling van dagboeknotities en essays over hoe de propaganda van de NSDAP die de Duitse samenleving langzaam vergiftigde. ‘Het nazisme stroomde in het vlees en het bloed van de massa, via de afzonderlijke woorden, de zinswendingen, de zinsvormen; het drong zich op door miljoenen herhalingen, die automatisch, onbewust, werden overgenomen.’ Een treffende beschrijving van semantische verzadiging, aldus Hagoort.

Klemperer laat ook zien hoe doordringend dit kan zijn: de taal dicht en denkt niet alleen voor mij, zij stuurt ook mijn gevoel, ze stuurt mijn hele psychische wezen. Hagoort: “Er is de treffende anekdote over Moshe die in de jaren dertig vluchtte uit nazi-Duitsland naar de Verenigde Staten. In de jaren zeventig werd hem tijdens een feest te zijner ere gevraagd of hij gelukkig was. Hij antwoordde: ‘I am happy, aber glüecklich bin ich nicht.’ De Duitse bril van de taal heeft wat geluk betreft een andere betekenislading dan het Engelse woord happy.”

“Het laat zien hoe krachtig taal is, in al zijn ambiguïteiten. Nogmaals, er is geen ‘schaal van Hagoort’ waarmee je kunt aangeven wanneer taal gevaarlijk wordt. Maar parallel aan de uitspraak van Slauerhoff dat hij alleen in zijn gedichten wonen kan, kun je zeggen dat iedereen woont in het huis van de taal. Iedereen heeft dezelfde fundamenten – het wonderlijke vermogen van de zintuigen en het brein om klanken te registreren en om te zetten in taal en betekenis. Daar kunnen we weinig aan doen. Maar hoe we met dit wonderbaarlijke instrument aan de slag gaan, daar dragen we een verantwoordelijkheid voor. Dat is de architectuur van het huis – de woorden die we gebruiken. En er is wel degelijk goede of slechte architectuur. We moeten onze huizen goed onderhouden.”

ReactiesReageer