Naar de content

Waarom we het demonstratierecht moeten beschermen

Freepik, Drazen Zigic

Demonstraties komen vaak negatief in het nieuws, terwijl ze in werkelijkheid meestal vreedzaam verlopen. Inperking van dit grondrecht is voor een democratie een gevaarlijke weg.

21 november 2025

Toen natuurkundige Tjerk Oosterkamp zich twee jaar geleden aansloot bij Extinction Rebellion, ontdekte hij tot zijn eigen verrassing wat er eigenlijk wél en niet mocht. “Ik wist niet eens dat ik op de snelweg mág staan,” zegt hij. Veel Nederlanders weten weinig over hun rechten wanneer ze de straat op gaan. Dat is niet zonder risico. “Het maakt ons als burgers kwetsbaar; voor je het weet worden we meegesleurd in harde retoriek tegen actiegroepen en intimiderend politieoptreden.”

Oosterkamp zag de toon en het optreden rond demonstraties in korte tijd veranderen: waterkanonnen, politiepaarden, agenten in burger die mensen uit groepen trekken, buitenproportioneel geweld. “Als je ziet hoe mede-demonstranten zonder duidelijke reden met een wapenstok worden geslagen, is het ontmoedigende effect enorm,” zegt hij. “Geestverwanten zeggen: goed dat jij er nog gaat staan, maar voor mij hoeft het niet meer.” Dat ontmoedigende effect – burgers ervan weerhouden opnieuw te demonstreren – is volgens Europees recht precies wat moet worden voorkomen.

Verharding

Rian de Jong, jurist en demonstratierecht-expert aan de Radboud Universiteit, volgt de ontwikkelingen al jaren. Ook zij ziet dat de praktijk ‘duidelijk spanningsvoller’ is geworden, maar niet omdat demonstraties zelf gewelddadiger zijn. Integendeel: uit onderzoek van de Inspectie Justitie & Veiligheid blijkt dat 97 procent van alle demonstraties probleemloos verloopt. Het zijn vooral de controversiële protesten – klimaat, stikstof, Gaza, anti-abortus, anti-racisme – die veel aandacht krijgen, en daardoor het beeld bepalen.

De Jong ziet in het publieke debat een groeiende neiging om vreedzame demonstranten en relschoppers op één hoop te gooien. “Het demonstratierecht beschermt alleen vreedzame demonstranten,” zegt ze. “Maar in politiek en media wordt dat onderscheid helaas vaak niet gemaakt.”

Actievoeren is bovendien veranderd. Waar vroeger een protestmars volstond, zien we nu sit-ins, wegblokkades, universiteitsbezettingen of verfacties. Sociale media maken snelle mobilisatie mogelijk. Dat maakt demonstreren zichtbaarder en intensiever, maar vraagt ook meer van lokale autoriteiten.

Bij ernstig verstorende boerenprotesten werd er soms pas laat opgetreden, tractoren op snelwegen zijn moeilijk tegen te houden met politiewagens – soms werd hierbij het leger ingezet. Tegen klimaatdemonstranten werd dan weer met waterkanonnen en wapenstokken opgetreden, wat tot meerdere rechtszaken leidde. Maar ook als de demonstranten dan alsnog gelijk kregen, was het afschrikkende effect niet meer weg te nemen.

Tjerk Oosterkamp demonstreert altijd in driedelig pak en met trompet.

Tjerk Oosterkamp

Overlast hoort erbij

In een democratie mag dit spanningsveld tussen demonstranten, ordehandhavers, bestuurders en rechters niet verdwijnen – het hóórt bij het demonstratierecht. De overheid moet demonstranten beschermen, maar ook de openbare orde waarborgen. Dat leidt onvermijdelijk tot wrijving.

“Demonstratierecht kun je zien als de collectieve versie van het recht op vrije meningsuiting,” zegt De Jong. “Iedereen mag in een groep een mening uiten in de openbare ruimte. Je hebt geen toestemming nodig om te demonstreren.”

Volgens de Nederlandse wet moet een demonstratie worden gemeld bij de lokale autoriteiten (de burgemeester), maar volgens Europese regels hoeft dat niet: ook spontane demonstraties zijn toegestaan. Rechters laten in hun uitspraken over dit soort zaken het Europese recht de doorslag geven.

Het demonstratierecht is bedoeld om ervoor te zorgen dat minderheden zich kunnen laten horen, ook in de toekomst

— Rian de Jong

Burgemeesters mogen voorwaarden stellen, maar nooit op basis van de inhoud van het protest. Demonstraties mogen hinderlijk zijn – soms moet dat zelfs, omdat je anders niet gehoord wordt. In Europees verband is dit nog scherper vastgelegd: demonstranten mogen in principe zelf plaats, tijd en vorm kiezen. Overlast is geen reden voor een verbod, tenzij die buitenproportioneel en langdurig is. De overheid moet demonstranten bovendien beschermen tegen vijandige tegenprotesten. En: maatregelen die mensen ontmoedigen om in de toekomst te demonstreren zijn niet toegestaan. De Jong: “Het demonstratierecht is bedoeld om ervoor te zorgen dat minderheden zich kunnen laten horen – ook in de toekomst.”

Spanning ontstaat vooral wanneer demonstranten kiezen voor plekken die volgens lokale regels ‘niet mogen’: een snelweg, een universiteitsgebouw, een vliegveldterrein. Toch kan zo’n actie binnen het demonstratierecht vallen wanneer de plek relevant is voor de boodschap en de actie vreedzaam blijft. Een protest bij een abortuskliniek is legitiem omdat de boodschap direct gericht is aan bezoekers en personeel. Hetzelfde geldt voor de A12: die loopt onder het ministerie door waar het beleid gemaakt wordt waartegen geprotesteerd wordt.

Roep om inperking

In de Tweede Kamer komen voorstellen om het demonstratierecht te beperken vooral van de rechterflank, en soms ook van (christelijk) midden: van een verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties tot strengere regels rond blokkades of demonstraties bij gevoelige locaties. Linkse partijen keren zich hiertegen en waarschuwen voor de uitholling van grondrechten.

De Jong ziet geen kwade wil in de voorstellen tot inperking, maar vooral onkunde. “Veel van de voorgestelde ingrepen zijn al wettelijk geregeld, niet nodig of juridisch te grof. Maar ze zeggen wel iets over wat bepaalde politieke partijen willen: meer beperkingen.” Vaak ontstaat die roep uit irritatie over één actiegroep of incident. Maar precies dáártegen moet het demonstratierecht beschermen: het mag niet afhangen van wie toevallig onhandig, irritant of confronterend protesteert.

Internationaal staat demonstratierecht onder druk. In de Verenigde Staten is dat al jaren zo: verschillende staten hebben wetten aangenomen die protesten criminaliseren of harde time-place-manner’-beperkingen invoeren. In 2025 stuurde president Trump bovendien federale troepen naar Amerikaanse steden tijdens vreedzame protesten – een stap die juristen als een ernstig signaal zien dat zelfs fundamentele First-Amendment-rechten niet langer vanzelfsprekend worden beschermd.

Rian de Jong is jurist en demonstratierecht-expert aan de Radboud Universiteit

Rian de Jong

In Europa gaat het minder hard. Toch worden in meerdere EU-landen, waaronder Hongarije maar ook Frankrijk en Duitsland, protestregels verscherpt: door strenger politieoptreden, beperkingen op spontane bijeenkomsten of ruimere bevoegdheden voor burgemeesters. De Raad van Europa en het VN-Mensenrechtencomité hebben herhaaldelijk gewaarschuwd dat dit een glijdende schaal vormt. Uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevatten daarom steeds strengere waarborgen voor lidstaten. Nederland staat niet los van die ontwikkeling: het Hof toetst ook hier steeds intensiever of maatregelen wel proportioneel zijn.

De bescherming van demonstranten én de handhaving van de openbare orde vragen veel van politie en gemeenten, zeker nu de capaciteit onder druk staat. Juist dan is rechtsstatelijke standvastigheid cruciaal: het demonstratierecht is niet bedoeld om ordelijk of efficiënt te zijn, maar om – binnen de grenzen van de wet – ruimte te garanderen aan iedere groep die gehoord wil worden.

De Jong: “Demonstratierecht is dé manier om te zien wat er leeft in de maatschappij. Als je dat de kop indrukt, krijg je het ergens anders terug. Het mag niet beperkt worden om inhoudelijke redenen, maar ook niet vanwege praktische bezwaren. Morrelen aan demonstratierecht is voor elke democratie een gevaarlijke weg.”

ReactiesReageer