Au! Deze uitroep voor pijn is vrij universeel, zo constateerden wetenschappers onlangs. Maar het beschrijven van pijn verschilt erg per taal.
Je stoot je kleine teen tegen een stoelpoot, je verrekt je nek of er schiet kramp in je kuit. Wellicht ontsnapt je dan een uitroep die we hier maar beter niet kunnen opschrijven, maar als je je een beetje weet te beheersen, blijft het als Nederlander of Vlaming bij een beschaafde ‘au’. Spreek je een andere taal, dan krijgt dit tussenwerpsel, zoals deze woordsoort heet, een iets andere vorm. ‘Ouch’ bij de Engelsen, ‘ay’ bij de Spanjaarden en ‘ai-yo’ bij de Mandarijn-sprekende Chinezen bijvoorbeeld. Allemaal andere woorden dus, maar ergens klinken ze wel een beetje hetzelfde. Is dat toeval? Of overstijgt de manier waarop we pijn uiten de willekeur van taal?
Oerkreet
Deze vraag stelde ook de Franse taalkundige Maïa Ponsonnet zichzelf toen ze in Australië onderzoek deed naar tussenwerpsels in Aboriginal-talen. “Ik ontdekte dat de vorm ‘yagai’ overal op het continent gebruikt werd als tussenwerpsel bij pijn”, vertelt ze. “In het Frans zeggen we ‘aie’. De gelijkenis is anekdotisch, maar ik vroeg me af in hoeveel talen vergelijkbare klanken voorkwamen.”
Samen met collega’s vergeleek Ponsonnet daarom de klinkers in 264 tussenwerpsels voor pijn, afkomstig uit 131 verschillende talen van over de hele wereld. De klank van deze woorden bleek onderling inderdaad sterk overeen te komen, meer dan je zou verwachten op basis van de gelijkenis tussen andere woorden in deze talen. En meer dan ze vonden bij andere tussenwerpsels, voor walging en plezier. Telkens weer kwam bij pijn dezelfde klank terug: een a-klank, vaak overlopend in een i- of oe-klank.
Ook vergeleken de onderzoekers de tussenwerpsels met de oerkreten die uit je keel ontsnappen bij plotselinge pijn, bij walging of bij een blije verrassing. Alleen bij pijn bleek de klank van deze oerkreet sterk overeen te komen met het corresponderende tussenwerpsel: weer steeds die a-klank, waarbij je mond het verst geopend is. “Op basis hiervan vermoeden we een gedeelde oorsprong van de tussenwerpsels voor pijn in verschillende talen”, stelt Ponsonnet. Meestal staat de vorm van een woord los van de betekenis: uit de klankreeks s-t-oe-l kun je bijvoorbeeld niet afleiden dat die naar een zitmeubel verwijst. Maar bij tussenwerpsels voor pijn is dit verband wellicht niet zo willekeurig. Het lijkt erop dat deze woorden zijn gevormd vanuit de kreten waarmee de oermens aangaf dat hij pijn had en daardoor in alle talen een beetje hetzelfde klinken.
Moeilijk vertaalbaar
Oké, dan heb je dus met zo’n tussenwerpsel aan je omgeving kenbaar gemaakt dat je pijn hebt, maar hoe omschrijf je die pijn vervolgens? Daar lijkt wereldwijd meer variatie in te zitten dan in de tussenwerpsels. Met mogelijk gevolgen voor hoe je hulpvraag begrepen wordt. Taal is toch het voornaamste middel waarmee je als patiënt over pijn communiceert met je arts, en dan is het wel handig als deze goed begrijpt wat je bedoelt.
“In tegenstelling tot andere gezondheidsaspecten, zoals bloeddruk, kan pijn alleen ‘gemeten’ worden via communicatie. Iemands fysiek zichtbare toestand zegt niet per se iets over hoeveel pijn diegene heeft”, vertelt Saskia van Putten, taalonderzoeker aan de Radboud Universiteit. “Tegelijkertijd is pijn een sensatie waarvan heel vaak gezegd wordt dat deze moeilijk onder woorden te brengen is.”
Het onderzoek naar taalvariatie in pijnbeschrijvingen staat nog in de kinderschoenen, vertelt Van Putten. “We weten wel dat er verschillen zijn tussen talen en culturen, maar goed vergelijkend onderzoek is er nog nauwelijks gedaan.”

Het onderzoek naar taalvariatie in pijnbeschrijvingen staat nog in de kinderschoenen.
FreepikStoïcijns
De culturele verschillen beginnen al met het überhaupt kenbaar maken van pijn, aldus Van Putten. “En dat zie je dan ook terug in het taalgebruik.” Zo staan de Bariba, een volk in het noorden van Benin, bekend om hun stoïcijnse omgang met pijn. Bij gebeurtenissen als een bevalling, een besnijdenis of een ongeval geven ze bij voorkeur geen kik, en als iemand toch zijn pijn uit, voelen omstanders vooral gêne. Antropoloog Henk Driessen vertelt over hen in zijn boek ‘Pijn en cultuur’: ‘Door in stilte te lijden, laten de Bariba hun eer en waardigheid zien. […] Het beperkte pijnvocabulaire van de Bariba lijkt te corresponderen met de onverstoorbaarheid die een centrale waarde is in deze samenleving.’
Ook tussen Westerse culturen onderling bestaan op dit gebied verschillen, zo liet antropoloog Mark Zborowski al in 1969 zien in zijn boek ‘People in pain’. Hij interviewde patiënten in een Amerikaans veteranenziekenhuis en vergeleek hoe mensen met verschillende culturele achtergrond omgingen met pijn. Hij constateerde dat de Italiaans-Amerikanen over het algemeen zeer expressief en dramatisch waren, terwijl de Iers-Amerikanen en de ‘oude Amerikanen’ (de oudste Europese kolonisten) juist stoïcijns waren. Ook bij tweede en derde generaties waren deze verschillen nog zichtbaar, al werden ze wel kleiner.
Overdreven emotioneel
Naast verschillen in omgang met pijn zijn er ook verschillen in woordkeus. In het Nederlands en veel andere westerse talen gebruiken we metaforen om pijn te beschrijven. We zeggen bijvoorbeeld dat de pijn stekend, brandend, zeurend, kloppend of drukkend is, ook als je niet letterlijk bent gestoken, verbrand of iets dergelijks. “Maar in het Japans bijvoorbeeld heb je specifieke woorden voor verschillende typen pijn”, vertelt Van Putten. Zo verwijst ‘piri-piri’ naar de pijn van een prik, ‘dōn’ naar een doffe pijn en ‘kyū’ naar een soort knijpende pijn of kramp. “Het zou kunnen dat in culturen met zulke specifieke pijnwoorden mensen makkelijker over pijn praten. Of misschien vervullen die woorden precies dezelfde functie als de metaforen bij ons. Dat is nog niet onderzocht.”
Van Putten begeleidt momenteel Rafael Soto Setzke, die in Bolivia promotieonderzoek doet naar de taal van pijn. Daar vergelijkt hij het taalgebruik rondom pijn van de etnische gemeenschap in de regio Cochabamba, die overwegend Quecha spreekt, met dat van de inwoners van de stad Cochabamba, die meestal alleen Spaans spreken.
“In rurale gebieden is de traditionele geneeskunde, met planten en rituelen, meer gangbaar. De culturele concepten die daarbij komen kijken, laten zich moeilijk vertalen van het Quecha naar het Spaans”, vertelt hij. “Zo spreken ze over ‘jap’iqa’, wat letterlijk ‘meegenomen zijn’ betekent. Het verwijst naar het geloof dat pachamama, de moeder Aarde, je mee kan nemen als je haar boos maakt, bijvoorbeeld door een mierenhoop te vernietigen. Dat kan voor verschillende ziektes zorgen, met daarbij ook pijn. Je moet als arts iets van dat Andische wereldbeeld weten om te begrijpen dat het bij dit woord ook om pijn kan gaan.”
Markt in Cochabamba, Bolivia.
Rafael Soto SetzkeNaast de taal die je spreekt, lijkt ook je gender van invloed. Vrouwen gebruiken gemiddeld meer woorden om hun pijn te beschrijven en zijn daarbij vaak grafischer. ‘Alsof ik een steen in mijn maag heb’, bijvoorbeeld. Of ‘Elke nacht opnieuw knaagt er een bever aan mijn been’, zoals een huisarts in haar spreekkamer hoorde. Mannen daarentegen geven vaker een feitelijke beschrijving van de gebeurtenis en hun gevoel bij de pijn (‘irritant’).
De pijnbeschrijvingen van vrouwen worden dan ook vaker als ‘overdreven emotioneel’ of ‘gedramatiseerd’ ervaren, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek uit 2023. Met als gevolg dat hun pijn vaker wordt onderschat en de oorzaak ervan niet goed wordt behandeld. Bij mannelijke patiënten is de verwachting juist dat ze pijn downplayen, waarbij een kleine vermelding van de klacht al snel zorgt voor een serieuze aanpak.
Interculturele situaties
Volgens Van Putten valt er nog veel meer interessants te ontdekken over de taal van pijn. “Wat voor typen pijn worden in verschillende talen van elkaar onderscheiden? Dit kan helpen te begrijpen of er bepaalde aspecten van pijn zijn die door alle mensen herkend worden, en of er in verschillende culturen verschillende soorten pijn worden herkend. Ook is het interessant om te kijken of er verschillend gesproken wordt over fysieke en mentale pijn. In sommige culturen wordt dat onderscheid überhaupt niet gemaakt.”
De woorden die je gebruikt om je pijn te beschrijven, hangen dus lang niet alleen af van je fysieke gesteldheid. Ook je taal, cultuur, opvoeding en gender spelen mee in je toelichting op dat woordje ‘au’. En dan ligt het er vervolgens ook nog aan hoe de luisteraar, vaak de arts, je woorden interpreteert. “Op dit moment weten we nog onvoldoende tegen welke problemen artsen en patiënten aanlopen in interculturele situaties”, aldus Van Putten. “Maar als zorgverlener is het zeker belangrijk om rekening te houden met de achtergrond van degene die je tegenover je hebt.”

