Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Waarom is geschiedenis belangrijk?

De handen van een man houden een groene planeet vast met bomen. Er zijn wolken op de achtergrond te zien.
De handen van een man houden een groene planeet vast met bomen. Er zijn wolken op de achtergrond te zien.
Olearys via Flickr CC BY 2.0

Geschiedenis is leuk en interessant voor de historicus maar wat heeft de samenleving er eigenlijk aan? Als onderzoeker van het verleden heb ik geleerd dat de geschiedenis helpt om hedendaagse gebeurtenissen te relativeren. Tegelijk kunnen we uit het verleden soms ook lessen trekken die ons helpen om eerder gemaakte fouten te vermijden.

Valorisatie

Wetenschappers houden van hun onderzoek en kunnen er vaak aanstekelijk over vertellen. Dat merkte ik bijvoorbeeld vorige week toen ik meedeed aan een avond in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam waar drie promovendi over hun onderzoek mochten praten. Hoewel we ons met totaal verschillende dingen bezighielden – de een keek naar bacteriën, de ander naar ideeën over seksualiteit, en ik naar de geschiedenis van duurzaamheid – hadden we toch een ding gemeen: we waren allemaal ontzettend enthousiast over ons onderwerp!

Dat wetenschappers hun eigen onderzoek helemaal geweldig vinden is tegenwoordig alleen niet meer genoeg. De overheid wil namelijk dat we ook nadenken over de maatschappelijk relevantie van wetenschap. Met een duur woord heet dat valorisatie, het omzetten van wetenschappelijk onderzoek in diensten en producten waar de maatschappij wat aan heeft.

Als je in Maastricht promoveert moet je zelfs een apart hoofdstuk aan je proefschrift toevoegen – een valorisatiebijlage – waarin je aangeeft wat politici, bedrijven of burgers aan de resultaten van jouw onderzoek hebben. En dat valt nog niet mee want het feit dat ik de geschiedenis van duurzaamheid interessant en belangrijk vind, betekent niet meeteen dat het onderwerp ook gelijk maatschappelijke waarde heeft.

Zonnecellen

Toen ik met mijn valorisatiebijlage bezig was, werd ik opeens ontzettend jaloers op mijn collega’s in de natuurwetenschappen die ook met duurzaamheid bezig zijn. Je zal maar een natuurkundige zijn en onderzoeken hoe zonnecellen effectiever kunnen werken. Daar ziet iedereen natuurlijk gelijk de waarde van in. Van dat soort onderzoek worden mensen enthousiast, bedrijven staan in de rij om met je samen te werken, en de overheid investeert graag in een vervolgproject.

Voor een wetenschapshistoricus die kijkt naar de geschiedenis van duurzaamheid ligt dat heel anders. Mijn onderzoek kan niet zomaar worden omgezet in een praktische toepassing en daardoor heeft mijn proefschrift ook geen duidelijke economische waarde. Toch is historisch onderzoek in het algemeen, en de geschiedenis van duurzaamheid in het bijzonder, wel degelijk belangrijk.

De handen van een man houden een groene planeet vast met bomen. Er zijn wolken op de achtergrond te zien.

Onderzoek naar zonnecellen vindt iedereen relevant. Maar hoe zit het met onderzoek naar de geschiedenis van duurzaamheid?

Olearys via Flickr CC BY 2.0

Maarten van Rossem

Als je geschiedenis studeert of als promovendus historisch onderzoek doet, ontwikkel je een aantal algemene vaardigheden die in allerlei beroepen van pas komen. Je leert bijvoorbeeld om moeilijke teksten te begrijpen, om complexe ideeën samen te vatten, om snel de rode draad in een verhaal te vinden, en om bijzaken van hoofdzaken te onderscheiden. Historici kunnen over het algemeen ook aardig discussiëren, hebben een grote algemene kennis, en zijn geoefende schrijvers. Het is dan ook niet voor niets dat veel goede journalisten geschiedenis gestudeerd hebben.

Voor mijn eigen onderzoek moest ik door stapels ingewikkelde beleidsteksten ploeteren op zoek naar de eerste vermelding van de term duurzaamheid. Ik deed daarmee historisch werk voor mijn proefschrift maar ik had natuurlijk net zo goed onderzoeksjournalist kunnen zijn.

Terwijl iedereen op 11 september 2001 in paniek was na de aanslagen op het World Trade Center in New York, leverde historicus Maarten van Rossem uiterst nuchter commentaar.

Belangrijker nog is dat je als historicus leert om hedendaagse gebeurtenissen in een breder perspectief te zien. Dat werkt aan de ene kant relativerend. Denk bijvoorbeeld aan Maarten van Rossem die tijdens de aanslagen op de Twin Towers in 2001, terwijl iedereen in paniek was, uiterst nuchter bleef en op tv zei dat het einde der tijden nog lang niet was aangebroken. Tegelijk ontwikkel je als historicus ook een antenne voor reëel gevaar. Als president Trump alternatieve waarheden verkondigt en zelfs klimaatwetenschappers de mond snoert, dan ziet de historicus parallellen met het verleden. Zodra een staat haar eigen werkelijkheid opdringt, al dan niet met geweld of psychologische onderdrukking, dan kan dat een eerste stap zijn naar een dictatuur.

Lessen uit het verleden

De kunst van het relativeren en het trekken van lessen uit het verleden leiden ook in het debat over duurzaamheid tot waardevolle inzichten. Met mijn onderzoek heb ik niet alleen laten zien dat er verschillende opvattingen over het begrip duurzaamheid bestaan, maar ook dat sommige van die ideeën in de praktijk niet werken. Een van de eerste definities van duurzaamheid ging bijvoorbeeld alleen maar over het beschermen van natuurgebieden in Azië en Afrika en hield geen rekening met de lokale bevolking die producten uit de natuur zoals voedsel en hout om vuur te maken nodig had om in leven te blijven.

Het is daarom belangrijk om ook naar de sociale en economische kant van duurzaamheid te kijken en niet alleen naar natuur en milieu. Toch zie je dat politici, ook in Nederland, steeds dezelfde fout blijven maken. Denk bijvoorbeeld aan windmolens die vaak zonder overleg met de bevolking worden neergezet waardoor mensen zich tegen duurzaamheid keren.

Dood en verderf

Het zou dan ook goed zijn als meer historici zich met duurzaamheid gingen bemoeien. Zij beseffen namelijk dat klimaatverandering en andere milieuproblemen zeker ernstig zijn maar ook weer niet onoverkomelijk. Het einde der tijden, om met Maarten van Rossem te spreken, is nog lang niet aangebroken. Sterker nog: de mensheid heeft in het verleden vaker voor grote uitdagingen gestaan en die uiteindelijk toch opgelost.

Zo voorspelde economen in de negentiende eeuw dood en verderf toen de wereldbevolking exponentieel begon te groeien maar de agrarische productie achterbleef. Dankzij de menselijke inventiviteit en de uitvinding van de kunstmest bleef de hongersnood in grote delen van de wereld uit.

De historicus weet echter ook dat technologische oplossingen altijd onvoorziene bijeffecten hebben. Dankzij kunstmest hebben we geen honger meer, maar de bodemvruchtbaarheid is ook afgenomen. Een tweede historische les voor duurzaamheid is dan ook dat er altijd reden is tot hoop maar tegelijk moeten we ook kritisch blijven. We zullen op tijd iets uitvinden waarmee we de klimaatverandering kunnen beperken, maar die oplossing zal zeker weer nieuwe problemen veroorzaken.

ReactiesReageer