Het zijn de grootste bedrijven op aarde, die ook nog eens worden gerund door enkele van de rijkste mensen op aarde: Big Tech. Wat voor bedrijven zijn dat en waarom is hun macht gevaarlijk?
Het zijn de waardevolste bedrijven ter wereld, aangevoerd door de rijkste mannen ter wereld. Eerst werd er gesproken over de Big Five, maar het gaat nu steeds vaker over The Magnificent Seven: Alphabet (Google), Amazon, Apple, Meta, Microsoft, Nvidia en Tesla. Gezamenlijk worden ze Big Tech genoemd. Wat doen deze bedrijven precies en waarom zitten er nadelen aan zo'n dominante positie? We vragen het aan Wladimir Mufty, programmamanager digitale soevereiniteit bij SURF, de ICT-organisatie voor onderwijs en onderzoek.
Wat is Big Tech?
“Er is geen eenduidige definitie van Big Tech. Vaak worden er de bedrijven mee bedoeld die clouddiensten en populaire socialmediaplatforms aanbieden, zoals Instagram, Facebook en Whatsapp (Meta) en YouTube (Alphabet). Hoewel de grootste bedrijven Amerikaans zijn, zou je het Chinese bedrijf achter TikTok ook onder Big Tech kunnen scharen. De definitie van de Europese Unie richt zich op marktdominantie en marktmacht. Daar wordt niet gesproken over Big Tech, maar over Very Large Online Platforms (VLOPs) en poortwachters, omdat je nauwelijks om ze heen kunt als je wilt internetten. Je zou ook softwarebedrijf Oracle (met aan het hoofd Larry Ellison, sinds kort de rijkste man ter wereld) en chipmaker Nvidia (momenteel het bedrijf met de grootste marktwaarde) Big Tech kunnen noemen. Maar omdat zij vooral toeleveranciers voor andere bedrijven zijn, hebben ze toch een andere positie.”
Waar komt de naam Big Tech vandaan?
“De naam verwijst naar andere industrieën die in het verleden dominant waren, zoals Big Oil, Big Pharma, Big Tobacco en Big Media. Door veel marktmacht blijft er weinig concurrentie meer over en weinig keuze voor de consument. Dat heeft tot veel rechtszaken geleid, waarin werd getracht om macht van de bedrijven te beperken, bijvoorbeeld door ze op te knippen. In de mediawereld zie je bijvoorbeeld dat grote concerns steeds meer titels van kranten en tijdschriften en televisiezenders overnemen. In de techsector zit de dominantie niet alleen in het overnemen van de concurrentie (verticale integratie), maar ook in horizontale integratie. Vroeger boden ze bijvoorbeeld alleen e-mail aan, maar nu ook tekstverwerkers, spreadsheets, dataopslag in de cloud en AI. Plus een hoop fysieke diensten, zoals datacentra en internetkabels op de zeebodem. Bij elkaar vormen al die diensten een compleet ecosysteem.”
Waarom is de macht van Big Tech een probleem?
“Omdat deze bedrijven al die verschillende diensten als één ecosysteem aanbieden, ben je kwetsbaar als je dat toelaat. Als het bedrijf de prijzen verhoogt, of als een regeringsleider zegt geen zaken meer te doen met een land en verbiedt de dienst te gebruiken, dan heb je een gigantisch probleem. Dan heb je al je eieren in één mandje gelegd. Vendor lock-in heet dat. We zijn de afgelopen twintig jaar in sneltreinvaart gedigitaliseerd, maar toch is de digitale sector lange tijd nauwelijks gereguleerd. Het internet was bovendien in opkomst in een periode dat het marktdenken heel sterk was, en veel overheidsdiensten werden geprivatiseerd, zoals de telecom- en energiesector. We zijn daardoor wel heel afhankelijk van bepaalde landen en bepaalde leveranciers geworden en hebben daar vrij weinig aan gedaan. Daar komt nog eens bij dat er de laatste tijd niet alleen sprake is van veel marktmacht, maar ook van politieke macht. Bij de inauguratie van Trump begin dit jaar zaten niet de generaals, maar de bazen van alle techbedrijven op de eerste rij. En dit voorjaar werd het Microsoft-mailaccount van de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof mogelijk afgesloten vanwege Amerikaanse sancties, al is nooit helemaal opgehelderd of dat daadwerkelijk is gebeurd.”
Hoe wordt Big Tech aangepakt?
“In het verleden zijn techbedrijven wel aangepakt, ook in de VS. Zo heeft de Federal Trade Commission Meta in 2020 nog aangeklaagd voor monopoliepraktijken, vanwege de aankoop van Instagram en Whatsapp. De Europese Unie heeft eerder boetes uitgedeeld aan Microsoft voor de koppelverkoop van de browser Internet Explorer in Windows, en aan Google, dat zijn dienst Google Shopping voorrang gaf in de zoekresultaten. Er dreigen nog steeds rechtszaken, ook in de VS, maar de overheid heeft daar recent ook enorm veel geld gestoken in grote AI-programma’s die de techsector nog groter zullen maken. In de Europese Unie zijn inmiddels de Digital Services Act en de Digital Markets Act van kracht. Maar de vraag is of de EU de druk vanuit de VS kan weerstaan. Enkele bedrijven hebben al aangegeven geen uitvoer te geven aan het verdrag.”
Welke rol spelen open standaarden in de strijd tegen Big Tech?
“De EU probeert open standaarden af te dwingen, zodat jouw gegevens niet binnen één platform hoeven te blijven. Technisch is dat namelijk gewoon mogelijk. Dan zou iedereen met zijn eigen applicatie iemand een bericht kunnen sturen of kunnen videobellen. Als ik nu met Teams wil videobellen, moet jij dat ook hebben. En je kunt ook geen Whatsapp-bericht naar een Signal-gebruiker sturen. Eigenlijk is dat absurd. Stel dat je als KPN-klant alleen maar naar andere KPN-klanten zou kunnen bellen, dat zouden we toch ook niet accepteren? De volgende stap is dat de software niet alleen met open standaarden moet zijn, maar ook open source, met een open broncode die door iedereen is te bekijken en te bewerken. Zo geef je ook kleinere bedrijven de mogelijkheid om aanvullende diensten te maken.”
Wat kun je zelf doen om minder afhankelijk te zijn van Big Tech?
“Wij bij SURF experimenteren zelf met alternatieven, zoals Mastodon als alternatief voor Twitter, en Nextcloud als een cloudomgeving die ook videovergaderingen aanbiedt. Als particulier kun je dat ook proberen. Voor sommige alternatieven heb je een eigen server nodig. Dat is niet voor iedereen weggelegd, zoals ook niet iedereen zijn eigen auto gaat onderhouden. Ook IT-afdelingen van organisaties zitten er niet altijd op te wachten om een aparte serverruimte te regelen. Daarnaast zijn mensen aarzelend. Ik merk dat als mensen bijvoorbeeld een nieuwe videovergaderapplicatie willen proberen en ze krijgen bijvoorbeeld de camera niet aan, dat ze er dan al gelijk mee willen stoppen. Hun tolerantie is lager dan ten opzichte van de vertrouwde diensten. Maar je zou het toch kunnen proberen en je oude vertrouwde toepassingen als een soort waakvlam op de achtergrond beschikbaar houden. Er zijn nu nog geen goede en geteste exitstrategieën ontwikkeld. We moeten razendsnel gaan werken aan succesvolle voorbeelden en nu al in de praktijk oefenen hoe je als organisatie kan loskomen van een Big Tech-leverancier.”

