Waar kun je nou beter luisteren naar verhalen over visserij dan op zee, aan boord van een vissersboot? Daarom voer Kennislink mee met de Tx10 vanaf Texel de waddenzee op. Om te luisteren naar verhalen van verschillende experts over (over)bevissing in de Nederlandse Noordzee en Waddenzee. Hoe erg is het met onze zeeën gesteld en wat zijn goede oplossingen?
Terwijl garnalenvisser Frido – type brede, getatoeëerde zeebonk – de sleepnetten uitzet om garnalen te vangen, de meeuwen ons met veel interesse volgen en de eerste zeehonden al gespot zijn, gaat de eerste spreker van start. Op 23 mei vertelt Hans Polet van het Ilvo (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Vlaanderen) op uitnodiging van de Vereniging voor Wetenschapsjournalistiek en -communicatie Nederland over het onderzoek dat hij en collega’s doen naar de impact van bodemberoering. En waar kan dat beter dan op een vissersboot?
Geitenwollensokken
Hij legt uit dat bij bodemvisserij kettingen met netten over de bodem slepen om deze om te woelen en zo de daar levende vissen, als tong en schol, te vangen. In het geval van de Tx10 is dat anders, onderbreekt visser Frido de presentatie van Polet door zijn intercom. “De zwarte rollen gaan over de zeebodem en niet erdoor, zoals sommige kritische, macrobiotische, antroposofische, biologisch, dynamische, in zichzelf gekeerde, geitenwollensokken, Groenlinks stemmende types weleens beweren.”
Afijn, de garnalen springen op en belanden in het net is dan het idee. Polet gaat verder. “De discussie over de impact van bodemberoering gaat gepaard met veel emotie en is al heel lang aan de gang. Aan de ene kant heb je NGO’s die het als een zeer ernstig probleem zien en aan de andere kant heb je vissers die de problemen minimaliseren.”
De wetenschap staat volgens Polet niet stil en volgens hem hebben beide kampen een beetje gelijk. “Een ding staat vast: het sleepwerktuig veroorzaakt ‘een fysische beroering’ van de bodem.” Om te bepalen of dat erg is, moet je volgens hem ook kijken naar aanwezige natuurlijke verstoringen. “In ondiepe, woelige kustwateren is de natuurlijke verstoring al zo groot dat bodemvisserij niet veel extra schade toebrengt. In diepe, rustige wateren is dat natuurlijk anders.”
Ecosysteem
Zo simpel is het helaas niet altijd, geeft Polet meteen toe. Want in die ondiepe wateren liggen soms ook mosselbanken, die wel degelijk schade ondervinden van visserij. Aan de andere kant speelt ook de intensiteit van bevissing een grote rol. “Op sommige plekken in de Noordzee wordt iedere vierkante meter tienmaal per jaar bevist, op andere plekken wordt een vierkante meter maar eens in de tien jaar bevist.” Opvallend daarbij is dat er zelfs op de drukst beviste plekken nog steeds vis naar boven wordt gehaald. En, een open deur, maar Polet trapt hem toch maar even in: “Hoe meer bevissing, hoe groter de kans op schade en veranderingen. Visserij kan de samenstelling en het functioneren van het ecosysteem veranderen.” Daarnaast verandert het microreliëf van het sediment door de visserij.
“Onderzoek heeft aangetoond dat visserij het aantal dieren, de totale biomassa van de dieren, de productiviteit en de diversiteit kan beïnvloeden. Opvallend genoeg kunnen ze onder invloed van de omstandigheden zowel hoger als lager worden”, vervolgt Polet. De belangrijkste factor daarbij is de aanwezigheid van gevoelige soorten. Die verdwijnen het snelst. Ongevoelige soorten komen daardoor snel op. Waardoor de productiviteit omhoog gaat. “Vaak treedt er dus een verschuiving van het ecosysteem op.”
De intensiteit van de visserij neemt al twintig jaar af in Europa. Polet noemt een aantal voorbeelden van visbestanden die al lange tijd worden gevolgd om te kijken wat voor een effect de visserij en genomen maatregelen hebben. Zo doet schol het de laatste jaren heel goed, ook al is er veel op gevist. Tot de jaren 90 werd er honderd tot honderdvijftigduizend ton vis uit de Noordzee gehaald. “Daarna is de soort een tijdje overbevist, waardoor de Europese Commissie in 2008 een plan instelde om de soort te beschermen. Vervolgens heeft de schol zich heel snel herstelt. De biomassa van de soort is nu hoger dan hij ooit geweest is: in de Noordzee zwemt zevenhonderdduizend ton schol.”
Volgens Polet komt dat niet alleen door de genomen maatregel. Hij vermoedt dat schol zijn grootste concurrent kwijt is: de kabeljauw. Schol heeft de plek van kabeljauw in het ecosysteem ingenomen. “Kabeljauw is grotendeels verdwenen uit de zuidelijke en centrale Noordzee. Dat komt door bevissing maar ook door klimaatverandering.”
Duizenden garnaaltjes
Na Polet spreekt Wouter van der Heij van de Waddenvereniging over hoe zijn werkgever de toekomst van visserij ziet, op basis van welke wetenschappelijke argumenten en welk ecologisch herstel zij voor ogen hebben. En Alex Koelewijn van DUPAN (Stichting Duurzame Palingsector Nederland) vertelt over visserijkeurmerken en waarom hij zich sterk maakt voor een nieuw keurmerk voor de paling: de zogeheten Sustainable Eel Standard, naast al bestaande certificering als het bekendere MSC-keurmerk. Dat is een van de eerste keurmerken die vanuit de visserij zelf is opgezet. Palingvissers zullen echter nooit een MSC keurmerk ontvangen. Voor dat keurmerk moeten er namelijk inschattingen van de aantallen te geven zijn, en dat lukt bij een soort als de paling niet, aldus Koelewijn. Ook vertelt hij wat voor een effect de zware Europese kustbescherming heeft op de palingtrek: de jonge paling kan het zoete water van onze binnenlanden niet meer bereiken om op te groeien. Alledrie de sprekers zijn het wat een ding betreft zeker met elkaar eens: over (over)bevissing is het laatste woord nog niet gezegd.
De laatste voordracht is nog maar net afgelopen, of het belangrijkste moment breekt aan. Het binnenhalen van de netten. Schipper Frido houdt vanuit zijn stuurhut in de gaten hoever de netten al uit het water zijn terwijl hij de lier bedient. Zijn compagnon pakt het net aan en duwt het naar de bakken. We moeten op afstand blijven, maar ook vanuit onze plek is het gefriemel in de netten goed te zien. De visser rukt het touw los en de vangst van de dag stort in een grote bak. Duizenden garnaaltjes, grijs, een beetje doorzichtig, met kraaloogjes en lange voelsprieten krioelen door elkaar. Maar ze zijn niet alleen. In de bak liggen ook kwalletjes, krabbetjes, verschillende soorten platvissen, wijting en rode poon: de bijvangst. Dit is ongeveer zestig procent, vertelt Van der Heij.
De bijvangst gaat niet terug de zee in, omdat studenten van Wageningen Universiteit ‘in plaats van college te volgen, een dagje met deze boot mee konden’. De drie studenten doen onderzoek naar de biodiversiteit. Of dat in het kader van een groter onderzoek is, weten ze niet, maar ze verwachten van wel. Het is nog wel even doorbikkelen voor dat onderzoek, want die krabben zijn best scherp en hoe je het verschil ziet tussen schol en tong weten ze nog niet. Maar daar hebben ze terug aan land gelukkig determinatietabellen voor. Ondertussen glijden alle vissen via een soort lopende band het sorteersysteem in. De garnalen de ene kant op, alle andere zeedieren belanden via een wasstraat in witte bakken.
De aanwezige kinderen verzamelen zich al snel om de bakken vol zeeleven. Voor wie wil zijn er mooie verhalen van de vissers over welke vis absoluut niet te vreten is, maar wel mooi om naar te kijken, zoals de knorhaan (‘veel te veel graten’). Ondertussen worden de garnalen in kokend zeewater gedompeld. Dat geeft de kinderen de kans om selfies met de stervende vissen uit de bakken te maken. Of om een poging te doen ze te redden door ze overboord te kieperen. Waar de rondvliegende meeuwen ze onmiddellijk grijpen.
En dan is het tijd voor de gekookte garnalen die inmiddels roze zijn. Aan boord te pellen om op te eten of zo de plastic zak in, mee naar huis. “Maar dan wel vandaag op eten, wij spuiten er niet van die vieze troep over, dus morgen zijn ze niet lekker meer”, roept Frido ons na.