Naar de content

Bij het leren van een vreemde taal zijn de uitdrukkingen vaak het lastigst, terwijl moedertaalsprekers die voortdurend gebruiken. Aan de Radboud Universiteit lieten ze Duitse leerders van het Nederlands dit specifieke taalonderdeel trainen met een computerprogramma. Met succes.

Ergens baat bij hebben, ergens bij stil staan, aan de slag gaan, aan de lopende band. Vaak realiseren we ons niet eens dat het uitdrukkingen zijn, maar we gebruiken ze om de haverklap. Volwassenen overigens meer dan kinderen, want we leren ze relatief laat. En spreektalige uitdrukkingen krijgen we eerder onder de knie dan schrijftalige, zoals ‘uit de school klappen’ of ‘tegen de lamp lopen’. Die leer je pas als je veel gaat lezen. Zelfs volwassen sprekers hebben met die laatste categorie nog weleens moeite. “Maar over het algemeen kennen Nederlanders hun uitdrukkingen”, zegt taalwetenschapper Ferdy Hubers van de Radboud Universiteit.

Een schilderij van Pieter Brueghel de Jonge. Op het doek is een dorp met mensen te zien.

In zijn schilderij ‘Spreekwoorden’ heeft de zestiende-eeuwse schilder Pieter Bruegel de Oude niet minder dan tachtig Hollandse spreekwoorden en gezegdes verstopt. In het onderzoek van Hubers zijn uitdrukkingen een verzamelnaam voor spreekwoorden en gezegdes, net als in het publieksonderzoek naar uitdrukkingen waarover NEMO Kennislink eerder berichtte.

Pieter Bruegel de Oude, vrijgegeven in het publieke domein via Wikimedia Commons

Hubers deed promotieonderzoek naar de manier waarop we uitdrukkingen leren, en dan vooral bij een tweede taal. Tweedetaalleerders hebben hier vaak moeite mee omdat ze ze niet vaak genoeg horen, of in ieder geval niet snel herkennen. De betekenis van uitdrukkingen is geen optelsom van de betekenis van de afzonderlijke woorden, en daardoor zijn ze lastiger te begrijpen dan gewone zinnen. Een Nederlander die Engels of Duits spreekt, gebruikt door de bank genomen weinig uitdrukkingen. Dat laat zien dat we hier zelfs bij een goeie beheersing van een vreemde taal nog onzeker over zijn.

Gangbare uitdrukkingen

In zijn onderzoek vergeleek de promovendus Nederlandse moedertaalsprekers met Duitse moedertaalsprekers die Nederlands leerden. Bijna alle proefpersonen waren studenten tussen de 18 en 35 jaar. In het eerste experiment testte Hubers de kennis van 374 Nederlandse uitdrukkingen bij 390 moedertaalsprekers. Deze groep kende de uitdrukkingen goed, al was er wat variatie. “Gangbare uitdrukkingen als ‘iets over het hoofd zien’ en ‘voor aap staan’ kende iedereen. Maar bij het onbekendere ‘varkensvlees onder de arm hebben’, dat ‘lui zijn’ betekent, ging bijna iedereen de mist in.”

Vervolgens herhaalde Hubers het experiment op kleinere schaal bij zowel moedertaalsprekers als tweedetaalleerders. Twee groepen van elk 26 proefpersonen moesten van 110 uitdrukkingen aangeven in hoeverre ze ermee bekend waren. De Duitse leerders van het Nederlands, die gemiddeld anderhalf jaar in Nederland verbleven, hadden grote moeite met de uitdrukkingen. Naar eigen zeggen omdat ze deze weinig om zich heen hoorden. “Dat klinkt misschien gek, omdat ze toch al enige tijd in Nederland woonden”, zegt Hubers, “maar veel uitdrukkingen gaan aan je voorbij als je ze niet kent.”

Moedertaal zit dwars

De Duitse studenten hadden de minste moeite met transparante uitdrukkingen, zoals ‘twee vliegen in één klap slaan’. Daarbij kun je op basis van de letterlijke betekenis wel ongeveer raden wat het betekent. Bij ‘het loodje leggen’ is dat veel moeilijker. Hubers: “Voor zowel moedertaalsprekers als tweedetaalleerders is transparantie belangrijk. Maar bij de laatste groep is het effect veel groter. Ze hebben immers weinig anders om op af te gaan dan de letterlijke betekenis.”

Verder scoorden de tweedetaalleerders goed op uitdrukkingen die ook in hun moedertaal voorkomen: ‘die erste Geige spielen’ is een letterlijke vertaling van ‘de eerste viool spelen’. Ook uitdrukkingen die net een beetje anders zijn konden de studenten goed thuisbrengen. ‘De koe bij de horens vatten’ bijvoorbeeld wordt in het Duits ‘de stier bij de horens vatten’. Maar het komt ook voor dat de moedertaal juist dwars zit, legt Hubers uit. Dat geldt voor uitdrukkingen waarbij je eenzelfde betekenis in beide talen uitdrukt met heel andere woorden: ‘water naar de zee dragen’ kennen Duitsers als ‘uilen naar Athene brengen’. Dat is verwarrend.

Oefenen met de computer

Om de taalleerders op weg te helpen werd in een ander experiment software ingezet waarmee 42 proefpersonen konden oefenen met zestig Nederlandse uitdrukkingen. Met de helft van de uitdrukkingen oefenden ze intensief, namelijk twaalf keer gedurende vier weken. Met de andere helft oefenden ze slechts twee keer. Vooral bij de intensieve training was een groot effect zichtbaar. In sommige gevallen werden taalleerders zelfs beter dan de moedertaalsprekers. “Dat gold vooral voor de niet-transparante uitdrukkingen”, licht Hubers toe, “want daar hebben moedertaalsprekers ook wat meer moeite mee.”

Ook interessant was het grote effect van de moedertaal, dat opdook na de softwaretraining. “Als leerders voor het eerst blootgesteld worden aan die uitdrukkingen begrijpen ze nog niet echt dat ze van hun moedertaal gebruik kunnen maken. Als ze gaan oefenen valt opeens het kwartje. Op basis van die uitkomst kunnen we wel wat aanbevelingen doen voor talendocenten: je kunt studenten erop wijzen dat sommige uitdrukkingen ook bestaan in hun eigen taal. En voor uitdrukkingen die niet in hun moedertaal voorkomen of heel anders zijn, is het juist goed om ze op de juiste betekenis te wijzen.”

Maar heb je de computer dan nog nodig? Het grote voordeel van softwaretraining is volgens Hubers dat je dat naast het reguliere onderwijs kunt inzetten. “Het leren van uitdrukkingen is een kwestie van veel oefenen. Zo’n computerprogramma helpt je een flink eind op weg.”

Bron

Ferdy Hubers, Two of a kind: Idiomatic expressions in native speakers and second language learners.

Ferdy Hubers promoveerde op 28 januari 2020 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn promotieonderzoek is onderdeel van Promoties in de Geesteswetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

ReactiesReageer