Naar de content

Talenswitch Joost Klein nothing new

Middeleeuwers schakelden ook tussen talen

Eurovision Song Contest on YouTube

In ‘Europapa’ van Joost Klein wordt volop geswitcht tussen talen. Deze talenwissel zie je ook in hiphop en jongerencultuur, maar kwam al voor in de middeleeuwen.

Europe let’s come together! It’s now or never! I love you all! In zijn Songfestivalhit trapt Joost Klein af in het Engels, om daarna vloeiend over te gaan op het Nederlands, Welkom in Europa! Blijf hier tot ik doodga, Euro-pa-pa, Euro-pa-pa. In de rest van het lied zijn ook nog kleine fragmentjes Frans, Duits en Italiaans te horen. “Hoewel ‘Europapa’ geen hiphopnummer is, maar eerder een mix van pop en gabber, kun je door zijn taalspel zien dat Joost Klein ook hiphopartiest is”, zegt letterkundige Aafje de Roest. Zij doet aan de Universiteit Leiden promotieonderzoek naar identiteit en Nederlandse hiphop.

Van het gebruik van meerdere talen in muziek gaat een verbindende werking uit, zegt De Roest. “Via taal creëert Joost Klein verwantschap met andere Europese landen. Tegelijkertijd benadrukt hij ook zijn nationale identiteit: het nummer is enerzijds Europa-gericht (Bezoek m’n friends in France), maar tegelijkertijd zet hij zich ertegen af (Ik hoef geen escargots, ik hoef geen fish and chips).”

De Nederlandse inzending voor het Eurovisie Songfestival 2024

Hybride identiteit

Die mix van verschillende identiteiten kwam De Roest ook tegen in de Nederlandse hiphopteksten waar ze de afgelopen jaren onderzoek naar deed. Daarin komt veel talenwissel voor, of ‘code-switching’ zoals taalkundigen het noemen. Enerzijds is dat kenmerkend voor hiphop, weet De Roest, maar het ook voor de jongerencultuur. “Wat heel erg bij hiphop hoort, is dat je rapt in de taal van de samenleving waarover je rapt. Dus in Nederland is dat het Nederlands. Tegelijkertijd is er veel code-switching naar het Engels: dat wordt vaak gezien als verwijzing naar de Amerikaans-Engelse hiphoptraditie.”

“Daarnaast switchen hedendaagse artiesten naar allerlei andere talen, zoals het Arabisch, Sranan of Papiaments. Daarmee vertellen ze het verhaal van hun multi-etnische identiteit.” Het gebruik van meerdere talen heeft dus alles te maken met de regionale of multi-etnische roots van de artiest. “Joost Klein gebruikt ook vaak Fries in zijn nummers, omdat hij zich wil profileren als Fries. Maar een artiest als Murda, een Turks-Nederlandse rapper, gebruikt weer veel Turks.”

Een opvallende uitkomst van haar onderzoek is dat de hybride identiteit die deze artiesten uitdrukken in hun muziek, vaak ook breder is dan die van hun eigen roots. Zoals bij de Marokkaans-Nederlandse hiphopartiest Lijpe. “Hij profileert zich enerzijds als Marokkaans, maar meet zich ook een algemene ‘Maghreb-identity’ aan.” De Roest voert dit terug op het romantische beeld van het vroegere thuisland dat vaak bestaat bij tweede- of derdegeneratiemigranten. “In de teksten van Lijpe is het mythische thuisland een soort algemeen Arabisch thuisland geworden, en door die identiteit uit te dragen kan hij een heel breed Maghreb-publiek aanspreken.” Het wisselen tussen talen wordt dus ingezet om de eigen identiteit uit te drukken én om verbinding te creëren. Net zoals we zien in het Songfestivalnummer van Joost Klein.

Maghreb

De Maghreb is een benaming voor het noordwestelijke deel van Afrika

Publiek domein

Literaire hotspot

Daarmee lijkt code-switching kenmerkend voor onze hedendaagse multi-etnische samenleving. Toch is code-switching, net als meertaligheid, bepaald geen recent verschijnsel. Dat het in de middeleeuwen al voorkwam, blijkt uit grootschalig onderzoek van de Universiteit Utrecht naar middeleeuwse handschriften. Daarbij lag de focus op Vlaanderen, dat in de middeleeuwen een drietalige regio was. Voor de Vlamingen was het Nederlands de moedertaal, maar aan het hof en in de handel was het Frans de voertaal en Latijn was de administratieve taal, evenals de taal voor onderwijs en wetenschap. 

Veel teksten die zijn overgeleverd uit de middeleeuwen komen uit Vlaanderen, vertelt Jelmar Hugen, die hier onderzoek naar doet aan de Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden. “Voor de epiek (verhalende literatuur, red.) bijvoorbeeld is Vlaanderen echt de hotspot, met de teksten over Koning Arthur en Karel de Grote.” De taal van die teksten verschilde per domein, aldus Hugen. “Geleerde, wetenschappelijke teksten waren eerst allemaal in het Latijn. Maar ridderromans bijvoorbeeld, waaronder ook de Arthurepiek valt, bloeiden op in het Frans. De verhalen over ridders en prinsessen waren vooral geliefd aan het hof en werden ook vaak geschreven door mensen van het Vlaamse hof, waar het Frans de voertaal was.”

Spelen met taal

Maar er zijn ook middeleeuwse teksten te vinden waarin die talen door elkaar gebruikt werden. Dat zie je bijvoorbeeld in Van den vos Reynaerde, dat vermoedelijk geschreven werd tussen 1257 en 1271. “In deze Nederlandse tekst komen personages, in dit geval dieren, voor die zich beter of hoofser voor willen doen dat ze eigenlijk zijn, en die gaan dan plotseling in het Frans praten. En wanneer iemand geleerd over wil komen, gebruikt hij het Latijn om daarmee te pronken. Wat daarbij wel opvalt is deze anderstalige passages vaak niet helemaal grammaticaal correct zijn. Daarmee laat de schrijver zien dat dit personage eigenlijk niet zo geleerd is als hij zich voordoet. Dat betekent dat code-switching hier eigenlijk wordt ingezet als een vorm van satire.”

Gek genoeg vonden Hugen en zijn collega’s weinig code-switching in middeleeuwse liederen. Tegelijkertijd zegt het niet zoveel, want er zijn gewoon heel veel middeleeuwse teksten verloren gegaan. Beter kunnen we dus kijken naar teksten waarin code-switching wél voorkomt, zoals in twee liedteksten in het Gruuthuusehandschrift, dat rond 1400 vervaardigd werd. “Ook daarin is het Frans, net als in de Reynaert, niet correct”, zegt Hugen. “Het is een soort gebrabbel: als je het leest kun je het niet thuisbrengen: bijvoorbeeld het woordje ‘madamours’, als je dat hardop uitspreekt klinkt het opeens als ‘mal d’amour’, liefdesverdriet. Als je het zo bekijkt, lijkt de tekst vooral te spotten met het idee dat de hoofdpersoon een liefdesavontuur beleeft en in het Frans aan het zingen is. Het incorrecte Frans is een voorbode dat het liefdesavontuur slecht afloopt.”

In hedendaagse hiphop vind je het tegenovergestelde, volgens De Roest. Daarin worden de talen waarnaar geswitcht wordt juist wél correct gebruikt: “Hiphopartiesten gebruiken de taal van de straat, de nadruk ligt op het lokale. Dus dat moet authentiek zijn. Wel wordt het Arabische alfabet vertaald naar het Latijnse alfabet: dus de Arabische è-klank spel je als een 3 in de artiestennaam 3Robi. Maar de functie van code-switching is ook om de dominantie van de standaardtaal te bevragen. Wat dus wel gebeurt, is dat juist het Nederlands vervormd wordt. Dat zie je heel duidelijk in het Smibanese, de jongerentaal van de Bijlmer. Daarin worden Nederlandse klinkers en medeklinkers omgedraaid: dan zeg je dus geen 'praten' maar 'tarpen', en 'deim' in plaats van 'meid'. Jongeren wisselen klinkers om de taal te coderen en zich op die manier eigen te maken.”

Taal van alledag

Het voorkomen van code-switching in middeleeuwse handschriften laat volgens Hugen zien dat meertaligheid ook zo lang geleden al heel normaal was. In de middeleeuwen zien we dat talen heel erg gebonden waren aan bepaalde domeinen: Latijn was de taal van de wetenschap, Frans de taal van het hof, enzovoorts. Dat die talen elkaar beïnvloeden is dan niet zo gek. Net zoals het moderne Engels dat overheersend is op bijvoorbeeld TikTok, doordringt in de spreektaal van jongeren. “Ik zie niet in waarom dat in de middeleeuwen anders zou zijn dan nu”, zegt Hugen. 

Wel vindt code-switching in middeleeuwse teksten vooral tussen zinnen plaats en niet binnen zinnen. “Dat spannende code-switchen dat je vandaag de dag ziet in zo’n Eurovisiesongfestivallied, waarbij je kan strooien met anderstalige woorden, dat zien we nog heel weinig in de schriftelijke middeleeuwen.”

Volgens De Roest komt dat omdat de talen die voorbijkomen in de hedendaagse hiphopcultuur veel meer een afspiegeling zijn van de taal van alledag. De talen zijn dus minder domeingebonden dan in de middeleeuwen. “Artiesten die in hun nummers code-switchen tussen bijvoorbeeld Nederlands en Sranan of Nederlands en Fries, doen dat ook in hun dagelijks leven.”