Naar de content

'Seks hoefde niet meer leuk te zijn voor vrouwen'

Winnaar Volkskrant-IISG Scriptiepijs voor geschiedenis 2016

Rijksmuseum, Publiek domein

Het spannende idee dat iedereen maar met elkaar lag te rollebollen in laat-middeleeuws Italië klopt niet, volgens historica Marlisa den Hartog. Zij won de jaarlijkse Volkskrant IISG-scriptieprijs voor haar onderzoek naar seksualiteit in laat-middeleeuws Italië.

“Alles gaat over seks, behalve seks zelf, dat draait om macht.” Marlisa den Hartog (geschiedenis, Universiteit Leiden) haalt in haar scriptie deze beroemde quote van Oscar Wilde aan. Sociale verhoudingen, relaties tussen de seksen, het in stand houden van de familie door voortplanting: allemaal te belangrijk om mensen voor de lol wat te laten aanrommelen. Hoe maatschappijen omgingen met seksualiteit zegt veel over wat de belangrijkste ideologische normen en waarden zijn geweest, volgens Den Hartog.

Een reden voor haar om deze geschiedenis onder de loep te nemen in haar scriptie _The pleasure that is taken in bed. Perceptions of sexual desire and sexual identity in Italy, 1450-1500 _. “De seksuele identiteit van verschillende groepen in de samenleving zegt iets over de machtsverhoudingen van een maatschappij. Bovendien houdt het onderzoek hiernaar onze eigen maatschappij een spiegel voor.”

Winnaar Marlisa den Hartog met juryvoorzitter Jouke Turpijn tijdens de prijsuitreiking van de Volkskrant-IISG scriptieprijs 2016

Aukje Lettinga, IISG

Den Hartog is dit jaar de winnaar van de Volkskrant-IISG Scriptieprijs voor Geschiedenis. Hier heeft ze heel wat sappige literatuur voor gelezen. Waren die middeleeuwers nu echt van die losbollen? Nee, volgens Den Hartog. Dit zijn vooral stereotypes die we er later op hebben geplakt: “Het beeld van een samenleving waarin alles kan en mag op seksueel gebied is met name gebaseerd op literaire voorbeelden, vol van affaires tussen priesters en leken, koninginnen en moren. Wanneer je beter kijkt, zie je dat deze verhalen omgeven zijn door een streng moralistisch oordeel van de auteurs. Bovendien komt het niet overeen met het beeld dat uit theologische, medische en filosofische teksten naar voren komt.”

Vijf auteurs

Den Hartog gebruikte eenzelfde methodiek als J.W. Baldwin in zijn The Language of Sex. Five Voices from Northern France around 1200. Baldwin schetst een beeld van seksualiteit rond het jaar 1200 en laat hierover vijf eigentijdse auteurs van verschillende genres aan het woord. Den Hartog kijkt in haar geval naar Italië tussen 1450 en 1500 en haar ‘vijf stemmen’ bestaan uit schrijvers van een theologisch en een medisch werk, een ridderroman, een Italiaanse novella en een Neoplatoons (filosofisch) traktaat.

“Deze vijf auteurs geven de opvattingen van de intellectuele elite weer. Het gaat hier om universitair professors, hovelingen en theologen. In hoeverre hun opvattingen representatief waren voor die van de rest van de bevolking, blijft natuurlijk gissen. Sommige teksten, zoals bijvoorbeeld een biechthandboek, kwamen via de tussenpersoon van de priester ook weer bij de ‘gewone man’ terecht, voor de rest van de teksten ligt dat moeilijker. Er zijn bijvoorbeeld wel rechtbankverslagen over zaken van seksueel wangedrag waarin getuigen worden geciteerd. Deze zijn alleen schaars en plaatsgebonden dus die heb ik niet gebruikt.”

Het drieluik ‘Dans om het gouden kalf’ door Lucas van Leyden, te Leiden circa 1530.
In dit Bijbelverhaal zijn de Israëlieten ontrouw aan God omdat zij een gouden beeld van een kalf aanbaden. Het drieluik waarschuwt tegen ongeloof en zedeloos gedrag. Op het rechter paneel een vrijend paar.

Rijksmuseum, Publiek domein

De manier waarop de verschillende auteurs over seksualiteit spraken en hoe zij over seksuele relaties oordeelden lijkt op het eerste gezicht sterk van elkaar te verschillen. Den Hartog legt uit: “Dit had in de eerste plaats te maken met de woordkeuze van de auteurs en het genre waar ze voor schreven. Een theoloog die een biechthandboek schrijft, schrijft natuurlijk anders over seks dan iemand die een ridderroman voor het hof schrijft. Maar toen ik al deze opvattingen met elkaar vergeleek, bleken alle auteurs ook veel dingen gemeen te hebben. Ze waren het eens over de belangrijkste regel voor mannelijk gedrag op seksueel gebied eens: rationaliteit en gematigdheid. Deze twee eigenschappen ontbraken overigens – volgens vrijwel alle auteurs – bij vrouwen.”

Womanizer of kuise intellectueel

Het doel van de scriptie was om in kaart te brengen hoe mensen in deze periode dachten over seksuele identiteit en seksueel verlangen en of er een verschil was met Frankrijk rond 1200. En dat was er wel degelijk. Een opvallend verandering zag Den Hartog in de rol van de vrouw. Rond 1200 dacht men nog dat zowel mannen als vrouwen naar elkaar moesten verlangen tijdens seks om zich te kunnen voortplanten. Later in de tijd is dat beeld veranderd. Het aandeel van de man binnen de voortplanting was groter geworden ten opzichte van de vrouw, waardoor ze niet langer gelijkwaardig waren. Daarnaast was seksueel verlangen voor de man nog wel noodzakelijk maar vrouwen hoefden het niet per se leuk te hebben om zwanger te worden.

Maar de mannen hadden het ook niet makkelijk, legt Den Hartog uit. “De gedragscode voor vrouwen op seksueel gebied was duidelijk: vrouwen moesten monogaam en kuis zijn. Dit benadrukt iedere auteur in welke bron dan ook, of dat nou om een ridderroman of een theologische tekst gaat. Voor mannen lag dat ingewikkelder, zij moesten als het ware laveren tussen twee valkuilen. In ridderromans en novellen komt duidelijk het beeld naar voren dat mannelijkheid werd bepaald door potentie, door de frequentie waarmee men seks had, en het aantal sekspartners. Impotentie werd belachelijk gemaakt.”

“Tegelijkertijd benadrukken theologische teksten de zondigheid van buitenhuwelijkse seks en medische teksten de schadelijkheid van excessief seksueel gedrag. Filosofische traktaten zien seksualiteit zelfs als iets dat vermeden moest worden om spirituele vervolmaking te bereiken. Het belangrijkste was echter dat mannen altijd hun verstand moesten blijven gebruiken en zich niet lieten meeslepen door seksuele verlangens. Daarmee brachten ze hun eer en reputatie in gevaar. Mannen moesten steeds de inschatting maken wat het beste was voor hun reputatie: dat van womanizer of van celibatair intellectueel.”

Onverzadigbare verleidster

Uit het onderzoek van Den Hartog bleek dat vier van de vijf auteurs negatief schreven over seks, met uitzondering van de hoofse liefde. “De ridderroman die ik onderzocht, de Orlando Innamorato van Matteo Maria Boiardo, week duidelijk af van de andere vier bronnen in twee opzichten. Ten eerste werd seksualiteit niet gepresenteerd als iets wat zondig of schadelijk was en zoveel mogelijk vermeden diende te worden. Het was juist iets romantisch, een bron van intimiteit tussen twee geliefden die hen dichter bij elkaar bracht en hun relatie naar een hoger niveau tilde.”

“Ten tweede worden vrouwen in de ridderroman niet gepresenteerd als onverzadigbare verleidsters die met iedereen het bed in doken. Ze waren individuen die hun eigen persoonlijke beslissingen maakten waar het om seksuele relaties en sekspartners ging, net als mannen. Boiardo schreef zijn tekst voor de elite aan het hof, waar ook vrouwen een deel van uitmaakten. Daarnaast benadrukte Boiardo zelf herhaaldelijk dat de vrouwen van zijn eigen tijd veel kuiser waren.”

Wat haar opviel was in hoeverre de strenge theologische moraal in vrijwel alle bronnen was doorgedrongen. “De schrijver van een grote verzameling novellen kon het niet laten om voor én na ieder losbandig verhaal over bijvoorbeeld een priester en de vrouw van een kleermaker een klaagzang te houden over de zondigheid van alle vrouwen en de geestelijke klasse in het algemeen. De schrijver van een wetenschappelijk anatomisch traktaat noemde anale seks niet alleen iets dat schadelijk was voor de gezondheid, maar ook iets dat tegen ‘de goddelijke majesteit’ inging.”

De Volkskrant-IISG Scriptieprijs voor Geschiedenis wordt sinds 2010 jaarlijks uitgereikt. Bij de beoordeling let de jury op masterscripties die een duidelijk vernieuwende benadering hebben. Hierbij kan gedacht worden aan een nieuw onderwerp of aan een vernieuwende aanpak van een bestaand onderwerp. Aan de prijs is een geldbedrag van 1500 euro verbonden.

De jury bestond dit jaar uit Jouke Turpijn (Universiteit van Amsterdam), Roel Meijer (Radboud Universiteit Nijmegen), Anna Tijsseling (Universiteit Utrecht) en Ulbe Bosma, Karin Hofmeester en Filipa Ribeiro da Silva van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De jury ontving 36 scripties, vergezeld van lovende aanbevelingsbrieven. Volgens hun juryrapport schreef Marlisa den Hartog een ‘zeer overtuigende scriptie die, als het aan de jury ligt zonder meer geschikt zou zijn om na enige bewerking als boek uitgegeven te worden’. De jury was unaniem zeer enthousiast over haar scriptie vanwege de innovatieve kracht, de creatieve aanpak en de uitmuntende stijl.

Eerdere winnaars van de Volkskrant-IISG scriptieprijs zijn onder andere Bareez Majid (2015), Stefan Penders (2013), Floris Keehnen (2012) en Joppe van Driel (2011).

ReactiesReageer