Wat er in de operatiekamer plaatsvindt, lijkt soms wel een beetje op de machtsstrijd tussen apen. Er wordt beter samengewerkt als de chirurg een ander geslacht heeft dan het merendeel van de collega’s in de operatiekamer. En conflictsituaties ontstaan eerder als het merendeel van de aanwezigen man is. Dat zijn twee conclusies van bioloog Laura Jones die samen met onder andere apenkenner Frans de Waal het gedrag van mensen in operatiekamers onderzocht.
In de operatiekamer (OK) werken mannen en vrouwen samen onder soms hoge druk. Dat samenwerken van de seksen gebeurt nog niet zo lang, zeker niet als je er vanuit de evolutie naar kijkt. Daarom wilden apenonderzoeker Laura Jones en collega’s van Emory University onderzoeken hoe mensen zich gedragen tijdens een operatie. Een belangrijk punt voor de patiëntveiligheid, want als een conflict uit de hand loopt, kan dat direct gevaar voor de patiënt opleveren. Dat bleek bijvoorbeeld in 2002, toen een ruzie tussen twee artsen mede tot de dood van een baby leidde.
Een aantal jaar geleden wees een Amerikaanse anesthesioloog apenkenner Frans de Waal erop dat veel van het apengedrag dat de Waal in zijn boek Chimpanseepolitiek beschrijft, terug te zien is in de OK. Reden voor de Waal om dat verder te onderzoeken. In totaal volgde Laura Jones uit zijn onderzoeksteam het gedrag van artsen, verpleegkundigen en assistenten tijdens tweehonderd operaties in drie Amerikaanse opleidingsziekenhuizen. De resultaten verschenen 2 juli in Proceedings of the National Academy of Sciences. Het is de eerste studie naar gedrag in de operatiekamer waarbij de zorgprofessionals werden geobserveerd door gedragsonderzoekers. Voorgaande onderzoeken werden met vragenlijsten gedaan en dat maakt ze minder betrouwbaar omdat mensen dan over zichzelf moeten aangeven hoe ze zich gedragen.
Geflirt in de OK
In een succesvolle apenrelatie is de verhouding tussen samenwerking en conflictsituaties 5:1. Daarom benaderden de gedragswetenschappers dit onderzoek hetzelfde als wanneer ze apen onderzoeken. Ze hielden exact bij welk gedrag er precies plaatsvond. En registreerden daarbij of het om ‘samenwerking’, ‘conflict’ of ‘geen van beide’ ging. Gewapend met een speciaal lijstje – een ethogram – betraden ze de operatiekamer. Een ethogram bevat een omschrijving van gedrag dat de dieren (mensen in dit geval) kunnen vertonen. Van het uitwisselen van patiëntgerelateerde informatie tot aan dansen (in OK’s staat vaak muziek op). Binnen die gedragscategorieën waren er een aantal duidelijk omschreven opties die geturfd werden. Zo was er de categorie ‘hofmakerij’ met het gedrag: ‘gedrag op zo’n manier dat het de intimiteit tussen twee individuen verhoogt, waarvan een van de twee of beide seksueel geïnteresseerd lijkt (glimlacht of giechelt. Voorbeeld: een technicus die een verpleegkundige plaagt met zijn/haar onflatteuze OK-pakje)’. Bij iedere interactie werd opgeschreven wie het gedrag uitvoerde en richting wie.
“Dit soort observaties zijn nuttig om in kaart te brengen wat er in de OK gebeurt”, zegt Patrick van Veen. De bioloog – niet bij deze studie betrokken – adviseert organisaties over gedragsverandering. “Ik heb zelf mogen observeren in de OK en chirurgen hebben het wel door als de sfeer niet goed is, maar waar dat in zit is moeilijk te bepalen. Dit soort observaties helpen het beter te begrijpen.”
Privézaken
Jones registreerde 6.348 interacties tussen 400 verschillende zorgprofessionals en concludeert dat het merendeel van de communicatie in de OK niet over het werk gaat. Chirurgen en assistenten praten liever over privékwesties of zaken die in de wereld spelen. Bij 59 procent van het gedrag was er sprake van samenwerking. Tijdens 69 van de 200 operaties ontstond er een conflictsituatie, bijvoorbeeld onenigheid over de handelingen. Totaal besloegen de conflicten 2,8% van de sociale interacties. Daarmee is de verhouding samenwerking:conflict anders dan bij apen. Mensen in de operatiekamer werken vaker samen. In de meeste conflictgevallen ging het om milde conflicten; iemand die kortaf was of de ander onderbrak. In 2 procent van de conflictsituaties liep het uit de hand en werd er bijvoorbeeld met materiaal gegooid. Die situaties zijn een bedreiging voor de patiëntveiligheid, stellen de onderzoekers. (zie kader voor een voorbeeld).
Als er een conflict ontstond was dat meestal gericht op iemand een aantal functies lager in rang. De chirurg was het vaakst de veroorzaker, en de verpleegkundige het vaakst het doelwit. Ook bij apen ontstaan conflicten vaak door gedrag van de alfaman richting een aap lager in rang. “Een interessante bevinding”, zegt van Veen. “In mijn eigen observaties en in gesprekken hoor ik dat met name conflicten tussen de anesthesioloog en chirurg (zelfde rang) storend zijn. Misschien dat de Nederlandse situatie daarin anders is dan de Amerikaanse.”
Teamsamenstelling
Een belangrijke vondst is dat het aantal conflicten samen bleek te hangen met de teamsamenstelling. De kans op een conflict was groter als er meer mannen in het team zaten. En de samenwerking was het grootst – en de kans op een conflict het laagst -, wanneer de chirurg van een ander geslacht was dan het merendeel van het team. Daarbij maakte het niet uit of de hoofdchirurg een man of vrouw was. “Dit lijkt sterk op wat we bij apen ook zien”, zegt Laura Jones in een persbericht van Emory University. “Het alfamannetje verkrijgt zijn positie door conflicten met andere mannetjes.” Ook vrouwtjes hebben vaker een conflict met andere vrouwtjes, dan met mannen.
De onderzoekers bekeken ook nog of er een verschil was tussen specialisaties. Bij Gynaecologie vond de meeste samenwerking plaats, en het minste conflict. Bij Cardiothoracale chirurgie vonden de meeste conflictsituaties plaats.
Apengedrag
De onderzoekers noemen de geregistreerde conflicten niet noodzakelijkerwijs negatief. Een meningsverschil kan ook constructief en educatief zijn. Ze pleiten voor meer aandacht voor sociale relaties in de operatiekamer. Diversiteit in teams kan de samenwerking in de OK bevorderen. “Dit onderzoek laat zien dat een OK een microkosmos is van kenmerkend primatengedrag”, zegt Frans de Waal in hetzelfde bericht. De Waal vertelde vorig jaar al over het onderzoek van zijn groep bij Zomergasten. Hij liet daarin een fragment zien van de documentaire ‘Burning out’ over de werkdruk in een Frans ziekenhuis.
Alfatypes
“Een relevante studie die nieuw licht doet schijnen op het functioneren van OK-professionals”, zegt anesthesioloog Jan Klein, die niet bij de studie betrokken was. De Delftse hoogleraar Patiëntveiligheid noemt eerder onderzoek van psycholoog Rhona Flin waaruit blijkt dat er nauwelijks vakinhoudelijke communicatie plaatsvindt tussen het chirurgiedeel en het anesthesiedeel van het OK-team. “De invloed van alfatypes is nog niet eerder zo beschreven. In de luchtvaart is men door schade en schande wijs geworden en is er geen ruimte meer voor alfagedrag. Daar worden teams steeds meer getraind in samenwerking: Crew Resource Managament (CRM). Chirurg en vlieger Marck Haerkens onderzocht deze methode op de intensive care van het Radboudumc en toonde een positief effect aan.” Klein geeft aan dat er in Nederland niet gelet wordt op de man-vrouwverhouding bij het plannen van OK’s, maar dat er steeds meer vrouwelijke chirurgen en anesthesiologen zijn. “Maar er zijn nog steeds eenzijdig samengestelde teams, dus de resultaten zijn ook voor Nederland relevant.”