Naar de content

'Onderzoek in tropische gebieden is voor de wetenschap waanzinnig interessant'

Interview met hydroloog Huub Savenije over werken in ontwikkelingslanden

Huub Savenije

Al tientallen jaren vliegt hoogleraar hydrologie Huub Savenije (TU Delft) de hele wereld over om rivieren te onderzoeken in ontwikkelingslanden. Hij werkt dan altijd nauw samen met de lokale bevolking. Daarvoor krijgt hij nu een belangrijke prijs van de American Geophysical Union. Een interview over safari scientists en extreem weer.

Huub Savenije (links) in overleg met boeren in Zambia.

Huub Savenije

Bring in the Dutch, klinkt het vaak als er ergens in de wereld waterproblemen zijn. Nederlandse ingenieurs brengen dan wel even orde op zaken. “Ik vind dat vrij arrogant en ben er sceptisch over”, zegt hoogleraar waterbeheer Huub Savenije van de TU Delft.

Begrijp hem niet verkeerd. Dat Nederland wereldwijd een geweldige reputatie op het gebied van water heeft, ontkent de hydroloog niet. “We hebben ook zeker veel kennis. Maar dat moet niet worden overdreven. We hebben niet overal een antwoord op en de mensen weten lokaal vaak goed wat er aan de hand is. Maar het ontbreekt hen aan de middelen. Daar kunnen we als Nederlanders best bij helpen. Maar het is dus niet zo dat de rest van de wereld de problematiek niet kent en niet zonder ons kan.”

Deze uitspraak tekent Savenije, die al tientallen jaren in ontwikkelingslanden aan waterprojecten werkt samen met de lokale bevolking. Voor deze aanpak kreeg de hydroloog op 13 december 2017 een belangrijke internationale onderscheiding. Hij won de International Award van de American Geophysical Union. Dat is een soort oeuvreprijs voor het ‘inzetten van wetenschap voor ontwikkelingslanden’.

NEMO Kennislink interviewde Savenije over zijn onderzoek. Een gesprek over waarom hoge dijken niet altijd de beste oplossing zijn en waarom onderzoek in de tropen wetenschappelijk gezien zo interessant is.

Wat trekt u zo aan in het werken in ontwikkelingslanden?

“De relatieve gewelddadigheid van het klimaat. Dat is daar vele malen dynamischer dan bij ons. Je hebt er grote overstromingen en lange periodes van droogte. Dat maakt het waanzinnig interessant. Het onderzoek is daar dus absoluut niet minder hoogstaand. Integendeel. De problematiek in tropische gebieden is veel ingewikkelder dan in de westerse wereld waar een gematigd klimaat heerst. Het is dus wetenschappelijk zeer relevant onderzoek.”

Een onderzoeker inspecteert het irrigatiesyteem van boer Iddi.

Huub Savenije

Er is ook nog een andere kant. Met uw onderzoek in ontwikkelingslanden helpt u anderen. Speelt dat een grote rol?

“Gevoelsmatig is het heel fijn om bij te dragen aan het welzijn van mensen. Wij onderzoeken hoe rivieren zich gedragen. Als we dat beter begrijpen, dan wordt het veiliger voor de lokale bevolking. In Europa zijn we losgeraakt van ons natuurlijk systeem en denken we dat we alles in de hand kunnen houden. Dat is een foute gedachte. Gaat het mis en is er een overstroming, dan is het direct een ramp. In ontwikkelingslanden is dat aan de orde van de dag. Normale, rustige jaren komen nauwelijks voor. Het is zeer droog of extreem nat. De bevolking lijdt er voortdurend onder en het beperkt de ontwikkeling. Als je daar dan verbetering in brengt, dan heeft dat een groot effect.”

Een voorbeeld van hoe u het leven van de lokale bevolking wilt verbeteren is het project Zamsecur. In Zambia hoopt u meer waterveiligheid te creëren door de zijrivieren van de Zambezi te onderzoeken. Hoe pakt u dit aan?

“Deze zijrivieren zorgen voor heftige overstromingen, maar ze zijn slecht bemeten en we weten er weinig over. Als er hoogwater is in de Nederlandse rivieren, dan weet je dat ruim van tevoren. In het Duitse Keulen kunnen ze al dagen van tevoren vertellen wat er bij de Rijn ter hoogte van het Nederlandse Lobith gaat gebeuren. Maar dat is niet zo in Zambia. Als er hoogwater is in de zijrivieren van de Zambezi, dan is dat een grote verrassing voor de bewoners. Heb je beter in de vingers hoe de rivier zich gedraagt, dan kun je ze op tijd waarschuwen.”

Een afvoermeting in een zijrivier van de Zambezi voor het project Zamsecur.

Huub Savenije

En waarschijnlijk ook door maatregelen te nemen, zoals het bouwen van dijken?

“Vaak zijn hogere dijken de oplossing niet. Dat werkt goed in Nederland, waar we rustige rivieren hebben. In ontwikkelingslanden is het vragen om moeilijkheden. Zet je een dijk neer, dan gaan mensen erachter wonen, omdat ze denken dat het daar veilig is. Maar dat is niet zo en hoge dijken zijn daarom een bron van ellende. Het is veel belangrijker dat je mensen leert wat ze moeten doen als het water eraan komt.”

“Maak bijvoorbeeld lage dijken tegen kleine overstromingen, geef ruimte aan de rivier en creëer veilige plekken om naartoe te vluchten. Zet huizen eventueel op palen. Zorg ervoor dat een overstroming niet alles vernielt, zodat je alles snel weer kunt herstellen. Het is bovendien nodig om scholen en ziekenhuizen op veilige plekken te zetten waar genoeg water, eten en elektriciteit is. En daarnaast is een waarschuwingssysteem heel belangrijk, want dan is het mogelijk om mensen tijdig te laten weten wat ze moeten doen. Maar om dit allemaal te realiseren, moeten we eerst weten hoe een rivier zich gedraagt. Daarom is wetenschappelijk onderzoek zo belangrijk.”

U werkt al tientallen jaren samen met de lokale bevolking. Kunt u vertellen waarom u hen zo graag bij projecten betrekt?

“Mijn onderzoek moet altijd leiden tot een beter begrip van de omgeving, maar ook tot het opleiden van mensen in Azië en Afrika. Iets onderzoeken is best mooi, maar het is veel waardevoller als je anderen opleidt om het zelf te doen.”

Het oversteken van een rivier in Zambia waarvan de brug is weggeslagen door hoogwater. Huub Savenije (met hoed) heeft de overkant al bereikt.

Huub Savenije

Daarom hekelt u de safari scientist, een wetenschapper die alleen maar naar het buitenland gaat om een onderzoekje te doen en daarover te publiceren.

“Dat is precies hoe je het niet moet doen. In het westen zijn onderzoekers erg gericht op persoonlijke verdiensten en het publiceren in journals. Dat drijft wetenschappers. Het bestuderen van extreme klimaten is interessant voor een publicatie en daarom verzamelen onderzoekers informatie. Ze zijn korte tijd in het land, worden geholpen door lokale mensen om gegevens te verzamelen, doen veldwerk en schrijven een artikel. Ik ben me er altijd bewust van geweest dat ik onderzoek doe op het terrein van iemand anders. Bij alles wat ik doe ben ik te gast en daarom hoor ik de lokale bevolking te informeren en te betrekken bij de resultaten. Maar ik ga nog een stap verder. Ik wil dat ze zelf ook het onderzoek doen en de mogelijkheden benutten. Dat wordt vaak nagelaten door andere wetenschappers. Niet altijd bewust overigens.”

Kunt u een voorbeeld noemen van deze aanpak?

“In Tanzania deden we mee met een groot NWO-project om de leefomstandigheden van kleine boeren te verbeteren. We werkten samen met Tanzaniaanse en Zuid-Afrikaanse universiteiten. Meer dan de helft van de promovendi kwamen uit Afrika. We onderzochten hoe je het beste regenwater opvangt en laat infiltreren in landbouwgrond om de diversiteit van de gewassen en de opbrengst te verbeten. Dit allemaal met eenvoudige maatregelen. We hebben greppels langs de hoogtelijnen gemaakt waarbij regenwater via paden afstroomt naar de landbouwgrond. Dat zorgde ervoor dat er meer vocht in de aarde zat en boeren eerder konden planten en die gewassen ook beter overleefden. Die informatie hebben we gedeeld met de lokale instantie, zodat het nu ook echt onder boeren wordt gebruikt. Tegelijkertijd weten de onderzoekers aan universiteiten van deze succesvolle aanpak. Daardoor heeft de lokale bevolking er echt wat aan. Uiteraard publiceerden we de resultaten ook nog in wetenschappelijke tijdschriften. Om dit succesvol te doen, zodat iedereen er wat aan heeft, moet je samenwerken vanaf het begin. Al bij het formuleren van de aanvraag moet je samen optrekken.”

Onderzoekers gebruiken een drone bij een rivier in Zambia. Onder de drone zit een camera. Daarmee meten de wetenschappers via stereoscopie de hoogteligging van het rivierbed. Op die manier kunnen ze rivierafvoeren nauwkeuriger bepalen.

Huub Savenije

U heeft in 2000 het initiatief genomen om WaterNet op te zetten. Ook daarbij draait het om samenwerking, want binnen WaterNet trekken meerdere universiteiten in zuidelijk Afrika samen op. Waarom was dit nodig?

“Ik ken zuidelijk Afrika heel goed en het viel mij op dat er destijds geen PhD- of masterniveau was voor wateronderzoek. Er waren wel ingenieursopleidingen, maar als er ingewikkelde problemen zijn dan is een bachelorniveau niet voldoende. Dat vereist minimaal een masterprogramma. De universiteiten hadden daar geen capaciteit voor. Daarom hebben we met meerdere universiteiten een masterprogramma ontwikkeld. Er is een basispakket met vakken, die je bij twee universiteiten in Zimbabwe en Tanzania kunt volgen. Voor specialisatie moet je naar een van de zeven partnerinstellingen. Inmiddels zijn er honderden wetenschappers opgeleid en houden we jaarlijks een conferentie. Een groot deel van de afgestudeerden begint een eigen waterbedrijf, gaat het onderwijs in of werkt bij de overheid. Daar zit dus allemaal meer kennis van water. Daar doen we het voor.”

U heeft heel veel gereisd tijdens uw loopbaan. Volgend jaar gaat u met pensioen. Gaat u dan door met reizen maar dan voor uw plezier?

“Ik wil niet reizen om het reizen en ik ga het kalmer aan doen. Veel mensen vragen me of ik wel kan stoppen. Maar dat is echt mijn bedoeling. Al ga ik ook weer niet stilzitten. Ik maak af waar ik aan ben begonnen, zoals het project in Zambia met de lokale boeren. Ik heb het boek Salinity and Tides geschreven en daar wil een update van maken. Ik voel me ook nog een patron van WaterNet, dat ik wil blijven steunen. Maar op een gegeven moment moet je jezelf overbodig maken. Het is net als bij het opvoeden van kinderen. Je moet het loslaten. Als ze om hulp vragen, ben je er altijd. Maar zonder hun eigen verantwoordelijkheden uit handen te slaan.”

ReactiesReageer