Aardgas staat – na steenkool – wereldwijd niet meer op de tweede plaats als belangrijkste brandstof voor stroomproductie. Dit jaar wordt voor het eerst meer elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, zoals zon en wind, dan uit aardgas geproduceerd. In ons land blijft aardgas echter belangrijk en moet de gaswinning op de Noordzee zelfs gaan toenemen nu de gaskraan in Groningen minder ver open staat.
Als het aan minister Kamp van Economische Zaken ligt, zullen we in de toekomst vaker boortorens op zee gaan zien. In het Nederlandse deel van de Noordzee liggen tientallen kleine gasvelden die nog niet in productie zijn genomen omdat dit voorheen niet commercieel interessant was. Ook liggen er nog kleine gasvoorraden die tegenwoordig met verbeterde technologieën kunnen worden opgespoord. Ons land wil tot aan 2030 graag netto-gasproducent blijven. Gaswinning op zee kan daaraan bijdragen.
Geologen schatten dat er naast de bewezen voorraad van honderd miljard kubieke meter nog eens 165 miljard kubieke meter onder de zeebodem aanwezig is, een hoeveelheid vergelijkbaar met drie tot vier maal het jaarlijkse Nederlandse gasverbruik. Momenteel wordt er offshore uit 150 gasvelden geproduceerd en zullen er nog enkele tientallen binnen vijf jaar in productie worden genomen. Op het vasteland wordt uit ruim honderd kleine velden momenteel gas gewonnen. Ook daar zijn nog nieuwe reservoirs te ontdekken.
Onder de zogeheten ‘kleine velden’ worden alle gasvelden in Nederland gerekend, zónder het Groningen gasveld. Strikt genomen valt schaliegas ook binnen de definitie van ‘kleine velden’.
Kleine velden krijgen voorrang
Ruim driekwart van de als winbaar aangemerkte 883 miljard kubieke meter Nederlands gas is geconcentreerd in het uitgestrekte Groningen gasveld. Het resterende deel zit in de kleine velden, waarvan de helft onder de zeebodem ligt en de andere helft op land. Waar het aardgas op de Noordzee wordt opgepompt, zien we boortorens aan de horizon. Op het vasteland zijn de boorinstallaties vaak nauwelijks zichtbaar in het landschap aanwezig.
Dat de industrie niet intensief zoekt naar de resterende kleine gasvelden heeft te maken met de hoge kosten van offshore-activiteiten. Gasexploratie is duur en de nog resterende velden zijn klein. Daar valt simpelweg niet veel aan te verdienen. De grote, lucratieve velden zijn als eerste gevonden en al decennialang in productie. Deze raken nu echter langzaamaan uitgeput. Om de industrie een steuntje in de rug te geven, overweegt de Nederlandse overheid gaswinning op zee fiscaal aantrekkelijker te maken.
‘Gaswapen’
Dat voordeel komt dan nog bovenop de steun die de Nederlandse staat al geeft aan olie- en gasbedrijven die in ons land actief zijn. Hier bestaat de unieke situatie dat de overheid voor veertig procent deelneemt aan zowel de exploratie als de winning van olie en gas. Als er uiteindelijk gas (of olie) geproduceerd wordt, heeft de staat ook recht op veertig procent van de opbrengsten. Deze financiële constructie is vooral interessant voor kleine bedrijven, voor wie de financiële risico’s van exploratie extra groot zijn.
Met de toegenomen risico’s op aardbevingen rondom het Groningen veld is het ‘kleine velden-beleid’ nu extra actueel geworden. Dit beleid houdt in dat gasproductie uit kleine velden voorrang krijgt om zo de productie uit het Groningen veld – die inmiddels is teruggedraaid tot 30 miljard kuub – te ontlasten. Een tweede argument om de productie zo lang mogelijk vol te houden komt voort uit de wens om niet afhankelijk te worden van gasimporten uit landen als Rusland. President Poetin heeft immers laten zien gasleveranties in te zetten als politiek drukmiddel en zich niet altijd te houden aan handelsafspraken.
Noorwegen en Rusland
Niet alleen Nederland vreest een grotere afhankelijkheid van Russisch gas in de toekomst. Ook de Europese Unie wil dit vermijden. Het zijn de Oost-Europese lidstaten die de afhankelijkheid van Russisch gas nog meer vrezen dan de West-Europese landen.
Vorig jaar lag het gasverbuik in alle EU-landen samen op vierhonderd miljard kubieke meter, minder dan de jaren ervoor. Doordat de productie echter sneller afneemt dan de vraag, verwacht de EU in de toekomst last te zullen krijgen van grote gastekorten.
De EU-landen die het meeste gas verbruiken zijn – naast Nederland – Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië, aldus cijfers van de Eurogas. De EU importeert het aardgas vooral uit Noorwegen en Rusland; vloeibaar gas (LNG) komt via havens als Rotterdam binnen uit Algerije en Qatar. Van alle EU-landen is Nederland de belangrijkste gasproducent.
Verrassende ontwikkeling
De trend naar minder gasconsumptie is overal in de wereld zichtbaar. De populariteit van gas neemt af als brandstof in elektriciteitscentrales, ten gunste van steenkool. Maar het meest verrassend is toch wel dat het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen – zoals met name windenergie – aardgas van de tweede plaats heeft verdrongen. Dat levert een tegenstrijdig fenomeen: terwijl het aandeel schone energie toeneemt, neemt tegelijkertijd óók het aandeel vieze energie toe.
Warmtevoorziening
Ook in ons land wordt stroom steeds ‘viezer’ opgewekt, zo blijkt uit een in oktober gepubliceerde ranglijst, opgesteld door een groep consumenten- en milieuorganisaties. De onderzochte 37 stroomleveranciers bleken gemiddeld iets slechter te presteren dan vorig jaar. De reden: meer steenkool.
Bronnen als zon en wind zullen in de toekomst een steeds groter aandeel in de stroomvoorziening gaan innemen. Grote windparken op zee, verder uit de kust dan nu het geval is, moeten al binnen tien jaar een derde van de Nederlandse bevolking van stroom gaan voorzien. Schone stroom zal echter niet op alle fronten ingezet kunnen worden. De warmtevoorziening valt daar grotendeels buiten. Zo is ook de hele huishoudelijke infrastructuur in ons land op aardgas ingesteld en ook voor de industrie en tuinbouw zal gas voorlopig een belangrijke brandstof blijven.
Gas wordt daarom wel als een geschikte, relatief schone brandstof gezien in een overgangsperiode naar een duurzame energievoorziening. Niet zo vreemd dus dat de Nederlandse overheid de positie van Nederland als belangrijke Europese gasproducent voorlopig wil handhaven en na 2030 – als het Nederlandse gas op is – als gasimporteur en -exporteur een belangrijke rol wil spelen.
Infrastructuur hergebruiken
Technisch gezien zijn er bij de ontwikkeling van gasvelden op zee meer hobbels te nemen dan op landlocaties. Niet alleen is de exploratie duurder dan op land, ook de offshore-winning is een stuk kostbaarder. Om gaswinning op zee toch rendabel te maken, is het belangrijk om gebruik te maken van de infrastructuur die al aanwezig is. Nu de bestaande kleine offshore-velden langzaam uitgeput raken, worden deze afgesloten en verlaten waardoor ook infrastructuur verdwijnt. Dat is ongunstig voor toekomstige winningsprojecten.