Naar de content

Leeshulp voor leerlingen met dyslexie

Welke hulpmiddelen werken en welke niet?

Een uitsnede van een kind dat een boek leest. Daaromheen staan gekleurde letters.
Een uitsnede van een kind dat een boek leest. Daaromheen staan gekleurde letters.
Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

Er komen steeds meer hulpmiddelen voor dyslexie op de markt. Toch is het voor ouders en leerkrachten vaak moeilijk om hun weg hierin te vinden. NEMO Kennislink sprak met een orthopedagoog en een dyslexiebehandelaar: wat werkt wel en wat werkt niet?

Speciale lettertypen, luisterboeken, voorleessoftware. Tegenwoordig kunnen leerlingen met dyslexie gebruikmaken van allerhande hulpmiddelen om het lezen en schrijven te vergemakkelijken. Het zijn welkome oplossingen in een onderwijssysteem dat veelal gebaseerd is op geschreven teksten, waardoor slechte lezers al snel een achterstand oplopen. Maar werken ze ook echt?

Een kind schrfijt met een pen op een stuk papier.

Kinderen met dyslexie hebben moeite met lezen en schrijven omdat hun hersenen de koppeling tussen klanken en geschreven tekens niet goed kunnen maken.

Flickr, dotmatchbox via CC BY-SA 2.0

De diagnose dyslexie wordt vaak gesteld in groep 4, 5 of 6 van het basisonderwijs. In groep 3 zijn vaak al de eerste signalen te zien. Dat is het moment dat kinderen leren lezen en schrijven. De mate van dyslexie verschilt per kind en ook de manier waarop het zich uit varieert. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld meer moeite met het onderscheiden van klanken in spraak, anderen met het omzetten van die klanken in schrift. Bovendien is dyslexie deels genetisch bepaald: als ouders het hebben is de kans groter dat hun kinderen het ook hebben.

Ruimte tussen letters

Dat het aantal hulpmiddelen voor dyslexie toeneemt is natuurlijk een goede ontwikkeling, maar voor leerkrachten en ouders is het soms moeilijk om een keuze in dit aanbod te maken. Wat kunnen zij nu eigenlijk doen als hun leerling of kind de diagnose dyslexie krijgt? Daarvoor spreek ik met Madelon van den Boer, orthopedagoog aan de Universiteit van Amsterdam. Ze doet onderzoek naar de basisvaardigheden van kinderen in het basisonderwijs en schrijft hier ook een boek over voor leerkrachten. Want juist die groep mist soms nog handvatten.

Soms kan een kleine handeling al een grote impact hebben, zoals de ruimte tussen de letters van een tekst aanpassen, vertelt Van den Boer. “In wetenschappelijk jargon noem je dat ‘spacing’, wat betekent dat je zowel de ruimte tussen letters binnen een woord als tussen de woorden wat groter maakt. Ik heb zelf twee studies gedaan waaruit blijkt dat alle beginnende lezers hier baat bij kunnen hebben, dus ook kinderen met dyslexie. De ruimte tussen de woorden moet dan 3,5 keer de ruimte tussen de letters zijn. Als leerkracht kun je zelf de tekenafstand in Word aanpassen. Dat moet je maar net weten.”

Sommige lesmethoden passen de opmaak van hun boeken aan voor leerlingen met dyslexie. Ook bestaat er spraaksoftware om studieboeken te laten voorlezen.

Afbeelding van Karolina Grabowska via Pixabay

Dat is overigens het enige visuele hulpmiddel dat volgens wetenschappelijk onderzoek effectief is gebleken. Dat geldt dus niet voor het manipuleren van de achtergrondkleur van een tekst, of het gebruik van een speciaal lettertype voor dyslexie. Zo’n speciaal lettertype bestaat overigens wel: het Dyslexie-font werd in 2008 in Nederland gelanceerd en in 2011 verder uitgerold naar een aantal Engelstalige landen. Toch bleek uit diverse studies dat het lettertype op zichzelf geen effect had op de leesvaardigheid van mensen met dyslexie. Een Australische studie liet ziet dat de positieve effecten die waren gevonden, herleid konden worden tot de ruimte tussen de letters en woorden (‘spacing’) die wordt gebruikt bij dit lettertype. Arial met dezelfde spacing geeft hetzelfde resultaat.

Héél veel lezen

In het basisonderwijs ligt de nadruk vooral op extra lezen, legt Van den Boer uit. Luisterboeken ondersteunen wel het leesproces, maar helpen de kinderen nog steeds niet om woorden te identificeren. “De tendens in het basisonderwijs is om kinderen vooral in de onderbouw te stimuleren om zelf met lezen bezig te zijn. Dat vinden kinderen niet altijd leuk, maar het is wel dé manier om het lezen echt te verbeteren. Dat wil niet zeggen dat deze kinderen thuis niet naar een luisterboek mogen luisteren, maar als lesmethode wordt hier voorzichtig mee omgegaan.”

Luisterboeken kunnen wel helpen om de woordenschat van kinderen op te bouwen. Maar kinderen met dyslexie hebben juist moeite om woorden en klanken aan elkaar te koppelen, en wanneer ze naar luisterboeken luisteren trainen ze dus niet die vaardigheid waar ze al slecht in zijn. Daarom krijgen kinderen in groep 4, 5 en 6 vooral leesbegeleiding, vertelt Van den Boer. Dat betekent dat ze hardop lezen met een begeleider, die hen waar nodig corrigeert en bijstuurt.

“Als je wilt leren lezen moet je een koppeling maken tussen hoe een woord klinkt, wat het betekent en hoe het er geschreven uitziet. Goede lezers leggen die koppeling heel snel. Ze zien een woord, slaan het op in hun geheugen en een volgende keer herkennen ze het en lezen ze al sneller. Bij kinderen met dyslexie gaat dat proces veel trager. Ze moeten een woord letter voor letter identificeren. Zij moeten een woord dus heel vaak zien om het op te slaan. En dat proces moeten ze eigenlijk heel vaak door om de accuraatheid en snelheid van het lezen te kunnen vergroten.”

Aversie tegen lezen

Volgens Van den Boer is kilometers maken in het lezen eigenlijk de enige oplossing voor kinderen met dyslexie. Maar dat is tegelijkertijd heel ingewikkeld, want deze kinderen hebben meestal juist een enorme weerzin tegen lezen omdat ze er zoveel moeite mee hebben. Daarom moet je het lezen aantrekkelijker maken. Van den Boer noemt zogenaamde theaterleesboeken, waarbij kinderen met elkaar kunnen lezen en ieder een eigen rol hebben. En voor ouders en kinderen heb je samenlees-boeken, waarin ouder en kind om beurten een fragment lezen. “Uit onderzoek blijkt dat vijf minuten extra lezen per dag al uitmaakt voor je woordenschat. Dus elke minuut dat je leest, telt.”

In het voortgezet onderwijs liggen de accenten anders, omdat dan de basis in het lezen al is gelegd. Petra Beuk is huiswerkbegeleider voor middelbare scholieren en gespecialiseerd in leerlingen met dyslexie. Zij heeft wel wat moeite met de strenge houding ten opzichte van luisterboeken in het basisonderwijs. Dagelijks begeleidt ze kinderen die vastlopen in het onderwijs door hun dyslexie. “Stel je voor dat je iedere dag wordt geconfronteerd met iets wat iedereen eigenlijk automatisch kan, dat is heel frustrerend.” Voor haar is het heel herkenbaar, want ze heeft zelf ook dyslexie.

Leerlingen met dyslexie ontwikkelen soms een aversie tegen lezen, omdat lezen hen zoveel moeite kost.

Pxhere via CC0

Volgens Beuk kunnen luisterboeken heel erg helpen om kinderen met dyslexie toch te laten ervaren hoe leuk boeken zijn. Omdat deze boeken worden ingesproken in de studio, hebben ze ook de juiste intonatie, die spanning in de tekst brengt. Ook veel studieboeken zijn inmiddels als luisterboek beschikbaar, vertelt Beuk. “Je hebt bijvoorbeeld de Lex app van Dedicon, dat is een stichting voor slechtzienden. Ook de Passend Lezen-app bevat veel luisterboeken, en is via de bibliotheek gratis toegankelijk voor kinderen tot en met achttien jaar. Die app kun je installeren op je telefoon en dan kun je met oortjes in meelezen met de tekst.”

Digitale lesomgeving

Naast luisterboeken zijn er programma’s die werken met spraaksynthese, waarbij geschreven tekst wordt omgezet in gesproken tekst. Voorbeelden zijn Kurzweil en ClaroRead. Bij deze programma’s kun je een pdf invoeren en die wordt dan woord voor woord door een stemcomputer voorgelezen. “Het grote voordeel hiervan is dat het woord dat wordt voorgelezen, ook wordt gehighlight. Op die manier kun je zelf goed meelezen, en helpt het dus ook om de koppeling te leggen tussen het geschreven woord en de bijbehorende klank, zodat je die kunt opslaan in je brein.”

Deze hulpmiddelen worden steeds meer geïmplementeerd in het onderwijs. Wel zijn er grote verschillen tussen scholen, vertelt Beuk. Kurzweil is een heel duur programma, dus de kans bestaat dat het vooral gekocht wordt door rijkere scholen. En als je het programma eenmaal hebt ben je er nog niet. “Eigenlijk moeten alle toetsen dan ook omgezet worden in Kurzweil. Daarvoor zit ook nog vaak te weinig kennis bij de scholen. Ze willen dat bijvoorbeeld niet omzetten, omdat er een woordenboek zit in Kurzweil, dus dan geef je leerlingen een voorsprong. Maar dat woordenboek kun je ook blokkeren.” Ook zijn er steeds meer lesmethodes die naast een papieren lesboek online leermiddelen aanbieden. In die digitale omgeving staat vaak ook het boek in gesproken vorm. “Docenten weten dat vaak niet. Dus soms loopt een leerling te ploeteren en weet de docent niet welke tools er zijn.”

Breder onderwijs

En dan ziet Beuk ook nog verbeterpunten bij het schoolexamen. Daar mag je vaak wel gebruikmaken van een voorleesapp, maar alleen in het eerste tijdvak. In het tweede tijdvak, waarin de herkansingen plaatsvinden, mag dit alleen bij Engels en Nederlands. “Je kunt je wel voorstellen: al die examenteksten moeten worden voorgelezen in de studio, dus dat doen ze niet voor alle vakken. Maar stel: je hebt als dyslect een herkansing voor geschiedenis. Dat is dus heel veel leeswerk.” Overigens is het wel mogelijk om gedurende beide tijdvakken te kiezen voor spraaksynthese, en bij VMBO-kader en -basis doen leerlingen digitaal examen, waarbij alles kan worden voorgelezen.

Toch zou het onderwijs ook op andere manieren toegankelijker gemaakt kunnen worden voor kinderen met dyslexie, volgens Beuk. Niet alleen door het aanbieden van hulpmiddelen, maar door het onderwijs te verbreden. “Dyslecten blinken juist uit op andere vaardigheden. Daar zou het onderwijs beter op in kunnen spelen. Ik had bijvoorbeeld een leerling die heel veel tijd had gestopt in haar boekbespreking: ze had van ieder hoofdstuk een samenvatting gemaakt, mindmaps getekend. Vervolgens kreeg ze een toets en haalde een 3. Maar leerlingen met dyslexie lezen op macroniveau, ze onthouden veel meer de grote lijnen, dus dan moet je ze niet gaan bevragen op details. Bij een luistertoets zou het helpen als deze leerlingen de tekst al van tevoren zouden mogen inzien. Laat in de klas meer filmpjes zien. Dat beklijft bij hen beter. Of werk met mindmaps om verbanden te leggen.”