Naar de content

'Internet betekent veel voor de wetenschap'

Interview met wetenschapsonderzoeker Laurens Hessels

Verschillende mensen werkend achter een computer aan lange witte tafels in een bibliotheek.
Verschillende mensen werkend achter een computer aan lange witte tafels in een bibliotheek.
Freepik

Het internet zou zonder de wetenschap niet bestaan, maar inmiddels ziet de wetenschappelijke wereld er ook heel anders uit dankzij het internet.

Onderzoek doen, communiceren met collega's, data delen en verwerken, het gaat allemaal heel anders dan vijftig jaar geleden. Hoe verandert het internet de wetenschap? Wetenschapsonderzoeker Laurens Hessels houdt zich aan het Rathenau Instituut en de Universiteit Leiden bezig met de maatschappelijke waarde van wetenschap. Al sinds zijn promotieonderzoek bekijkt hij de werking van het wetenschapssysteem. Hij ziet dat de opkomst van internet van grote invloed is geweest op de wetenschap, en dat nog steeds is.

Hoe heeft de opkomst van het internet de wetenschap veranderd?

“Het internet heeft heel veel betekend voor de wetenschap. In zekere mate bestaat het internet dankzij de wetenschap, omdat onderzoekers een manier zochten om gegevens uit te wisselen. Dat is meteen een van de belangrijke voordelen van internet: het delen van onderzoeksgegevens via internet met collega's over de hele wereld. Dan kun je samen analyses maken van diezelfde dataset en die met elkaar bespreken. De trend is nu steeds meer om de data openbaar beschikbaar te stellen, zodat wie dan ook er gebruik van kan maken. Dat geeft heel veel meer mogelijkheden.”

“Een ander heel belangrijk punt is toegang tot publicaties. Moet je je voorstellen dat het vroeger allemaal op papier ging. Eens in de maand verschenen de nieuwe tijdschriften. Sommige onderzoeksgroepen hadden de traditie om dan met z'n allen een paar uur in de bibliotheek te gaan zitten, de tijdschriften te verdelen en elkaar te vertellen wat voor interessante dingen ze hadden gelezen. Nu krijg je gewoon een stroom aan artikelen in je mailbox en je kunt alles online opzoeken. Dat is al heel belangrijk: de toegang tot publicaties, waardoor je op de hoogte bent van de resultaten die je collega's in het buitenland behalen en je heel efficiënt daarop kunt voortbouwen.”

Laurens Hessels.

Laurens Hessels is senior onderzoeker aan het Rathenau Instituut en hoogleraar aan de Universiteit Leiden.

Laura Marienus/Rathenau

Dat zal invloed hebben op de snelheid van de wetenschap?

“Zeker! De ontwikkeling van het coronavaccin is een mooi voorbeeld dat heeft laten zien hoe snel onderzoekers kunnen werken als het moet. Dat was zonder internet natuurlijk onmogelijk geweest. Communicatie is in veel beroepsgroepen belangrijk, maar binnen de wetenschap helemaal. E-mails, videogesprekken en conferenties gewoon online houden in plaats van fysiek – geweldig dat je op die manier toch bij elkaar kunt komen.”

Alleen dankzij het internet is er toegang tot de data en is meedoen de moeite waard

“Dat samenkomen is belangrijk, omdat wetenschap zo gespecialiseerd is. Veel onderzoekers hebben maar een handjevol mensen in hun eigen land met wie ze echt op niveau van gedachten kunnen wisselen. Wiskunde is bijvoorbeeld super gespecialiseerd. Wiskundigen zitten in hun eentje te worstelen met heel ingewikkelde theoretische puzzels. Die hebben er veel baat bij om contact te hebben met iemand anders die precies dezelfde interesse en dezelfde achtergrond heeft. Internet is dan heel nuttig.”

Grootschalige samenwerking

Heb je een voorbeeld van wetenschappelijke hoogstandjes die zonder internet niet mogelijk zouden zijn?

“Grootschalige onderzoeksfaciliteiten zijn mogelijk dankzij internet. De meest beroemde grootschalige faciliteit is CERN in Zwitserland. Daar is het Wereldwijde Web ook begonnen. Als je geen internet zou hebben, dan zou je een investering om met zoveel landen samen zo'n grote faciliteit te bouwen ook niet voor elkaar krijgen. Alleen dankzij het internet is er toegang tot de data en is het de moeite waard om mee te doen. Doordat je nu zo makkelijk data kan uitwisselen en zo snel kan delen met elkaar, ontstaan nieuwe vormen van grootschalige samenwerking.”

“Minister Dijkgraaf opende pas geleden in Chili een geavanceerde telescoop. Dat is ook een voorbeeld van heel veel landen die op een andere schaal gaan samenwerken dankzij de digitale technologie, anders was het gewoon niet gelukt. Dat zijn wel mooie dingen.”

Een lange gang met naast een dubbele deur een grote gouden plaquette met daarop  de tekst 'Where the web was born'.

Een plaquette in de gang bij het Zwitserse onderzoeksinstituut CERN herinnert aan het begin van het wereldwijde web.

CERN, Maximilien Brice

Hoe heeft het internet je eigen onderzoek veranderd?

“Ik ben nog niet zo oud; toen ik begon met het onderzoek was het internet al behoorlijk vergelijkbaar met nu. Maar de sociale wetenschappen heeft het wel degelijk veranderd. Ten eerste maakt het internet bestaande fenomenen beter toegankelijk voor onderzoekers, zoals archieven of vergaderingen in het parlement. Er zijn steeds meer grote datasets beschikbaar om het gedrag van mensen te bestuderen. Daarnaast ontstaan er ook heel nieuwe digitale fenomenen om te onderzoeken, heel interessant voor sociale en geesteswetenschappen. Denk aan vlogs, online gokken of online dating.”

Oververhit

Meer communicatie, het delen van data en resultaten, reusachtige internationale samenwerkingen… Zijn er ook nadelen van het internet voor de wetenschap?

“Er gaat veel mis in de wetenschap. De wetenschap is steeds sneller gaan functioneren. De verleiding is groot om haastig te werken, en omdat iedereen onder druk staat om te presteren zie je ook dat er regelmatig dingen misgaan. Je zou kunnen zeggen dat de wetenschap oververhit is geraakt. Gelukkig zijn er corrigerende mechanismen, waardoor fouten uiteindelijk toch aan het licht komen.”

“Privacy en het eigenaarschap van data vormen ook een kwestie. Waar worden de enorme datasets – met soms gevoelige informatie – bewaard? Dat is toch vaak bij grote bedrijven in de cloud. Je kunt je afvragen of het daar in goede handen is. Want hoe gaan die bedrijven met die datasets om? Wie heeft er toegang?”

“En je hebt de kwestie van cyberveiligheid. Door het internet zijn universiteiten kwetsbaar. De Universiteit Maastricht heeft een keer een week platgelegen door een cyberaanval. Dat was zonder het internet natuurlijk niet gebeurd.”

Internet draagt bij aan globalisering. Heeft dat specifiek nog een keerzijde?

“Er zijn wetenschappers die waarschuwen dat er minder baanbrekende ontdekkingen worden gedaan, en dat onderzoekers moeite hebben om ‘risicovol’ onderzoek te starten . Ze zijn bang voor homogenisering van de wetenschap, dat de globalisering leidt tot meer eenheidsworst, ook in de wetenschap.”

“Daarnaast zijn er de meer geopolitieke aspecten en de risico's dat strategische kennis vanuit Nederland bij onvrije staten of vijandige landen als Iran of China terechtkomt. Het is een hot issue op dit moment hoe je daar verstandig mee omgaat. Het ideaal van wetenschap is juist dat het zo veel mogelijk met elkaar delen van kennis de wetenschap beter maakt. Maar er zijn ook veel gegevens waarvan je van tevoren niet wist dat die uiteindelijk op een negatieve manier gebruikt kunnen worden.”

Is er ook iets waar je zelf direct mee te maken hebt?

“Als ik zoek naar wetenschappelijke literatuur, gebruik ik vaak Google Scholar. Dat gebruikt de meest geavanceerde algoritmes die door zelflerende systemen tot stand zijn gekomen, en geeft relevante resultaten. Aan de ene kant is dat geweldig, want dat maakt het veel sneller en makkelijker. Maar er kleven ook wel echt problemen aan. Google weet namelijk ook wie ik ben. Als jij en ik dezelfde zoekopdracht invoeren, krijgen we niet dezelfde resultaten. De zoekmachine associeert allerlei dingen met mijn identiteit. Daardoor zie je misschien wel belangrijke publicaties over het hoofd. En je kunt in een soort bubbel terechtkomen, waardoor er zoekresultaten ontbreken. ‘Die vindt Laurens toch niet interessant, want daar klikt hij nooit op’, denkt de zoekmachine dan.”

Burgers doen mee

Even terug naar de positieve kanten van internet. Vroeger was wetenschap iets dat op afgebakende plekken, op instituten gebeurde. Klopt het beeld dat nu alles openbaar en vrij is, en dat iedereen toegang heeft? Of is dat wat romantisch?

“Het kan nu zeker dat iemand zich interesseert in een onderwerp en door zelfstudie echt deskundig wordt op een bepaald gebied. Bovendien is er de ontwikkeling van citizen science, burgers doen mee aan de wetenschap. Dat kan via een formeel onderzoeksproject, georganiseerd door een wetenschappelijke instantie, maar het gebeurt soms ook dat het initiatief echt vanuit de maatschappij zelf komt. En zo’n onderzoek kan met resultaten komen die door de wetenschappelijke gemeenschap serieus genomen moeten worden. Do-it-yourself-science, of community science, wordt het wel genoemd.”

“Een beroemd voorbeeld is Flint, een klein plaatsje in Michigan. Daar waren grote problemen met de volksgezondheid. De inwoners hebben dat vanuit een soort activistische wetenschap, niet gedreven vanuit nieuwsgierigheid, maar door onvrede en wantrouwen richting de overheid, heel systematisch onderzocht. Ze hebben een gigantisch schandaal ontmaskerd: het ging om lood in het drinkwater. Uiteindelijk een mooi voorbeeld van hoe internet mensen helpt om zelf wetenschappelijk onderzoek te doen.”

Een man houdt een protestbord vast met daarop de tekst 'Flint, Michigan water. Poisoning children since 2014'.

Protestbord over de watercrisis in het Amerikaanse Flint tijdens een demonstratie in 2017.

Edward Kimmel, Wikimedia Commons via CC BY-SA 2.0

Hoe gaat het internet in de toekomst het doen van wetenschap veranderen?

“Ik vind het lastig om internet helemaal los te zien van de andere ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Maar ik zie wel een trend. Van oudsher was onderzoek gericht op verklaren en begrijpen. Nu zie je de opkomst van een nieuw soort wetenschap die zich meer bezighoudt met beschrijven en voorspellen. Met grote datasets kun je patronen vinden, zonder echt de causale relaties aan te wijzen. Dus zonder te begrijpen waarom precies kunnen zelflerende systemen allerlei voorspellingen doen.”

“Brain science is een goed voorbeeld. Want we weten niet precies hoe dat brein werkt, welke hersencellen precies wat doen. Maar door gewoon heel veel gegevens te verzamelen van heel veel patiënten, kun je patronen ontdekken. En dan niet per se de mechanismen erachter verklaren, maar er wel voorspellingen mee doen. Bijvoorbeeld dat groepen patiënten met bepaalde kenmerken wel of geen depressie zullen ontwikkelen.”

“Kunstmatige intelligentie kan ook zonder internet wel bestaan. Maar de heel geavanceerde vormen die er nu zijn, zoals ChatGPT of de zoekmachines van Google, die zijn alleen maar tot stand gekomen dankzij enorme hoeveelheden data om mee te oefenen. En dat is natuurlijk zonder het internet niet mogelijk.”