Elektriciteit is bíjna zo vanzelfsprekend als de lucht die we inademen. Je vergeet snel dat er honderden jaren wetenschap en innovatie achter schuilgaan. Het boek Stroom, de wereld achter het stopcontact vertelt dit verhaal, van de eerste bizarre experimenten met die curieuze elektriciteit tot de ontwikkeling van hypermoderne stroomnetwerken.
Hoe afhankelijk je bent van elektriciteit besef je pas als het er niet meer is. Televisie kijken? Vergeet het maar. Een muziekje opzetten is er ook niet bij en per telefoon vragen of bekenden óók zonder stroom zitten is onmogelijk. Langzaam kom je er in het pikdonker achter dat de verwarming er óók mee is gekapt. Een boek lezen bij een uit de onderste la geviste kaars dan maar?
Mensen in de Gelderse Bommelerwaard kunnen er over meepraten. In 2007 maakten ze een voor ons land zeldzaam lange stroomstoring mee. Twee volle dagen zaten vijftigduizend huishoudens rond Zaltbommel, Maasdriel en Geldermalsen zonder elektriciteit. De storing had ook een zeldzame reden: een laagvliegende gevechtshelikopter van Defensie beschadigde een hoogspanningsmast, en moest verderop een noodlanding maken. Gelukkig heeft het Nederlandse elektriciteitsnetwerk verder een gemiddelde leveringszekerheid van ruim boven de 99,99 procent, waarmee het een van de zekerste netten van de wereld mag heten.
Deze unieke stroomstoring is de opening van het boek Stroom, de wereld achter het stopcontact, waarin emeritus professor elektriciteitsvoorziening van de TU Delft Lou van der Sluis en wetenschapsjournalist Jos Wassink vertellen hoe stroom deze centrale plek in ons leven veroverde. Van de tijd dat experimenten met elektriciteit vaak enkel tot vermaak van het toegestroomde publiek diende, tot het uitrollen van smart grids. Ondertussen komen ook de basisprincipes van elektriciteit voorbij, én lees je over het ontstaan van de elektrotechnische industrie in ons land. Bij elkaar is dat best veel, maar de rijkgeïllustreerde pagina’s maken dit volle bordje behapbaar.
Van curiositeit tot levensbehoefte
Het begon als curiositeit. In de 18e eeuw was elektriciteit een attractie, zoals de zogenoemde elektriseermachine van John Cuthbertson in Haarlem. Die kon enorme vonken over laten slaan tussen metalen ballen. De elektrische lading hiervoor kwam van glazen platen die langs een rij paardenharen draaiden. Luigi Galvani verbaasde in Italië het publiek met afgehakte kikkerbillen, die samentrokken als hij er spanning op zette.
Pas in de 19e eeuw werd elektriciteit ingezet in apparaten, zoals deurbellen en telegraaftoestellen. De Italiaan Alessandro Volta had zijn ‘zuil van Volta’ ontwikkeld, de allereerste batterij, en wetenschappers konden daarmee driftig experimenteren met stroom. Michael Faraday gebruikte de batterij in zijn onderzoek naar elektromagnetisme, elektrolyse werd ontdekt (het omzetten van water in waterstof en zuurstof onder een elektrische spanning) en de elektromotor en elektromagneet zagen het licht.
Aan het einde van de 19e eeuw kwam elektriciteit écht van de grond. Inmiddels was er een grondige wetenschappelijke basis gelegd door wetenschappers als James Clerk Maxwell, George Ohm, André-Marie Ampère, van wie sommige namen voortleven als eenheden in de elektriciteitsleer. Olie- en gaslampen werden vervangen door elektrisch licht, elektrische motoren verdrongen de stoommachines in fabrieken en treinen.
De ontwikkelingen gingen niet zonder slag of stoot. Zoals wel vaker moest de nieuwe technologie eerst ‘afrekenen’ met de oude technieken. Van der Sluis en Wassink beschrijven bijvoorbeeld hoe gasfabrikanten (die veel verlichting verzorgden) elektriciteit in een kwaad daglicht stelden. Elektrische verlichting zou volgens hen veel meer geld kosten en ook veel minder mooi van kleur zijn. Maar de nieuwe technologie was niet tegen te houden. Het stroomnet groeide begin 20e eeuw als kool en het in eerst instantie gefragmenteerd elektriciteitslandschap (waarin iedere gemeente eigen elektriciteitsproductie regelde) werd steeds meer onderling verbonden. Het voordeel van die steeds grootschaligere productie en bijkomende hogere spanningen betekende ook een betrouwbaarder en efficiënter netwerk.
In de vorige eeuw ontstond het huidige elektriciteitsnet via een provinciaal en nationaal netwerk dat inmiddels middels diverse verbindingen aan de buurlanden is geknoopt. Daarbij zijn ook de standaarden voor elektriciteit ontstaan, zoals de 230 volt en 50 hertz die nu uit ons stopcontact komt. In de naoorlogse jaren steeg het aantal elektrische apparaten in huis sterk, en met die stofzuigers, wasmachines en televisies groeide ook het stroomverbruik. In de jaren zestig gemiddeld met zo’n 8,6 procent per jaar. Inmiddels was in Nederland een succesvolle elektrotechnische industrie ontstaan, met onder andere motorfabrikanten, kabelfabrieken en transformatorbouwers. Ook hier gaat het boek uitgebreid op in.
Waar we inmiddels staan? Zijn we eindelijk ‘klaar’ met onze stroomvoorziening? Allerminst. We staan voor de monumentale taak om de opwekking van elektriciteit te verduurzamen. Richting het einde van het boek leggen Van der Sluis en Wassink uit wat dit betekent voor het ontwerp van het energienet. Het zeer grillige karakter van veel duurzame bronnen kan gedeeltelijk worden opgevangen door goede verbindingen tussen landen. Maar waarschijnlijk ontkomen we niet aan het opslaan van grote hoeveelheden energie.
Een avondje zonder stroom
Zoals gezegd, een absoluut pluspunt is het beeld in het boek. De pagina’s zijn zeer rijk geïllustreerd en tussen de foto’s en tekeningen vind je zelfs strips met professor Clarence Feldmann in de hoofdrol (de ‘grondlegger’ van het Nederlandse elektriciteitsnet), die op ontdekkingstocht gaat door de moderne stroomvoorziening.
Wat een beetje vreemd aanvoelt is de volgorde in het boek. Het begint met de ontwikkeling van het Nederlandse elektriciteitsnetwerk in de 19e en 20e eeuw, en gaat dan terug naar de eerste proeven met elektriciteit in de eeuw daarvoor, plus de beginselen van de elektriciteitsleer. Vervolgens gaat het weer verder met de ontwikkeling van het elektriciteitsnetwerk na de oorlog.
De ‘historische’ hoofdstukken zijn uitgebreid, maar afhankelijk van je interesses misschien wat langdradig. Ondanks de duidelijke schrijfstijl van het boek, is de natuurkundige uitleg van de principes van elektriciteit soms lastig te volgen. Wat voor de elektrotechnicus misschien gesneden koek is, gaat voor een leek te snel, de mooie infographics ten spijt. Al met al is Stroom, de wereld achter het stopcontact waarschijnlijk een boek waar je doorheen bladert op zoek naar wat jíj interessant vindt. Een boek waar iedereen wel wat uithaalt. Misschien tijdens een van die spaarzame avondjes zonder stroom?