Naar de content

Hoe kun je meer talen betrekken in het onderwijs?

Twee 'taalportretten': een inkleur-model van alle talen die voor een kind een rol spelen.
Twee 'taalportretten': een inkleur-model van alle talen die voor een kind een rol spelen.
Mirjam Günther-van der Meij voor NEMO Kennislink

Europese scholen krijgen steeds meer te maken met meertalige leerlingen. Het inzetten van meer talen in de klas biedt voordelen voor alle leerlingen, volgens een eerste praktijkstudie in Friesland en Luxemburg.

Op Europese scholen neemt het aantal meertalige leerlingen toe. Kinderen met een migratieachtergrond of uit expatgezinnen brengen vaak meerdere talen mee. En ook kinderen die opgroeien met een regionale taal zijn vaker van huis uit tweetalig. Om deze groeiende groep leerlingen te bedienen, wordt veel onderzoek gedaan naar nieuwe onderwijsmodellen.

In veel van deze modellen gebruiken niet alleen leerlingen zelf hun thuistaal op school, maar ook de leerkrachten, voor zover mogelijk. Het bewust inzetten van meerdere talen in de klas staat ook bekend als ‘translanguaging’. Zo’n aanpak vraagt om een grote omschakeling, omdat school- en thuistaal nu nog strikt gescheiden zijn.

Over de uitwerking ervan in de praktijk was tot nu toe ook maar weinig bekend. Joana Duarte, universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en lector aan de NHL Stenden Hogeschool, onderzocht een meertalige aanpak in Luxemburg en Friesland.

Drietalig onderwijs

Luxemburg is een drietalig land, met als officiële talen Luxemburgs, Frans en Duits. In de kleuterklassen is de voertaal Luxemburgs, daarna leren kinderen ook Duits en Frans op school. Daarnaast is er een grote groep met een Portugese afkomst (circa zeventien procent). Op basisscholen ligt het percentage nog hoger. Het aantal meertalige kinderen is dus groot.

Friesland is een tweetalige provincie, waar naast het Nederlands het Fries een officiële taal is. Diverse scholen in Friesland bieden tweetalig of zelfs drietalig onderwijs, waarbij Nederlands, Fries en Engels worden gebruikt. Meestal kiezen deze scholen elke dag voor een andere instructietaal. De ene dag worden alle vakken in het Nederlands gegeven, een andere dag in het Fries et cetera.

Ook in Friesland heeft een groot deel van de inwoners (circa tien procent) een migratieachtergrond. Maar migrantentalen hebben nog geen plek in het onderwijs. In dit onderzoeksproject werd hiermee geëxperimenteerd.

Minderheidstalen

Duarte observeerde in haar onderzoek honderdveertig kinderen van tien verschillende scholen: daaronder waren 55 vijfjarigen in Luxemburg en 85 kinderen tussen de zeven en twaalf jaar in Friesland. De onderwijzers waren geïnstrueerd om meerdere talen te gebruiken in de klas. Niet alleen de officiële talen, maar ook de onofficiële minderheidstalen werden als experiment ingezet. In de Luxemburgse situatie sprak de hoofddocent Luxemburgs en werd een extra docent ingezet die kennis had van het Portugees.

In Friesland schakelde de docent tussen Fries, Nederlands en Engels. De kinderen werden aangemoedigd om meerdere talen te gebruiken. De leerkracht liet de leerlingen bijvoorbeeld groeten of tellen in hun thuistaal. Naast Fries, Nederlands en Engels waren dat vooral Pools en Arabisch. In elke klas werd vijf uur van de lessen vastgelegd op video. Op basis van het videomateriaal maakte de onderzoeker een analyse en ging ze in gesprek met de leerkrachten, om te ontdekken wat de voor- en nadelen van deze aanpak waren.

Brugfunctie

Hoewel de meeste leerkrachten in het begin sceptisch waren, omdat ze bang waren dat het veel extra werk op zou leveren, reageerden ze na afloop erg positief over de uitwerking van een meertalige benadering. Deze vervult volgens hen vooral een brugfunctie: het helpt leerlingen cognitief om verbanden te kunnen leggen tussen de verschillende talen in hun omgeving, en het heeft een sociale meerwaarde.

Door de thuistalen een gelijkwaardige positie te geven in de klas, worden ook de onderlinge verhoudingen van de leerlingen gelijkwaardiger. Om deze doelen te bereiken hoeven de leerkrachten nog geen kennis te hebben van alle thuistalen, vertelt Duarte: “Onze leerkrachten weten precies hoe ze talen in kunnen zetten zonder deze zelf te spreken. Je kunt simpel beginnen: groeten, tellen, de dagen van de week laten opnoemen.”

Maar het inzetten van de thuistaal als instructietaal, waarvoor de docent dus wel over meer talenkennis moet beschikken, biedt nog meer voordeel: op deze manier kun je leerlingen die het Nederlands nog niet zo goed machtig zijn, de leerstof nog beter laten begrijpen. Dit bleek vooral uit het Luxemburgse experiment, waarbij een leerkracht met kennis van Portugees werd ingezet. “Rekenen en geschiedenis gingen veel sneller bij de leerlingen met een Portugese achtergrond. De thuistaal helpt bij de cognitieve verwerking.”

Twee 'taalportretten': een inkleur-model van alle talen die voor een kind een rol spelen.

Opdracht uit het onderzoek: Bedenk welke talen/dialecten jij met je familie, vrienden, buren, leerkrachten spreekt en welke talen je leuk vindt of misschien zou willen leren. Welke kleuren vind je bij deze talen passen? Bijvoorbeeld: de taal voor liefde is rood en zit in je hart. Kleur het onderstaande poppetje zo in dat al jouw talen erin voorkomen.

Mirjam Günther-van der Meij voor NEMO Kennislink

Buddysysteem

De onderzoekers zijn zich ervan bewust dat de meeste scholen zich zo’n extra leerkracht niet kunnen veroorloven. Maar daar zijn allerlei oplossingen voor te vinden. “De scholen waarmee we samenwerken gebruiken tablets, Google Translate (ook voor het Fries), verschillende internetbronnen in meerdere talen. Maar ze gebruiken ook vaak een buddysysteem waarin oudere leerlingen met dezelfde of een vergelijkbare thuistaal jongere leerlingen coachen. Ook ouders en grootouders worden ingezet als ambassadeurs voor de eigen thuistaal en cultuur. Ze komen voorlezen, vertellen over tradities of geven schrijflessen in de thuistalen. Op deze manier kunnen docenten meertaligheid stimuleren, zonder zelf alle talen te moeten leren of extra leerkrachten erbij te halen.”

Dat dit experiment geslaagd is komt volgens Duarte ook doordat onderzoekers en leerkrachten van het begin af aan samen optrokken. Op basis van theoretische kennis vanuit de onderzoeksgroep maakte het team van leerkrachten hun eigen lesmateriaal en testte dat vervolgens in de klas. Door deze bottom-up-benadering konden de docenten ook stapje voor stapje toewerken naar een meertalige benadering. “Het moet een ethos van de leerkracht worden”, aldus Duarte.

Bronnen:
  • Joana Duarte en Mirjam Günther, Meer meertaligheid in het basisonderwijs… Ja maar, hoe?, MeerTaal (januari 2019)
  • Joana Duarte, Translanguaging in the context of mainstream multilingual education, International Journal of Multilingualism (augustus 2018), DOI: 10.1080/14790718.2018.1512607
ReactiesReageer