We weten vaak wat de beste keuze is, maar gedragen ons er niet naar. In hun boek ‘Nudging’ vertellen psycholoog Denise de Ridder en organisatiewetenschapper Lars Tummers hoe kleine zetjes in de gewenste richting, zogenaamde nudges, kunnen helpen. Een leesbaar boek over een actueel onderwerp.
Het aantal keuzes dat we op een dag maken is enorm. Met de fiets of de auto naar het werk, trap of lift, pauze nemen of niet, daghap in de kantine of eigen boterhammen, daghap met of zonder mayonaise, op tijd naar bed of serie afkijken, groot of klein rondje met de hond, koffie met of zonder cafeïne en ga zo maar door. Alleen al als het om eten gaat maken we naar schatting tweehonderd, grotendeels onbewuste, beslissingen.
We weten dat het verstandiger is om groenten klaar te maken dan friet te halen. Waarom gedragen we ons toch anders dan dat we graag zouden willen? En hoe wordt het makkelijker om goede keuzes te maken? Hoogleraar psychologie Denise de Ridder en hoogleraar bestuurs- en organisatiewetenschappen Lars Tummers, beiden verbonden aan de Universiteit Utrecht schreven er een boek over. In ‘Nudging’ leggen ze duidelijk uit hoe ons keuzegedrag in elkaar steekt en hoe ‘duwtjes’ in de goede richting, zogenaamde nudges, kunnen aanzetten tot betere keuzes. Als groenten in de supermarkt op ooghoogte liggen, brengt dat de gezonde keus onder de aandacht. Zo simpel kan een nudge zijn.
Gedragsverandering is lastig
Boeken over de ellende van gedragsverandering en goede keuzes maken waren er al wel. Neem ‘Je brein de baas’ van neuropsycholoog André Aleman, die het falen van goede voornemens in het nieuwe jaar bijvoorbeeld wijt aan een gebrek aan cognitieve controle. Zijn boek gaat in zekere zin ook over nudges, bijvoorbeeld als hij aanbeveelt je sportschoenen naast de voordeur te zetten en anderen deelgenoot te maken van jouw doel. Maar het onderwerp komt daarin minder expliciet aan de orde.
Het boek van De Ridder en Tummers is bedoeld als een introductie in de ‘nudge’ als gereedschap voor overheden, werkgevers en jezelf om goede keuzes te stimuleren. Ze beginnen hun verhaal met een uiteenzetting van de manier waarop wij keuzes maken. Ze halen de bekende Israëlische psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman aan, volgens wie we twee denksystemen hebben: een systeem waarmee we gedachteloze, snelle keuzes maken (bijvoorbeeld wat je op je brood doet) en een systeem voor langzaam denken (bij de aankoop van een huis).
Nudges richten zich nu nog vooral op dat snelle denken, waarvan verondersteld wordt dat we daarmee de mist in gaan. Een voorbeeld van een ‘duwtje’: Zet bij een buffet kleinere borden neer en mensen eten onbewust minder, ook al scheppen ze nog steeds hun bord vol.
‘Gewoon goed’ of het allerbeste?
Het boek doet wat het belooft en zet voor de lezer uiteen waarom verstandige keuzes maken zo moeilijk is en hoe nudges daarbij kunnen helpen. Het verhaal is goed te volgen, op een enkele theoretische uitleg na.
Bij de passage over heuristieken – vuistregels die helpen om een complex probleem eenvoudiger te maken, waardoor het gemakkelijker wordt om tot een oordeel, keuze of beslissing te komen – is het even doorbijten. Na vier pagina’s tekst waarin een heuristiek iets abstracts blijft, volgen gelukkig de voorbeelden die duidelijkheid scheppen. Stel, je zoekt een nieuw telefoonabonnement dat bij je past. Je kunt dan streven naar het allerbeste en alle mogelijke keuzes nalopen, maar genoegen nemen met ‘gewoon goed’ is dan bijvoorbeeld een heuristiek die je keuze makkelijker kan maken.
Dit boek komt op een goed moment. Overheden, bedrijven en werkgevers experimenteren volop met nudges. Hotels vermelden bijvoorbeeld dat ‘negentig procent van de gasten aan het milieu denkt en hun handdoek hergebruikt’, want niemand wil afwijken van de norm. De NS biedt gevulde koeken en chocola minder prominent aan en verkoopt daardoor meer appels en suikervrije repen. Maar voor veel mensen zijn de duwtjes een nieuw fenomeen. Burgers lijken er wat in te zien, maar juristen en filosofen zijn over het algemeen minder enthousiast: zij vinden nudges betuttelend en manipulatief.
Nudges kunnen we pas succesvol inzetten als er ook draagvlak voor is, beargumenteren De Ridder en Tummers. Door het publiek te informeren over het bestaan ervan maken de auteurs daarmee vast een begin. Jammer dat de onderzoekers in het boek niet zelf meer naar voren komen: ze worden nergens voorgesteld, er zijn geen persoonlijke anekdotes en weinig verwijzingen naar hun eigen onderzoek.
Over nudges zijn de laatste vragen nog niet beantwoord. Blijven ze werkzaam op de lange termijn? Verminderen ze echt keuzestress? En wat als je nou gewoon niet wil sporten of gezond wil eten, kan je dan nog wel ontsnappen aan al die goedbedoelde ‘duwtjes’? De auteurs hopen met hun eigen onderzoek antwoorden te vinden. Over een paar jaar heeft ‘Nudging’ hoogstwaarschijnlijk een update nodig.