De journalistiek wordt steeds verhalender. Een nieuwsbericht over een moord lees je bijvoorbeeld vanuit het perspectief van een slachtoffer of zelfs een dader. Op die manier kan de lezer zich beter inleven, maar dat is niet altijd positief.
‘De ouders van Aurélie hebben nog altijd haar eerste gevangenispasje met daarop haar foto: het strakke gezicht, de wilde blik in haar ogen, de mondhoeken naar beneden, ze herkennen haar nauwelijks. Het was vijf dagen nadat het was gebeurd.’
Dit lijkt misschien het begin van een spannende misdaadroman, maar in werkelijkheid is dit de inleiding van een artikel in de Volkskrant over een moeder die onder invloed van antidepressiva haar twee kinderen vermoordde. Desalniettemin leest het nieuwsartikel als een roman door de verhalende elementen. Recent onderzoek laat zien dat deze narratieve technieken invloed hebben op de leeservaring; ze kunnen bijvoorbeeld het leestempo versnellen of juist vertragen. Maar het gebruik ervan in journalistieke rapportages roept ook vragen op over de eventuele bezwaren. Het schrijven van meeslepende verhalen lijkt op het eerste gezicht niet te stroken met het idee van de objectieve journalistiek.
Romanpersonages
Verhalen als die over Aurélie kom je steeds vaker tegen in de media. Droge feiten worden door journalisten in een literair jasje gestoken. Maar wat is de verhalende journalistiek precies, en waar komt het vandaan? “Het is niet nieuw, laten we daar eens mee beginnen.” Aan het woord is Mirjam Prenger, universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam.
Prenger legt uit dat journalisten in de 20e eeuw steeds vaker vanuit hun eigen standpunt over verhalen begonnen te rapporteren. De meest recente golf van verhalende journalistiek gaat nog een stap verder door echte gebeurtenissen te vertellen vanuit het perspectief van de mensen die erbij betrokken waren – als zijnde personages in een roman. Prenger: “Alsof je in het hoofd van de hoofdpersoon zit. Dat noemen we binnenperspectief. Daarin kunnen lezers niet alleen te weten komen wat een personage doet of zegt, maar ook wat hij of zij denkt, voelt, en ziet.”
Cameraperspectief
Er zijn verschillende manieren om verhalende effecten in de journalistiek te bewerkstelligen. Eén daarvan is door met vertelperspectief te spelen. Kobie van Krieken, onderzoeker aan de Radboud Universiteit die zich specialiseerde in de taal van verhalen, vergelijkt het met het camerastandpunt in een film of een serie. Het cameraperspectief kan dichtbij of juist verder weg zijn. Schrijvers maken gebruik van zogenaamde viewpoint markers om perspectief aan te duiden.
Van Krieken: “Viewpoint markers zijn woorden, die aangeven dat wat gaat volgen een weergave is vanuit een subjectief perspectief.” Viewpoint markers heb je in vele soorten en maten. Bijvoorbeeld werkwoorden die een zintuiglijke ervaring aanduiden, zoals ‘zien’ en ‘horen’, of woorden die het perspectief van de verteller weergeven, zoals ‘ik’ of ‘zij’. “Viewpoint markers zijn echt wat verhalen tot verhalen maakt. Als je ze weghaalt, zijn het geen verhalen meer.”
Lezen maakt empatisch
Volgens Van Krieken leent tekst zich zelfs beter voor het spelen met perspectief dan film. Schrijvers kunnen bepaalde viewpoint markers gebruiken om lezers sterker te laten identificeren met personages in een verhaal. Het identificeren met personages speelt een belangrijke rol in onderzoek naar verhalen. “In essentie komt het erop neer dat je een soort emotioneel-cognitieve band opbouwt met een personage tijdens het lezen of kijken. Het aardige is dat je daar bijna niet aan ontkomt wanneer je zo’n binnenperspectief hebt. Dat is ook onbewust. Je wordt bijna gedwongen mee te voelen en mee te denken.” Dat is moeilijker te realiseren in audiovisuele media. Het is namelijk erg lastig om een hele film uitsluitend vanuit zo’n binnenperspectief te schieten.
Het identificeren met een personage in een verhaal kan allerlei effecten op de lezers hebben. Het kan de mate van waardering voor een tekst vergroten, en het zou zelfs de sociale vaardigheden van lezers kunnen beïnvloeden. Canadese onderzoekers hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat mensen die veel fictie lezen doorgaans empathischer zijn. Van Krieken legt uit: “In tegenstelling tot de werkelijkheid, kun je in romans zien wat andere mensen denken, voelen en zien. Dat is waarschijnlijk een heel goed trainingsprogramma, een laboratorium, waarin je allerlei verschillende perspectieven kunt uitproberen. En uiteindelijk word je in het echte leven beter in het raden van wat andere mensen voelen.”
Te veel overtuigingskracht
In bepaalde gevallen kunnen narratieve elementen de betrokkenheid van de lezers bij het verhaal versterken. Maar, benadrukt Prenger, “het hangt er erg van af of de vorm past bij de inhoud. Je kunt een heel goed verhalend stuk schrijven over hoe je een belastingformulier invult, maar dat lees je omdat je feitelijke informatie wilt en dan zitten al die technieken in de weg.”
Maar ook als vorm en functie wel in overeenstemming zijn, is de betrokkenheid die dan tot stand komt niet altijd wenselijk. Van Krieken illustreert dit met het krantenartikel over Aurélie. Een week nadat dit verhalende stuk werd gepubliceerd, verscheen er een ingezonden brief van een psychiater in dezelfde krant. Slechts een aantal uur na het verschijnen van het artikel over Aurélie, ontving hij de eerste e-mail van een bezorgde patiënt. De patiënt wilde stoppen met haar antidepressiva. Vele e-mails en telefoontjes volgden.
De psychiater was vanzelfsprekend niet blij met het meeslepende, verhalende artikel: ‘Uiteraard moet eerlijke, rationele en genuanceerde informatie worden gegeven over de voor- én nadelen. Tot die tijd kunnen onze patiënten sensationele antidepressiva-verhalen missen als kiespijn.’ Dit voorbeeld laat zien dat journalisten voorzichtig moeten omspringen met de overtuigende kracht van narratieve journalistiek.
Ook Prenger erkent de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van viewpoint markers in de journalistiek: “Ik denk wel dat de discussie over de ethiek nog veel te weinig gevoerd wordt. Met alle problemen van dien. Waar liggen de grenzen van wat je wel en niet mag doen? In hoeverre je in mag grijpen, mag condenseren, mag spelen met de tijd, en dingen mag behandelen in andere tijdsvolgorde omdat dat narratief beter uitkomt. Wat je allemaal weg mag laten. Al die keuzes horen bij narratieve journalistiek, daar mag wat mij betreft veel meer permanent over gediscussieerd worden.”
Ook genoeg voordelen
Ondanks de uitdagingen die journalisten tegenkomen wanneer ze narratieve elementen gebruiken, is Prenger optimistisch over het gebruik ervan. “Je kunt een onderzoeksjournalistiek verhaal zonder enig concessie aan de inhoud aantrekkelijker maken.” Ook Van Krieken benadrukt het belang van narratieven: “Verhalen doen vaak wel iets met mensen. Dus als ik in de krant een verhaal lees over een vluchteling die al maanden onderweg is, ouders verloren, geen eten, geen slaapzak, helemaal niks, dan komt dat veel meer binnen dan een kort nieuwsberichtje.”
Van Krieken vervolgt: “Op het moment dat je in het perspectief van die ander zit, dan leer je iemand ook beter begrijpen. In verhalen kun je op die manier ook kennismaken met de innerlijke wereld van mensen die anders zijn dan jij. Een andere cultuur, een andere beroepsgroep, ander opleidingsniveau, ander milieu. Wat in het echte leven gewoon nooit zou gebeuren. We zoeken in het echte leven vaak naar mensen die op ons lijken, want die snappen we beter. Maar juist het kijkje in het innerlijke leven van iemand anders kan belangrijker zijn dan die overeenkomsten.”