Naar de content

'Het paradigma over de mens staat op instorten'

Interview met David Wengrow over Het begin van alles

Bergslay voor Pixabay

‘Het begin van alles’ is een nieuwe geschiedenis van de mensheid, die veel hardnekkige overtuigingen ondergraaft. Volgens auteur David Wengrow leidt onze beperkte blik op de geschiedenis tot een gebrek aan politieke verbeeldingskracht.

Toen prehistorische mensen nog in kleine groepen leefden en rondtrokken als jager-verzamelaars, konden ze vreedzaam samenleven, zonder overheerst te worden. Er waren nauwelijks grote conflicten of geweldsuitbarstingen en er was geen privébezit. Op het moment dat de landbouw zijn intrede deed, verschenen ook de eerste grootgrondbezitters ten tonele, steden ontstonden en al snel grepen autocratische heersers de macht. Het begin van ongelijkheid, grootschalig geweld en onderdrukking. Maar ook van schrijf- en rekentaal, cultuur, complexere techniek, kortom: beschaving.

Dit is – heel kort samengevat – het heersende beeld van de geschiedenis van de mens. Het is het narratief van Steven Pinker, Jared Diamond en Yuval Harari, en zelfs de optimistische Rutger Bregman (‘De meeste mensen deugen’) volgt dit scenario in grote lijnen.

Maar wat als het begin van de menselijke samenleving er op veel plaatsen heel anders uitzag? “Er waren in de prehistorie ook complexe samenlevingsvormen, complete steden, waarin geen centraal gezag aanwezig was”, zegt David Wengrow koeltjes in de lobby van een Amsterdams hotel. “Het schrift en grootschalige landbouw speelden daarin geen rol, maar tienduizenden mensen leefden er vreedzaam en ik durf zelfs te zeggen democratisch samen – zonder vorsten, heersers, onderdrukking of oorlogen.”

Archeoloog David Wengrow (1972) werkte samen met antropoloog David Graeber (1961-2020) ruim tien jaar aan een boek waarin de geschiedenis van de mensheid wordt verrijkt met een heel andere verhaallijn. Graeber, die hoogleraar was aan de Londen School of Economics en die als activist en publieke intellectueel aan de basis stond van Occupy Wallstreet, overleed kort nadat het boek was afgerond. David Wengrow, hoogleraar vergelijkende archeologie van University College Londen, toert nu in zijn eentje rond om hun opmerkelijke boodschap te verkondigen. Met veel succes: het boek komt in tal van landen uit en belandt hoog in de bestsellerlijsten.

Een van uw centrale stellingen is dat schaalvergroting in de prehistorie niet altijd leidde tot onderdrukking en ongelijkheid. Waar baseert u dit op?

“We hebben ontzettend veel bewijs van jager-verzamelaars-samenlevingen waarin de landbouw nog niet geïntroduceerd was, in het Midden-Oosten bijvoorbeeld, waar enorme aantallen mensen samenleefden zonder duidelijke hiërarchie. Op het Amerikaanse continent hebben we monumentale sites van culturen – in Louisiana – waarin lang voor de introductie van de landbouw duizenden mensen samenleefden in steden, ook zonder heersers.”

Maar als de landbouw zijn intrede doet is het alsnog afgelopen met de vrijheid voor de meeste mensen?

“Het oude verhaal zegt eigenlijk dat landbouw altijd leidde tot privé-eigendom en daarmee tot (groot)grondbezit en ongelijkheid. Maar ook dat is niet waar. We weten nu dat planten en kruiden op minstens tien plaatsen in de wereld onafhankelijk van elkaar in landbouwcultuur werden gebracht. Maar de gevolgen waren niet overal hetzelfde. Op sommige plaatsen leidde het tot steden die strak geleid werden door aristocratische families, zoals in delen van China, waar ook bureaucratie en centraal gezag groeide. Maar op een verrassend groot aantal andere plaatsen bracht de landbouw juist een meer egalitaire cultuur dan wat eraan voorafging – ook in Oostelijk en Zuidelijk Azië.”

Maar als ergens geen sporen van zijn – zoals van heersers of centraal gezag – dan weet je toch nog niet zeker dat het er níet was?

“Wat archeologen doen om toch duidelijkheid te krijgen is vergelijkingen maken. Kijkend naar verschillende terreinen en opgravingen kun je altijd meer zien en begrijpen dan je zou kunnen concluderen wanneer je enkel naar één plek of regio kijkt. Wat betreft centraal gezag, zoals heersende koninklijke families, is dat niet zo ingewikkeld. Als autocratische leiders door alle tijden heen één universele eigenschap delen is het wel dat ze je graag vertellen dat ze er zijn. Musea staan er vol mee. Kijk naar Egypte: als er machtige heersers zijn, dan zorgen ze er altijd voor dat je niet makkelijk over ze heen kunt kijken.”

En er zijn ook bewijzen voor het tegendeel: vroege vormen van democratie?

“Zeker. In wat nu Oekraïne is bijvoorbeeld, hebben wetenschappers enkele decennia geleden al enorme steden ontdekt – overigens gebeurt dat nu ook door met radarapparatuur over de akkers te lopen en vervolgens digitale reconstructies te maken, dus zonder te graven. Nog behoort dit gebied tot de meest vruchtbare streken ter wereld, vandaar dat we nu met een graancrisis zitten. In het huidige Oekraïne waren ten tijde van de grote steden in het Midden-Oosten (Mesopotamië) ook al steden, die veel minder bekend zijn. Enorm uitgestrekte gebieden vol huizen die in cirkelvormen gebouwd waren. Er zijn geen paleizen en geen tempels gevonden, maar elke cirkelvormige “wijk” had wel een eigen centrale plek, een soort plein. Dit heeft minstens 800 jaar zo gefunctioneerd, zonder dat er heersers of families boven stonden.”

En dit geldt ook voor meerdere continenten?

“Zeker. In Midden-Amerika bevond zich bijvoorbeeld de multi-etnische mega-stad Teotihuacan. Die had in zijn hoogtijdagen meer dan honderdduizend inwoners, vergelijkbaar met het keizerlijke Rome. Toen archeologen hier begonnen met graven, dachten ze eerst dat ze paleizen en villa’s hadden gevonden, zo ruim en goed was alles opgezet. Maar gaandeweg bleek dat iedereen hier in een “paleis” leefde; de mensen deelden er met enkele gezinnen enorme, comfortabele gebouwen. Ook hier waren per sectie gemeenschappelijke plaatsen om samen te komen. Die samenlevingen waren misschien niet perfect egalitair zoals wij dat zouden definiëren – er was misschien gender-ongelijkheid en een soort gezagsindeling op basis van leeftijd – maar geen centraal gezag, en alle inwoners leefden in aangename, ruime behuizingen.”

Het klinkt te mooi om waar te zijn: complexe samenlevingen waren lang niet altijd hiërarchisch en onderdrukkend. Waar komt al dat nieuwe bewijsmateriaal ineens vandaan?

“Ons verhaal is nieuw, maar de gegevens die wij gebruiken om het te onderbouwen zijn niet door ons ontdekt. Het bewijsmateriaal dat we in ons boek gebruiken, is afkomstig uit bekende wetenschappelijke bronnen. Archeologen zullen er nauwelijks iets in aantreffen wat ze nog niet kennen.”

Hoe kan het dat het grote publiek nog nooit gehoord heeft van deze bewijzen, zoals reconstructies van matriarchaten en vreedzame, vroeg-democratische prehistorische steden?

“Veel van deze bronnen zijn niet makkelijk toegankelijk voor het publiek, ze bevinden zich achter betaalmuren van wetenschappelijke tijdschriften. De specialisten kennen ze wel, maar die praten niet altijd even goed met elkaar, laat staan met het publiek. Bovendien: enorm veel nieuwe gegevens van de afgelopen dertig tot veertig jaar druisen echt in tegen enkele zeer diep verankerde paradigma’s van de menselijke geschiedenis, zoals de verbinding tussen landbouw, grondbezit en onderdrukking. Wetenschappelijke paradigma’s kunnen activerend zijn, maar ze kunnen ook werken als oogkleppen. Een paard met oogkleppen volgt één spoor, maar kan niet opzij kijken en loopt daardoor aan veel voorbij zonder het op te merken.”

En zo dendert ook de geschiedschrijving in één richting door?

“Ja. Maar geleidelijk aan stapelt het bewijs dat het paradigma ondergraaft zich steeds verder op. Uiteindelijk bereik je een kantelpunt, dan is er zoveel bewijs dat niet strookt met het dominante verhaal, dat het paradigma er een beetje wankel uit begint te zien. Wat wij in ons boek betogen, is dat we nu op dit punt zijn aanbeland. Sommige centrale ankers waar het oude verhaal op gebouwd is, zijn niet langer houdbaar. Het idee van de landbouwrevolutie bijvoorbeeld, en de oorsprong van de staat, zijn niet meer staande te houden in het licht van al deze gegevens van de laatste decennia.”

Sceptici zullen zeggen dat u zich schuldig maakt aan ideologisch wensdenken.

“Het zijn denk ik juist de bestaande geschiedenisboeken die een idee opleggen aan het verleden, en die de feiten daaraan ondergeschikt maken. Als mensen een sterke weerzin voelen tegen ons verhaal, dan voelen ze die juist vanuit ideologische overtuiging, want wij betogen niets zonder onomstreden wetenschappelijke onderbouwing. Wat wij laten zien is dat de vroege geschiedenis van de mens in complexe samenlevingsvormen veel rijker en gevarieerder was dan tot nu toe werd aangenomen. Dat is belangrijk om ons te realiseren, om het te durven zien. Als we dat niet kunnen, getuigt dit van een gebrek aan verbeeldingskracht waarmee we naar samenlevingen kunnen kijken – inclusief die van onszelf.”

ReactiesReageer